Van "de Benediktijner Vrede" naar
"Laat ze niet rotten, O Vlaanderland !"
Een onderzoek naar de verhouding
tussen Cyriel Verschaeve en
het Verdinaso
Kurt Ravyts, Brugge
De bezoeker die in het voorjaar van 1940 Joris Van Severens
statige maar vochtige herenhuis Cruyce van Bourgonje in de Brugse
Wollestraat binnentrad en door de huishoudster naar de spreekkamer, links in de
hal, werd verwezen zag aan één van de muren een omlijste plaat met de wapens
van de Nederlandse provinciën en een bijhorende leuze van Cyriel Verschaeve
hangen. Aldus bekleedde de kapelaan van Alveringem, meer dan vijf jaar na hun
laatste ontmoeting, blijkbaar toch nog steeds een plaats in Van Severens toen
reeds sterk geëvolueerde geopolitieke denkpistes. Vreemd, want de aanvankelijk
meer dan warme sympathie van de priester-dichter voor het Verdinaso en
zijn leider behoorde toen reeds enkele jaren tot het verleden. Sterker nog, na
1935 distantieerde de kapelaan zich steeds meer van de geopolitieke opties van
de beweging, wat in de zomer en herfst van 1940 zelfs in uitgesproken
vijandigheid culmineerde. Bovendien was er in de zomer van 1935 naar aanleiding
van de perikelen rond de Verschaeve-hulde tijdens de IJzerbedevaart een einde
gekomen aan de bijna twintigjarige vriendschap van C. Verschaeve met de Verdinaso-leider.
Wat had er zich in de jaren dertig allemaal
afgespeeld tussen de grillige "Zeemeeuwe" en het Verbond van
Dietse Nationaal-Solidaristen met zijn eigenzinnige leider? Het bleek een
boeiend en zeer menselijk verhaal, waarin een haast hartstochtelijk
enthousiasme vaak dicht in de buurt lag van een even fel en irrationeel
misprijzen. Wie het raadsel van de tegensprekelijke en bevreemdende
aanwezigheid van Verschaeves leuze in het Cruyce van Bourgonje wil
oplossen krijgt hier - misschien - een nuttige draad van Ariadne aangereikt.
Inleiding
Van Severen ontmoette Cyriel Verschaeve voor het
eerst in juni 1916 toen hij in Alveringem was ingekwartierd. Van Severens Oorlogsdagboek
toont ons het beeld van een innige vriendschap tussen beide revolterende en
artistieke geesten. De twintig jaar oudere priester poogde de niet aflatende
intellectuele onstuimigheid van zijn jonge vriend wat te kanaliseren. Van
Severen sleet talrijke gezellige avonden in de kapelanij waarbij naast de
politieke en militaire actualiteit vooral werd nagedacht over de essentie van
godsdienst, kunst en literatuur. Ook in het tiental brieven die ze tijdens de
Eerste Wereldoorlog naar elkaar schreven, wisselden ze op een zeer indringende
manier hun ideeën over deze onderwerpen uit.[1]
Van Severen had, hoewel hij met zijn sterk
individualistische gekleurde geloofsbeleving niet direct op hetzelfde spoor als
de kapelaan zat, een grote bewondering voor Verschaeve. Vooral het lyrische
werk van de priester droeg zijn belangsteling weg. De adolescent Van Severen
meende in "Zeemeeuwe" ook zijn eigen kunstenaarsnatuur te herkennen.
Zijn contacten met de kapelaan waren een probaat middel om af en toe aan de
ruwe oorlogswerkelijkheid te ontsnappen.
De 22-jarige Wakkenaar voelde zich diep verbonden
met "Zeemeeuwe", die hem na de wapenstilstand aanspoorde nu maar eens
het stadium van plannen en dromen te verlaten. Toen Van Severen zijn maandblad Ter
Waarheid lanceerde verklaarde de kapelaan zich dan ook bereid mee te
werken. Toch merkte Verschaeve toen reeds de geweldige zelfbetrokkenheid van
Van Severen op en probeerde hem te wijzen op de waarde van de
"nederigheid" waarin hij naar zijn mening niet bepaald uitblonk.
