Wouter Lutkie en het Verdinaso

Sam van Clemen, Turnhout

 

In de geschiedschrijving van Verdinaso-Nederland ging de aandacht tot nu toe vooral uit naar leider Ernst Voorhoeve en zijn twee bekendste secondanten Ernest Michel en Henri Bruning. Minder bekend is dat ook de Nederlandse priester Wouter Lutkie een rol heeft proberen te spelen. Alleen historica Griet van Haver wijdde hieraan enkele regels in haar proefschrift. Ze handelde vooral over de mislukte poging van Lutkie in 1935 om Van Severen te betrekken bij het fascistisch onderzoeksinstituut Instituto universale di studi corporativo (IUSC).[1] Onderzoek in het archief van Lutkie en van het door hem geleide tijdschrift Aristo leert echter dat er meer aan de hand was dan tot nu toe aangenomen. Dit willen we aantonen in deze bijdrage.

Wouter Lutkie (1887-1968) geraakte nog voor zijn priesterwijding in 1919 onder invloed van katholieke schrijvers als Léon Bloy.[2] Na moeilijkheden met zijn geestelijke oversten trok hij zich in 1922 terug op het landgoed Soli Deo in de gemeente Nuland. In de geest van Bloy werd hij sympathisant van Charles Maurras en zijn Action française en vooral van Mussolini en fascistisch Italië. Vanaf dat jaar sprak hij in tijdschriften als Katholieke Staatkunde met grote waardering over de Duce. Voor het nationaal-socialisme zou hij echter nooit sympathie hebben en het zelfs bestrijden.

Nadat onder zijn leiding vanaf 1928 al het maandblad Oisterwijk verscheen, rolde vooral onder zijn initiatief in 1930 het eerste exemplaar van het katholieke en intellectueel hoogstaande maandblad Aristo van de persen. Het tijdschrift bevatte zowel politieke als literaire bijdragen en wilde een forum zijn voor alle politieke en filosofische overtuigingen. Het blad profileerde zich echter onder impuls van Lutkie als onverbloemd fascistisch en vermeldde zelfs Benito Mussolini in de lijst van zijn medewerkers.[3]

Belangrijk is dat zowel Bruning als Michel vanaf het begin behoorden tot de groep medewerkers. Dat is niet zo verwonderlijk, want beiden gaven vanaf 1930 het integristische tijdschrift De Paal uit, waarvan de inhoud Lutkie "uitstekend beviel". Beiden pleegden in Aristo zowel literaire als politieke bijdragen. Ernst Voorhoeve zocht meteen contact met Lutkie na de verschijning van het eerste nummer van Aristo.[4] De beeldhouwer vond de verschijning een goede zaak, maar vond het jammer dat de redactie principieel weigerde om afbeeldingen op te nemen. Dat hield immers in dat de door Voorhoeve beoefende beeldende kunsten niet aan bod zouden komen. Lutkie stelde hem gerust en bood Voorhoeve zelfs aan om zelf hierover bijdragen voor Aristo te plegen. Hiervan is echter niets in huis gekomen.[5] Uit bovenstaande volgt dat Lutkie dus reeds voor de oprichting van het Verdinaso in 1931 contact had met de belangrijkste Nederlandse sympathisanten van dat Verdinaso en dus de basis voor een eventuele verdere samenwerking al was gelegd.[6]

Het lag ook in de lijn van het Verdinaso-programma dat in Nederland de werking zou worden uitgebouwd. Door de Dietse Studentencongressen waren er de voorbije jaren geregeld contacten geweest met Vlaanderen en hierdoor kreeg het Verdinaso vanaf 1932 in Nederland vaste voet aan de grond. In 1933 telde Verdinaso-Nederland al 172 ingeschreven leden. Van groot belang was de propagandareis van Van Severen naar Nederland begin 1934. Verschillende nieuwe leden sloten zich aan, waaronder niet toevallig Voorhoeve, Bruning en Michel. Deze drie waren, naast medewerker of sympathisant van Aristo, tevens de drijvende kracht achter het in 1933 opgerichte integristische tijdschrift De Christophore en zaten dus net als Lutkie ideologisch op dezelfde golflengte als Van Severen. Dit blad zou echter op verzoek van Van Severen verdwijnen na hun toetreding tot het Verdinaso. Het trio bleek een geweldige aanwinst voor het Verdinaso: Voorhoeve werd later rijksorganisatieleider voor Nederland, Michel propagandaleider en Bruning zou geregeld meewerken aan Hier Dinaso!.[7]

Na de afkondiging van de nieuwe marsrichting in 1934 en wellicht ook door de toespraken van Van Severen in Nederland, ging Lutkie zich interesseren voor het Verdinaso en zocht hij contact met zijn leider. Dit kaderde wellicht in zowel het streven van Lutkie als Voorhoeve om de Nederlandse fascistische organisaties meer met elkaar te laten samenwerken. Hiervan moest de Nationaal-socialistische Beweging van Anton Mussert echter uitgesloten worden. Zowel in Aristo als in Hier Dinaso! moest de NSB het geregeld ontgelden en werd de organisatie beschuldigd van "volksverraad onder een nationale dekmantel". De negatieve houding van Aristo tegenover de NSB had tot gevolg dat vrijwel alle NSB'ers hun abonnement opzegden en het blad daardoor tijdelijk in zware financiële moeilijkheden kwam.

Anders was het gesteld met de houding die moest worden aangenomen tegenover het Zwart Fronten zijn leider Arnold Meijer. Deze sympathiseerde vanaf het begin van de jaren '30 met het fascisme van Benito Mussolini. Net als Lutkie echter moest hij niets hebben van het nationaal-socialisme en de NSB. Vanaf 1934 stond Meijer aan het hoofd van het fascistische Zwart Front. Meijer toonde zich net als Van Severen voorstander van de Groot-Nederlandse gedachte. Hij zag echter even weinig in het Verdinaso als Van Severen in het Zwart Front. Het Verdinaso werd in een publicatie van het Zwart Front bestempeld als niet fascistisch en bovendien ging Meijer niet akkoord met de nieuwe marsrichting. Lutkie stond echter heel wat  positiever tegenover het Zwart Front. Arnold Meijer werd trouwens een tijdlang vermeld als redactielid van Aristo.[8] Het lag voor de hand dat de houding tegenover Zwart Front een teer punt zou worden bij de onderhandelingen over een eventuele samenwerking.

Vermoedelijk Voorhoeve bezorgde Lutkie een uitnodiging voor de vierde landdag van het Verdinaso op 4 augustus 1935, een gebeurtenis die een grote indruk maakte op Lutkie. 's Avonds werd hij uitgenodigd om met Van Severen te dineren in het Brugse hotel De Dijver. De volgende dag werd Lutkie door Van Severen thuis ontvangen.[9] Hoewel niet bekend is wat beiden bespraken, kunnen we toch afleiden dat werd besloten dat Aristo en het Verdinaso met elkaar zouden gaan samenwerken.

Alvorens het echter zo ver was, besloot Lutkie nadere informatie over het Verdinaso en zijn leider in te winnen. Daartoe had hij in augustus 1935 een onderhoud met Willem Melis, één van de belangrijkste medewerkers van Van Severen en bezocht hij opnieuw Van Severen op 14 september 1935, waarbij hij zijn gesprekspartner verzocht voorlopig niets te ondernemen tegen het Zwart Front en Arnold Meijer, zodat deze tegenstelling althans voorlopig niet voor problemen zou zorgen.[10]

Blijkbaar bleef Lutkie's indruk van het Verdinaso positief, want hij vroeg Henri Bruning een artikel te schrijven voor Aristo over het Verdinaso. Hierin werd het ideeëngoed van het Verdinaso bondig en erg positief besproken en Van Severen voorgesteld als een groot staatsman. Na de publicatie hiervan in december 1935 zou Lutkie met de overige medewerkers van het tijdschrift praten over zijn geloof in het Verdinaso en zijn leider en over de noodzaak van de organisatorische inschakeling van Aristo in het Verdinaso.[11] Bovendien zou hij pleiten voor de wenselijkheid van een onderhoud tussen de belangrijkste redacteurs van Aristo en Van Severen.

Wellicht ter voorbereiding van een dergelijk onderhoud bezocht hij nogmaals Van Severen op 2 december 1935. Zoals al gesteld in het begin van deze bijdrage poogde Lutkie eveneens in 1935 om Van Severen te betrekken bij het fascistische onderzoeksinstituut Instituto universale di studi corporativo (IUSC).[12] Toch wilde Lutkie van Aristo wellicht niet het officiële orgaan maken van Verdinaso-Nederland, omdat het blad in de eerste plaats een verzamelplaats wilde blijven voor verschillende stromingen en een volledige inschakeling in het Verdinaso wellicht lezers zou kosten. Misschien dacht hij hierbij eerder aan een vaste rubriek, waarin aandacht zou worden geschonken aan het Verdinaso in Nederland.