Reeds tijdens de Eerste Wereldoorlog was gebleken dat hun visie op kunst
grondig verschilde. Volgens Verschaeve diende de kunst een sterke
maatschappelijke relevantie te hebben en een nieuwe en oorspronkelijke kijk op
de wereld en de dingen uit te dragen. Van Severen was via zijn "moderne"
auteurs vooral op een sterk "individualistisch" standpunt uitgekomen
waarbij het voor de kunstenaar vooral van belang was via eigen kunstinzicht
"zijn eigen leven schoon te maken". Bovendien was Verschaeve de
mening toegedaan dat voor de veel te "absoluut" denkende Van Severen
geen politieke toekomst was weggelegd. Toen Ter Waarheid ter ziele ging
meende hij bijgevolg dat voor Van Severen eerder een rol als auteur van
"ideologische" romans was weggelegd. Verschaeve merkte echter niet
dat Van Severen er meer en meer van overtuigd raakte dat zijn talenten niet
direct op het terrein van kunsten en letteren lagen. Anderzijds werd het Van
Severen ook duidelijk dat met de kapelaan op praktisch-politiek vlak weinig
land te bezeilen viel. Bijgevolg manifesteerden zich al vlug de eerste
wrijvingen tussen het jonge kamerlid en de charismatische priester-kunstenaar.[2]
Zo was Verschaeve helemaal niet opgezet met Van
Severens scherpe aanvallen op het weekblad Vlaanderen dat vanaf mei 1922
verscheen.[3] Hij vond dat Van Severen
zijn persoonlijke rancune diende te overwinnen; de zaak van het Vlaamse volk
was hem meer waard dan Van Severens "waarheid". Desalniettemin
steunde hij aanvankelijk Van Severen in zijn conflict met Lodewijk Dosfel die
zich van Ter Waarheid wilde distantiëren wegens "niet katholiek
genoeg". Maar toen het conflict in 1924 escaleerde vond Verschaeve Van
Severens aanvallen op Dosfel overdreven en probeerde hij een milderende rol te
spelen.
Van Severen ging echter steeds meer zijn eigen weg
en had niet langer behoefte aan de adviezen van de kapelaan. Toch bleef hij hem
uiterst dankbaar voor diens geestelijke hulp in zijn geslaagde pogingen om na
al de verwarrende oorlogsjaren zijn "diepste zelf" terug te vinden.
De kapelaan had inderdaad de peripetieën van Ter Waarheid, dat ondanks
de hoogstaande kwaliteit permanent in financiële moeilijkheden verkeerde, op de
voet gevolgd en Van Severen met raad en daad bijgestaan en dit ook nadat hij
wegens zijn angst voor bisschoppelijke maatregelen niet langer in het blad durfde
publiceren. In dit verband zal Verschaeves pleidooi voor een meer uitgesproken
katholiek profiel van Ter Waarheid zeker bijgedragen hebben tot Van
Severens koerswijziging van eind 1922, ogenblik waarop hij de "katholieke
orde" ontdekte en afstand nam van zijn pacifistische,
internationalistische en egalitaristische ideeën. Toch stond Van Severen toen
reeds op eigen benen en waren het uiteindelijk vooral de werken van Maritain,
Maurras, Valois, enz... die hem op een nieuw pad brachten.[4]
Verschaeve was helemaal niet meer betrokken bij Van
Severens artikelenreeks Vlaamsch Nationalisme. Een essay (1924) die in
de laatste nummers van Ter Waarheid verscheen en waar reeds de eerste
klanken hoorbaar waren van een solidaristische en corporatistische
staatsordening. Hoewel hij begin 1925 ongetwijfeld de oprichting van het Katholiek
Vlaams Nationaal Verbond (KVNV) toejuichtte trok hij zich terug in het
afgelegen Alveringem en wijdde er zich aan zijn schrijverschap en boetseerwerk.
Via De West-Vlaming volgde hij Van Severens
optredens in de Kamer. Begin februari 1925 kreeg Verschaeve het bezoek van zijn
neef Honoré Debusschere die vergezeld was van Van Severen en zijn vriend en
gewezen redactielid van Ter Waarheid, de Bruggeling Raoul Hoornaert. Van
Severen had er niets beter op gevonden om Hoornaerts kandidatuur voor de Frontpartij
bij de volgende parlementsverkiezingen door Verschaeve te laten
"patroneren". Hoornaert was echter een naaste verwant van kanunnik
Hoornaert! Een onthutste Verschaeve die geenszins met zijn geestelijke overheid
in aanvaring wou komen was bijzonder geïrriteerd: "Georges van Severen
heeft Hoornaert te Brugge onder mijn patronaatschap gesteld naar ik hoor. Wil
die man mij vlak in oorlog met mijn bisschop brengen? En, met onware zaken? Hoe
kan ik patroneren wie ik niet ken. Georges is met Honoré en met Hoornaert hier
geweest, heeft aangekondigd dat Hoornaert met algemene stemmen als kandidaat
voor Brugge was aangewezen. Daarop heb ik iets als een compliment gezegd: 'Dat
is moedig en schoon van uwentwege' tot advocaat Hoornaert en dan hebben we er
over gezwegen! Dat steekt me tegen." [5]
De kapelaan bleek nog weinig geïnteresseerd in de
verkiezingen. De slopende onderhandelingen tussen het KVNV en het ACW in het
arrondissement Roeselare-Tielt konden hem slechts matig boeien: "Doch
er is zo een verwarring in heel deze verkiezing. Dat ik den boel niet meer
volgen kan en niet begrijp. Het beste resultaat zal zeker zijn dat er