Blijkbaar was ook Van Severen tevreden met het artikel van Bruning en de toekomstige samenwerking, want bij een bezoek van Lutkie op 10 januari 1936 noteerde hij dat "eensgezindheid over de Aristo-regeling" was bereikt. Als tegenprestatie voor het artikel van Bruning besloot Voorhoeve exemplaren van Aristo ter beschikking te leggen in de Nederlandse Dinaso-huizen en overdrukken van het artikel van Bruning te verspreiden om abonnementen te werven. [13] Lutkie van zijn kant bezat een vrijwel volledige collectie Verdinaso-tijdschriften en -brochures, die ter inzage lagen van bezoekers van zijn huis in Nuland om zo de ideeën van het Verdinaso te propageren.[14]

Einde 1935 leek het er dus op dat Lutkie en Aristo een centrale rol zouden gaan spelen in de uitbouw van Verdinaso-Nederland. Door allerlei moeilijkheden kwam van deze plannen echter uiteindelijk niet veel terecht. Wellicht tijdens hun gesprek op 10 januari 1936 had Van Severen toegezegd om tijdens het voorjaar naar Nederland te reizen voor de geplande ontmoeting met de redacteurs van Aristo. Deze ontmoeting was gepland op 25 mei 1936 in Den Haag, maar kon uiteindelijk niet doorgaan omdat Van Severen vreesde als ongewenste vreemdeling te worden opgepakt en uitgewezen.[15] Bovendien vlotte de abonnementenwerving onder de Dinaso's niet omdat vele potentiële lezers vonden dat door de medewerkers te weinig aandacht werd besteed aan het Verdinaso.[16] Dit laatste wijst erop dat alvast een gedeelte van de redactie niet-Dinaso-gezind was. Enkele redactieleden waren zonder twijfel aanhanger van het door Van Severen fel bestreden Zwart Front, want deze organisatie had tijdens de jaargang 1936-'37 wel een vaste rubriek in Aristo.[17]

Ondanks deze problemen bleef Lutkie een "onverminderde belangstelling" tonen voor het Verdinaso. Voorhoeve had een nieuwe ontmoeting met Van Severen in Vlaanderen voorgesteld en beiden dineerden met de leider in Antwerpen op 5 juli 1937. Eerder had Lutkie een uitnodiging voor de landdag van 1936 gekregen. Tot een verdere samenwerking kwam het echter niet meer. Lutkie kreeg wel nog een uitnodiging voor de landdag van 1937, maar moest verstek laten gaan omdat hij vreesde dat hij door zijn aanwezigheid moeilijkheden zou krijgen met zijn geestelijke overheid. Dit betekende meteen het einde van zijn contacten met het Verdinaso. Ook ging Van Severen nooit in op het verzoek van Lutkie om deel te nemen aan het genoemde instituut IUSC.[18]

Tijdens de bezetting kreeg Aristo verschijningsverbod, maar na de oorlog verscheen het opnieuw. Het toonde in de naoorlogse jaren belangstelling voor de repressie in Vlaanderen en telde verschillende Vlaamse medewerkers. In 1947 kwam Lutkie in contact met oud-Dinaso Louis Gueuning, die grote inspanningen heeft geleverd om het Dinaso-gedachtengoed in stand te houden. Lutkie was meteen erg enthousiast over hun eerste ontmoeting en was ervan overtuigd een nieuwe vriend te hebben gevonden. Concrete resultaten heeft deze vriendschap echter niet opgeleverd. Vrij spoedig is het contact tussen beiden verwaterd.[19]

 

Besluit

 

Er bestonden grote overeenkomsten tussen het ideeëngoed van Lutkie en dat van Van Severen. Beiden zijn dan ook met elkaar in contact gekomen. Alleen Lutkie bleek echter geïnteresseerd om samen te werken. Dat is wellicht in de eerste plaats te verklaren doordat Van Severen vanaf einde 1934 niet meer naar Nederland kon reizen en de uitbouw van Verdinaso-Nederland vooral heeft overgelaten aan Ernst Voorhoeve. Verdinaso-Nederland zou trouwens snel een autonome koers gaan varen. Omdat de beweging niet echt doorbrak in Nederland, werden met andere organisaties gesprekken gevoerd. Onderhandelingen in de lente van 1939 met het Zwart Front mislukten nog, maar na het uiteenvallen van het Verdinaso fusioneerde Verdinaso-Nederland in november 1940 met de NSB van Anton Mussert.[20] Meijers Zwart Front, ondertussen Nationaal Front geworden, werd in augustus 1941 door de bezetter verboden.[21]

Daarnaast wilde de redactie van Aristo niet meewerken aan de plannen van Lutkie en wilde Voorhoeve zonder twijfel zijn leiderschap van Verdinaso-Nederland niet delen met hem. Dit had wel tot gevolg dat Verdinaso-Nederland pas in 1939 een eigen spreekbuis had met het weekblad Dinaso-orde. Deze hopeloze verdeeldheid is wellicht de reden waarom Verdinaso-Nederland nooit meer dan een 500-tal leden telde en ook waarom Lutkie (achter de schermen) nooit een leidende rol heeft gespeeld in het Nederlandse fascisme tijdens de jaren '30.