zich een nieuwe partij gevormd heeft. Mochten die weken al voorbij zijn en de uitslag
niet te slecht." [6]
Er was echter het bindmiddel van het
anti-Belgicisme. Van Severen incarneerde voor de kapelaan de steeds
onverzettelijker houding van het West-Vlaamse Fronters tegen de Belgische
staat. Zo bejubelde Verschaeve Van Severens optreden op het Groot-Nederlands
Studentencongres te Gent op 29 maart 1926, waar Van Severen een aantal
nieuwe doelstellingen van het Vlaams-nationalisme in de verf zette. Verschaeve
onthield vooral Van Severens onverbloemd pleidooi voor een politiek
Groot-Nederland en verheugde zich ook over Van Severens gecontesteerde
huldiging van de "sublieme deserteurs" in het parlement.[7]
1. "Van Severen is de beste degen van
Vlaanderen". Cyriel Verschaeve als sympathisant van het Verdinaso
Tijdens de tweede helft van de jaren twintig hekelde
de kapelaan in Jong Dietschland de bisschoppelijke veroordelingen van
het Vlaams-nationalisme. In hetzelfde weekblad bereikte zijn virulent
anti-Belgisch ressentiment een hoogtepunt. Dit sloot naadloos aan bij Van
Severens toenmalige politieke opstelling. Hij nam evenwel niet deel aan de
discussies over staats- en maatschappijordening binnen het KVNV. Verschaeve had
weinig belangstelling voor sociale leerstelsels en bleef veeleer op een zuiver
en integraal nationalistisch standpunt. Ondanks dit stilzwijgen werd het hoe
langer hoe meer duidelijk, dat Verschaeve zich intuïtief aangetrokken voelde
tot Van Severens pogingen tot radicalisering van het KVNV in antiparlementaire
en solidaristische zin. Tegelijkertijd kreeg de afkeer van de kapelaan voor de
politiek een nieuw elan. Waar hij in de eerste jaren na de oorlog nog een
levendige belangstelling aan de dag legde voor de Frontpartij was hij nu
heel wat sceptischer geworden over het nut van een parlementaire werking voor
het Vlaams-nationalisme.
Reeds in de zomer van 1926 had Verschaeve aan Jozef
Lootens geschreven: "De Vlamingen moeten kloek zijn. Men slaat er op
als slaven. Ik ben blij en kwaad sinds zondag! Verweerkorpsen, gewapende, dat
moeten de Vlamingen stichten. Al de rest is prul".[8]
Verschaeve werd zich bewust van de noodzaak van een
kleine elite. Hij had trouwens een afkeer voor de laksheid van de
"massa" in Vlaanderen en verwoordde dit in een flink aantal
polemische en vaak sarcastische artikels in Jong Dietschland. Hij
reageerde nauwelijks op Van Severens weloverwogen sabotage van de
nationalistische concentratiepogingen die vanaf 1928 de eenheid binnen de Frontpartij
poogden te herstellen. Integendeel, Van Severen scheen hem met het KVNV op de
goede weg: "Ga dus uw gang! Mij schijnt hij buiten alle twijfel niet
enkel de goede, maar de enige toe. Kracht
moet er zijn en dus natuurlijke sterkte, die gij niet elders zult vinden dan
bij de volksjongens, en organisatie, die gij, en dat kunt ge alleen niet,
uwe helpers zult geven." [9] De kapelaan stond vierkant
achter Van Severens "toekomststaat" maar vreesde wel dat hij een
"onrijp" volk zou vinden voor de verwezenlijking ervan, waardoor de
ideale toekomststaat enkel "dictatoriaal" zou kunnen worden ingevoerd.
Hoe dan ook, voor Verschaeve was het duidelijk: "Strijd is strijd en
niets anders. Strijdorganisatie is voor mij het enige wat het horen en het zien
waard is." [10]
De priester blééf echter geïrriteerd door Van Severens
levensstijl. Het werd volgens hem de hoogste tijd dat Van Severen huwde want
hij vreesde dat zijn politieke tegenstanders munt zouden willen slaan uit zijn
"dandyisme".[11]
Toen in het kader van een sfeer van internationale
ontspanning en ontwapening vanaf 1929 ook in Vlaanderen een aantal
pacifistische bewegingen ontstonden, haalde hij de banden met Van Severen
opnieuw nauwer aan. De kapelaan voelde zich immers niet bepaald aangetrokken
tot de antimilitaristische geest. Zo was de taal van zijn artikel Het
IJzerkruis spreekt tot het volk gesneden brood voor de tirades van Van
Severen in De West-Vlaming. Verschaeve maakte in zijn bijdrage allusie
op de incidentrijke 11e IJzerbedevaart van 24 augustus 1930 die hij had
bijgewoond waarbij de bereden rijkswacht in galop de overvolle markt van
Diksmuide "schoonveegde" en een vliegtuig patriottische pamfletten
naar beneden liet dwarrelen. Op 30 augustus 1930 tekende Van Severen te Izegem
de grondtrekken van een Vlaams-nationaal solidarisme, meteen het programma voor
een eigen politieke beweging. Het zette kwaad bloed bij het directorium van het
KVNV dat onder leiding van Jeroom Leuridan, stilaan genoeg kreeg Van Severens
eigengereid optreden.[12]
Verschaeve stond ondertussen nog steeds in contact
met priester Maurits Geerardyn die zich, na jarenlange conflicten met het
bisdom West-Vlaanderen, tijdens de zomer van 1929 verplicht zag naar Nederland
uit te wijken.
Na de bedevaart van 1930 verstrakte Verschaeve zijn
houding t.o.v. het pacifisme. Zo vaarde hij in zijn artikel Veni lumen
cordium uit tegen de Vlaamse Oud-Strijders Bond (VOS): "En
de VOS, dat slim dier, geeft de raad aan de Vlamingen om zich te weren tegen de
oorlog met een 'weert u niet!!'... Weest schapen! Alsof schapen niet best, niet
steeds, niet nu en altijd en in alle eeuwen der eeuwen ten oorlog gedreven
worden. Zijn er groter ezels dan zulke schapen die blaten: nooit meer
oorlog?"[13]
Dit alles bracht ook een verwijdering met Jong
Dietschland teweeg. Verschaeve stelde zich immers scherper op dan hoofdredacteur
Victor Leemans, die verschillende gradaties van pacifisme onderscheidde.
Verschaeve en ook Geerardyn bekritiseerden daarnaast ook scherp het feit dat Jong
Dietschland een tribune had gegeven aan het Vlaams Studiecomité voor
Politieke, Sociale en Kulturele aangelegenheden. Het studiecomité
was gesticht in juni 1929 met als voorzitter en initiatiefnemer Hendrik Elias.
Het was het begin van de evolutie van een aantal Leuvense professoren naar de
federale gedachte en de aanzet tot de latere concentratiepolitiek. Vooral Prof.
Van der Mueren zou er naast, Elias, Borginon en Prof. Van de Weijer, een
belangrijke rol in spelen. Verschaeve en Geerardyn verweten Leemans dat hij Jong
Dietschland had laten verwateren tot een soort "vrije tribune"
die ter beschikking stond van alle mogelijke richtingen. Het blad beklemtoonde
volgens hem te weinig het anti-Belgische en Dietse standpunt, en was te mild
voor de federalistische gedachte. Van Severen sprak zich overigens op 25 maart
1931 scherp uit tegen het federaal statuut van Herman Vos.[14]
Toen Van Severen in oktober 1931 het Verbond van
Dietse Nationaal‑Solidaristen (Verdinaso) stichtte ging dan
ook een lang gekoesterde wens van Verschaeve in vervulling. Eindelijk was er
een soldateske, antiparlementaire en anti-Belgische beweging! Plotseling maakte
de desinteresse voor het politieke bedrijf, die zich na 1925 van de kapelaan
had meester gemaakt, plaats voor een hernieuwd geloof in de mogelijkheid van
een "Dietse", aan de natuurorde beantwoordende, staat.
Dirk Vansina merkt op in Verschaeve getuigt
dat de priester de nieuwe beweging in het hart droeg: "Verschaeve had
steeds sympathie gehad voor Van Severen. In Van Severen zag hij de soldateske
geest van Rodenbach herleven. Hij verklaarde mij eens in de tijd die aan de stichting
van het Verdinaso voorafging: 'Van Severen is de beste degen van Vlaanderen.'
De hoop, die Verschaeve onmiddellijk na de oorlog op de partij der
Oud-Strijders had gesteld, is lang verzwonden. Het is vrij spoedig een
politieke partij geworden met al de nadelen die een politieke partij meebrengt.
En er is evenmin een schijn van kans dat zij ooit de macht zal veroveren die
haar moet toelaten de Vlaamse revolutionaire hervormingen door te voeren. De
IJzerbedevaarten zijn niet veel meer dan een parade; op zijn best: één dag in
één jaar waarop nooit de werkelijk heilbrengende dagen zullen volgen. Nu
vestigt de verbeten strijder zijn hoop op Van Severen." [15]
Verschaeve zou echter Verschaeve niet zijn als hij
zich tegelijkertijd reeds niet sceptisch over de slaagkansen uitliet: "Ik
heb Joris van Severen gehad voor een kwartier. Hij was in zijn glorie met zijn
Vlaamse Militie. Waarop ik antwoordde: 'Beter werk is er niet, als het niet al
van a tot z bekend is bij de sûreté. Want, gij moet er niet aan twijfelen, zij
zal alle middelen gebruiken, de gewoonste vooral: mouchards en cocotten!'