 

 



[1] G. VAN HAVER, Onmacht der verdeelden. Katholieken in Vlaanderen tussen demokratie en fascisme, 1929-1940, Berchem, 1983, pp. 235-236.

[2] We merken op dat de jonge Van Severen eveneens sterk werd beïnvloed door de geschriften van Bloy. Zie hiervoor: K RAVYTS, De invloed van Gabriele d'Annunzio en Léon Bloy op de persoonlijkheid en de religiositeit van de jonge Joris van Severen, in Jaarboek Joris van Severen, 1, 1997, pp. 67-118.

[3] Voor de biografische gegevens over Lutkie baseerden we ons op L. BUNING, Lutkie, Wouterus, in: Nederlands Biografisch Woordenboek, dl. 1, 1979, pp. 361-363. Merkwaardig is dat de Vlaamse Beweging-kenner Buning bij Lutkie een "gebrek aan belangstelling voor de Vlaamse Beweging" vaststelde.

[4] Henri Bruning (1900-1983) toonde zich net als Ernest Michel (1899-1960) vanaf de jaren '20 tegenstander van de democratie en was actief in Nederlandse katholieke kringen. Dit verklaart wellicht hun contacten met Lutkie en hun lidmaatschap van de redactie van Aristo. De beeldhouwer Ernst Voorhoeve (1900-?) was eveneens een medestander van Bruning en Michel.

[5] Katholiek Documentatiecentrum Nijmegen, archief Wouter Lutkie (AWL), nr. 498: brief van E. Voorhoeve aan W. Lutkie, 30 juni 1930; brieven van W. Lutkie aan E. Voorhoeve, 2 juli 1930 en 20 februari 1931.

[6] Opgemerkt dient te worden dat Bruning een tijdje niet meer werd vermeld als redactielid wegens onenigheden binnen de redactie. Na de herschikking van de redactie zou hij echter vanaf 1934 weer volop meewerken. Lutkie betaalde hem zelfs een honorarium voor zijn bijdragen aan Aristo om aan Brunings financiële moeilijkheden het hoofd te bieden. AWL, nr. 498: brief van W. Lutkie aan E. Voorhoeve, 26 juli 1930.

[7] Over Verdinaso-Nederland: J. CREVE, Recht en Trouw. De geschiedenis van het Verdinaso en zijn milities, Antwerpen, 1987, pp. 48-50 en 76-79; L. JOOSTEN, Katholieken en fascisme in Nederland 1920-1940, Hilversum/Antwerpen, pp. 329-363. In beide publicaties wordt overigens geen melding gemaakt van de betrokkenheid van Lutkie.

[8] G. VAN HAVER, a.w., pp. 233-235; AWL, nr. 498: brief van W. Lutkie aan E. Voorhoeve, 19 november 1935.

[9] AWL, nr. 498: brief van E. Voorhoeve aan W. Lutkie, 4 augustus 1935; Dagboek Joris van Severen (DJVS), 4 en 5 augustus 1935.

[10] DJVS, 14 september 1935.

[11] Deze inschakeling werd mogelijk genoodzaakt door de financiële problemen van het blad, waardoor het Verdinaso het blad financieel zou steunen. Dit kunnen we echter niet aantonen.

[12] G. VAN HAVER, a.w., pp. 235-236; DJVS, 14 september en 2 december 1935; AWL, nr. 498: brief van NN aan W. Melis, 17 september 1935, brief van E. Voorhoeve aan W. Lutkie, 17 november 1935; Aristo, jg. 1935, pp. 403-412.

[13] In mei 1934 werd in Den Haag het eerste Dinaso-huis in Nederland geopend. Voor de Dinaso-huizen: zie de bijdragen van Jan Creve in het eerste en tweede Jaarboek Joris van Severen

[14] AWL, nr. 459: brief W. Lutkie aan E. Voorhoeve, 19 november 1935; DJVS, 10 januari 1936; AWL, nr. 498: brief van W. Lutkie aan beheer Hier Dinaso!, 22 juni 1936.

[15] Tijdens een tweede propagandareis naar Nederland in december 1934 was Van Severen in Amsterdam opgepakt en over de grens gezet. J. CREVE, a.w., p. 76.

[16] AWL, nr. 498: brief van E. Voorhoeve aan W. Lutkie, 11 mei 1936.

[17] A. DE JONGE, Crisis en critiek der democratie, Utrecht, 1982, pp. 294-295.

[18] G. VAN HAVER, a.w., pp. 235-236; DJVS, 5 juli 1936.

[19] AWL, nr. 633: brief van W. Lutkie aan L. Gueuning, 25 juli 1947.

[20] J. CREVE, a.w., p. 79.

[21] FR. VAN NOORT, Nationaal Front en Arnold Meijer, Zulte, 1961, p. 48.