Daarop werd hij bleek, en sprong recht van zijn zetel maar reageerde niet
rechtstreeks. Ik herhaalde het nog een keer of twee en liet het dan vallen gelijk
hijzelf." [16]
Verschaeve was niet blind voor de diepe scheuring in
de Vlaams-nationalistische gelederen, die vooral in West-Vlaanderen scherp aan
de oppervlakte kwam: "In West-Vlaanderen is er scheiding tussen Van
Severen en anderen. Dat was niet nodig. Ik vind het treurig, hoezeer ook
de gedachten van de eerste mij aanstaan. Doch: 'ik denk anders, dus ik scheur
af', daarmee maakt men zijn eigen en der anderen gedachten onmachtig, want
zonder brede basis genoeg onder 't volk... Doch gij zit in den sterrenhemel met
uw studiën, waar er geen scheuringen noch verdeeldheid bestaan. Het ga u
best." [17]
Verschaeves afscheid van Jong Dietschland was
inmiddels nakend geworden. Het blad liet in de eerste maanden na de stichting
van het Verdinaso immers niet na de beweging zoveel mogelijk te bekritiseren.
Vooral de nationaal-solidaristische doctrine werd afgedaan als "hybridisch
lapwerk". Wat bedoelde Moens immers met publiekrechtelijke
bedrijfsorganisatie, Thiers met beroepsstaat (berufsständische Ordnung)
en Van Severen met fascistische gezagsstaat? [18]
Er verschenen in de jaargangen 1931 en 1932 een
aantal scherpe artikels tegen het Verdinaso. Zo liet ondermeer het stuk Nationaal-
of christelijk solidarisme duidelijk verstaan dat Van Severen niet hét
alternatief was voor het liberalisme en socialisme. "Werden de
verworvenheden of onmogelijkheden van liberalisme en socialisme bij kering en
kentering der tijden te duidelijk, dan dat men geen andere wegen zou zoeken,
toch kon men de eenstemmigheid die men verkregen had bij de kritiek, geen
ogenblik langer bewaren, wanneer men op een positieve oplossing aandrong.
Ook in Vlaanderen heeft die versplintering met
scherpe hakken mensen uiteengerukt die jarenlang met het edelste idealisme zij
aan zij, hadden gestreden.
Niet de beginselen of de voorgestelde oplossing zijn
daar altijd de grootste splijtzwammen bij, maar wat we mogen heten 'het eigen
temperament'. Een bewijs daarvan brengt ons de uiteenzetting die de heer Moens
zo-even te Leuven ontvallen is.
Zij is niets anders dan de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie
die in West-Vlaanderen ook door het gouwbestuur met de heer Leuridan wordt
verdedigd. In zover haalt de heer Moens ook gelijk als hij dan te Leuven zegt
dat de Hollandse katholieke jongeren aan zijn zijde staan. Maar de heer Moens'
partenaire in West-Vlaanderen kan zeker niet hetzelfde getuigen daar geen één
der Hollandse katholieke jongeren de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie
steunt met een 'daartoe absoluut nodige nationaal-solidaristische staat', d.i.
met de gezagsstaat of om bepaald te spreken: de totalitaire, fascistische
dictatoriale staatsstructuur. Ofwel werden ons te Leuven appels voor citroenen
verkocht, ofwel blijkt hieruit hoe het temperament een andere belangrijke
determinante in het bepalen van het uit te bouwen stelsel, mag zijn.
Daar is immers de denkende en analyserende geest,
maar daar is ook het meer voelende en meer bloot-willende impuls. Daar zijn er
die bij een grote taak eerst ernstig overleg plegen en slechts een plan opslaan
op grond van vergelijk en onderzoek, wijl anderen liever mogen luisteren naar
intuïtie en aandrang, met alle goedachting voor het scheppend-willen. Aan de
eersten lijkt het dat ze een nationaal en sociaal levendig en
op-het-doel-afgerichte partij en organisatie niet mogen verkrachten zolang ze
nog bij de periode der sociale reorganisatie voorzitten: voor de laatsten kan
hun ongetemde vrijheidswil alles maar doorbreken. Hier heeft men de
gestaag-gevormde en gedegen persoonlijkheid die met gescherpt
verantwoordelijkheidsgevoel het plan der bevrijding ontwierp en die haar roep
laat gaan naar allen die bij andere groepen of onder de massa met
verantwoording hun handelen regelen. Daar is het meer de opgeschoten wekker die
de massa wil verschrikken en ze leiden waarheen hij zelf gebiedt.
Vruchtbaar konden beide temperamenten in
verscheidenheid van mogelijkheden en aanleg, de hand aan dezelfde taak leggen!" [19]
Volgens dezelfde auteur stond het Verdinaso
voor een ingrijpende, veel te weinig gelimiteerde staatsinterventie. Bovendien
vreesde hij dat in het nationaal-solidarisme het economische de hele
organisatie van het openbare leven zou leiden.[20] Hoewel Jong Dietschland
tussen juni 1928 en eind 1932 in bijna elk nummer op de thematiek van het
solidarisme terugkwam en Leemans, Spruytte en Dumoulin de lezers op Duitse
publicaties inzake het onderwerp attent maakten, bleek Verschaeve in de
solidaristische en corporatistische theorieën veel minder geïnteresseerd en
geschoold. Hij was ongetwijfeld geenszins opgezet met de scherpe kritiek aan
het adres van de jonge beweging. Maar zijn breuk met Jong Dietschland
kwam er ook door andere dan politiek-ideologische redenen. Hij had, naar
aanleiding van het Goethe-jaar, veel tijd gestopt in een artikel over de Duitse
schrijver maar wachtte tevergeefs op publicatie: "Over Jong
Dietschland! Ik ben er kwaad op. Ik had een zeer lang Goethe-artikel geschreven
dat mij veel studie gevraagd had, en daar krijg ik nu van Victor Leemans een
stukje papier waarin staat: 'Een ongeluk! Uw artikel, enz. is in de post
verloren geraakt!'... Ik schrijf mijn handschriften niet over en sta daar nu
dan voor niets! Ik had hem mijn handschrift teruggevraagd, waaruit hij weten
kon dat ik maar dat bezat. Wil ik nu niet alles verloren zien gaan dan moet ik
seffens binst dat ik nog alles in 't hoofd heb opnieuw schrijven. Hoe dat het
ereloon voor zulke dingen moet uitvallen vraag ik mij af! Deelde men boeten uit
dan verdient Jong Dietschland een geweldige boete... Er zijn geen excuses! Na
mijn vragen en verwittigen zendt men dat zo maar niet eenvoudig per post, men
laat ten minste aantekenen. Doch gedane zaken hebben geen keer. Ik zwijg er dus
over." [21]
Gevolg van dit alles was dat vanaf maart 1932
Verschaeve niet langer publiceerde in Jong Dietschland. Het enige wat nadien
nog verscheen was een stuk uit zijn opstel Willem van Oranjes
persoonlijkheid.[22] Maurits Geerardyn probeerde
hem ondertussen via een intense correspondentie en regelmatige bezoeken
volledig voor het Verdinaso te winnen. Ook het enthousiaste geloof in de
nieuwe beweging van een aantal vrienden zoals de Ieperse handelaar Robert
vander Schelden en de contacten met een aantal Dinaso-studenten uit de streek
zouden zijn beeldvorming sterk bepalen. Bovendien voelde hij zich sterk
aangetrokken tot het militaristische aspect van de beweging. Zijn droom van Vlaamse
Verweerkorpsen was immers werkelijkheid geworden...
Eind 1932 werd zijn sympathie voor het Verdinaso
steeds groter. Er was nu ook een afdeling in Alveringem gesticht waarbij een
aantal van zijn directe kennissen betrokken geraakten. Zijn briefwisseling met
Geerardyn sprak dan ook boekdelen; de kapelaan scheen bijna gebeten door een
revolutionair elan: "In de Boeregilde houd ik conferenties ten voordele
van Hitler en Fascisme. Robert Leuridan, 't boerezoontje van 'Oranjeman', heeft
van zijn vader bekomen Dinaso-militiaan te mogen worden op voorwaarde dat een
andere boerezoon, ook van hier, insgelijks in de Dinaso-militie treedt... Zo
werkt ook Alveringem mee in de kentering der tijden... " -
"De jeugd is hier Dinaso-gezind. Ik sprak te Gent verleden week voor de
hoogstudenten en hoorde dat de Dinasisten onder weg waren om mij daar te
huldigen, maar dat zij dan niet wilden optreden in dat midden van Pater
Callewaert. Die Pater is er op verbeten! Wat wilt ge? De kloekhen die
eendkuikens uitbroedde! Zij springen 't water in en zij moet heen-en-weer
trappelen op de oever. 't Verwondert mij dat ik nog altijd meega: 'k zwem ook
al in 't water, en eindig misschien in 't vuur..." [23]
In februari 1933 stelde de oud-activist en vertaler
Peter Mertens, die in Berlijn woonde, aan Verschaeve voor als contactpersoon te
fungeren tussen de NSDAP en het Verdinaso. Verschaeve weigerde en wilde
zijn hand niet in "dat wespennest" steken: "Anderzijds
stelde hij zich voor als makelaar tussen Dinaso en de Hitlerianen en wilde dat
ik Joris van Severen zou bewegen om naar Berlijn te gaan om met de Hitlerianen
te onderhandelen. Ik doe het niet en steek mijn hand in dat wespennest niet;
alles staat daar nog op losse schroeven en ... noch ik noch vooral hij zijn de
geschikte personen in deze. Ik vermoed dat hij weerom zoekt vooruit te komen en
mijn naam ginds daartoe gebruikt." [24]
De NSDAP had overigens reeds eind december 1931
contact met het Verdinaso gezocht. De partij wou zich informeren over de
doelstellingen van de kersverse beweging. Anderzijds geraakte ook Van Severen
in 1932 geboeid door de methode en de stijl van de NSDAP, zonder zich hierom
ideologisch in het nationaal-socialisme te herkennen. Hij had in het voorjaar
enkele contacten met leden van de "Hitler-organisatie" en verbleef in
september 1932 enkele dagen in Berlijn. De Verdinaso-leider ontmoette
echter niet alleen personages uit de NSDAP maar ook uit andere nationalistische
bewegingen. Na 1933 zou Van Severens interesse voor het nationaal-socialisme
echter vlug afzwakken en enkele jaren later zelfs omslaan in misprijzen.[25]
Op 28 april 1933 kreeg Verschaeve een brief van
Henri Zwejer, een joodse diamantair uit de Pelikaanstraat in Antwerpen. Zwejer
was verontrust door de antisemitische propaganda van het Verdinaso en
wist via zijn vriend Robert vander Schelden dat Verschaeve met de beweging
sympathiseerde. Hij hoopte op Verschaeves tussenkomst om het tij te keren:
"Je connais vos opinions politiques et je sais votre grande influence
parmis l'élite de la Flandre. Et je viens vous demander votre aide pour qu'il
règne un peu plus de paix parmis les hommes de bonne volonté. Les Dinasos font
en ce moment une propagande antisémite effrayante. Je vous demande de prendre
votre plume magistrale et de leur dire qu'ils ont tort."[26] Zwejer wees er Verschaeve op
dat de onderdrukking van Vlaanderen niet mocht leiden tot de omhelzing van
rassenhaat en de creatie van een totalitair regime. Een week later probeerde
een verbaasde Verschaeve de diamantair gerust te stellen: "J'habite
loin dans la solitude. Je lis les journeaux qui peuvent m'informer. Je dois
vous dire que je n'ai pas vu, dans les écrits cette propagande que vous
qualifier d'effrayante. J'ai plutôt l'impression que de l'inverse. Il me semble
que juifs, communistes, socialistes, qui reculent assez lachement devant la
puissance allemande, veuillent prendre leur revanche sur le Dinaso flamand, né
d'hier, encore bien petit et bien impuissant." [27] Verschaeve wees Zwejer
vervolgens op de zijns inziens onterechte haatcampagne tegen het Verdinaso
en op de verschillende aanslagen op Verdinaso-militanten. De kapelaan
benadrukte dat de beweging andere zorgen om het hoofd had dan het propageren
van rassenhaat. Hij was er trouwens van overtuigd dat wanneer men het Verdinaso
met rust zou gelaten hebben, zij zelfs nooit het woord "jood" in hun
publicaties zouden vermeld hebben!
Verschaeve vroeg Zwejer om de Duitse toestanden niet
langer te koppelen aan de situatie in Vlaanderen. De identificatie door de pers
van de NSDAP met het Verdinaso vond hij belachelijk: "En Flandre
personne n'a jamais eu d'hostilité contre un juif ou contre les juifs, à ce que
je sache: on n'y songeait pas. Mais voici qu'on assimile les Dinasos aux
Hitleriens, qu'on les met sur le même pied, les englobe les uns dans les
autres... et qu'on leur voue le même mépris et la même haine. Pourquoi? Ne
distingue t'on pas ce qui ne se ressemble en rien sinon dans une conception
sociale que tout peuple peut souhaiter, poursuivre et essayer? Ce qu'en fait
une autre nation ne doit pas être répété et imité par une autre nécessairement."[28] Het antisemitisme bleef in
Vlaanderen volgens Verschaeve iets vreemds en marginaals dat zeker de elite
niet zou beïnvloeden. Was Zwejers vriendschap met de Dinaso Vander Schelden
trouwens niet het levende bewijs van het ongegronde van zijn vrees? Tot slot
wees hij er hem op dat hij helemaal geen lid was van het Verdinaso en
zich buiten alle politiek wenste te houden. Mochten Zwejers bekommernissen
evenwel toch steek houden, beloofde Verschaeve al zijn invloed aan te wenden om
de zaken bij te sturen.
Ondanks zijn sympathieën voor het Verdinaso
bleek Verschaeves reputatie in Vlaams-nationalistische kringen onaangetast. Hij
zelf bleef overigens verschillende snaren betokkelen. Op 11 juli 1933 hield de
kapelaan, ter gelegenheid van de feestdag van de H. Benedictus, in de abdij van
Steenbrugge een lezing over de benediktijner vrede. De abt van de Sint-Pietersabdij,
Dom Modest van Assche, speelde een belangrijke rol in de Vlaamse en katholieke
vredesbeweging. Zijn vredesideaal had naast de inspiratie die hij opdeed in
internationale kringen vooral zijn wortels in het ideeëngoed van de
IJzerbedevaart en van de Vlaamse oud-strijdersbeweging. Hij had als abt bewust
de spreuk "In viam pacis" ("Op weg naar de vrede") gekozen.
Van Assche integreerde deze vredesspiritualiteit in grotere maatschappelijke en
politieke verbanden: werkloosheid, kapitalisme, monetaire vraagstukken, Japanse
agressie, het nationaal-socialisme, enz... Verschaeve sloot hier in zijn
toespraak naadloos bij aan: "een tijd, die om niets zo beangstigend
leeft dan om behoud van de vrede. (...) De aarde beeft nog van
het pas gesuste geweld, de volkeren weren zich tegen het oorlogsspook met een
woud van wapenen." De zo heroïsche Verschaeve liet zelfs niet na de
drieledige benedictijnse vredessynthese sterk in de verf te zetten: "Bij
natuurnoodzaak van geboorte en leven hebben wij toch een aarde die de onze, een
eeuw die de onze, een werkzaamheid die de onze zijn. Benedictus leerde ons die
drie gebieden, die de onze moeten zijn, tot Gods gebieden te maken en alzo
vrede te doen vloeien waar onrust stroomde." Verschaeves lezing
werd overigens enkele maanden later door de abdijen van Steenbrugge en
Dendermonde uitgeven in de reeks "In viam acis".[29]
Hoe viel dit "vredestrivium", dat de inzet
van Modest van Assche op Vlaams vredesgebied honoreerde, te rijmen met wat hij
de volgende dag in een brief aan Maurits Geerardyn schreef? "Gisteren
was 't 11 juli. Voor mijn deur, op de grote Scheure hangt een plakkaat van
Dinaso. Voor de eerste keer stak ik geen vlag uit. Ik kan niet meer vlaggen. Ik
zou willen heel de dag mijn hand uitsteken en 'Heil' reiken... maar 'k
heb geen Aaron om mijn arm te ondersteunen." [30]
Er was bovendien meer... De kapelaan gaf op het
einde van een nieuw "11 juli"-artikel, bestemd voor het maandblad Gudrun,
andermaal een vingerwijzing in welke richting zijn sympathieën gingen. Hij eindigde
zijn bijdrage immers met: "Verdwijne de leeuw in ons vaandel voor wat
anders. Roep geen 'Leve' in uw dood, maar 'Heil!'. Vul dit 'wat anders' en
'Heil' aan volgens uw wensen. Wensen wensen nooit 't halve. Viert geen 11e juli
maar wilt een 11e juli. Met 'leeuwen' krijgt gij hem niet, met soldaten wel!"[31] Verschaeve kon omtrent zijn
politieke voorkeur nauwelijks duidelijker zijn...
Op 10 augustus 1933 bracht Geerardyn tijdens zijn
verlof een bezoek aan Van Severen, een gewoonte die de priester tot het
voorjaar van 1940 zou huldigen. Van Severen zal ongetwijfeld in Geerardyn een
middel hebben gevonden om Verschaeve blijvend in Dinaso-richting te oriënteren.
In de zomer van 1933 wierp dit lobbywerk blijkbaar nog steeds zijn vruchten af.[32] Verschaeve-biograaf Romain
Vanlandschoot noemde Verschaeves optreden te Steenbrugge na zijn heftige
uitspraken ten voordele van het Verdinaso, in zijn groeiende afkeer voor
het IJzerbedevaartcomité en zijn laatdunkende beoordeling van het Vlaamsgezinde
pacifisme, een "halve terugkeer". De vraag naar het waarom
beantwoordt Vanlandschoot als volgt: "Hij was het blijkbaar gewoon zich
in allerlei bochten te wringen." [33] Belangrijker lijkt ons
echter de vraag naar het waarom van dit bochtenwerk: was het goed doordacht
opportunisme of de zoveelste oprisping van een bijzonder irrationele en
inconsequente geest? De volgende maanden zouden hierover vlug duidelijkheid
scheppen...
Ondertussen bereikte het offensief van het Verdinaso
tegen de IJzerbedevaart een hoogtepunt. Ter illustratie enkele fragmenten uit Hier
Dinaso!: "Op zondag 20 augustus eerstkomende grijpt te Diksmuide de
XIVe Vlaamse IJzerbedevaart plaats. Daar deze Vlaamse ??? demonstratie, van
Diets nationaal standpunt bezien, helemaal niet beantwoordt aan datgene wat zij
zou moeten zijn, doen de Dinaso's daaraan niet mee. Het Verdinaso zal de
slachtoffers van Franco-België herdenken op de énig passende manier: in een
geest van onverbiddelijke weerstand tegen de Machten die schuldig staan aan de
Vlaamse IJzertragedie".[34]
De IJzerbedevaart te Diksmuide droeg niets bij tot
een Dietse heropstanding: "Hij is niets anders dan een weerzinwekkende
manifestatie van een verslagen, verslaafd en alle zelfeerbied verloren hebbend
volk, dat zijn te zwaar te dragen schande zoekt te verduiken met voze en
schijnheilig-sentimentele ophemeling van 'offers' die geen offers waren, noch
zijn en 'helden' die onbewuste knechten waren en schamele vermoorde sukkelaars
gedrild en gedreven door een Staat die de organisatie was en is van de
ondergang van hun, van ons volk. 'Onder het IJzerkruis is Vlaanderen één'
schrijft 'De Standaard', de moniteur van de Vlaamse lafheid. Ja! Onder dat
kruis te Diksmuide is een zeker Vlaanderen één; één in zijn schaamteloze
lafhartigheid.
Dat het Verdinaso zich van dat hachelijke gedoe
hooghartig afkeert spreekt vanzelf. Het laat de doden hun doden begraven, en
marcheert in dienst van Dietsland's leven en toekomstige grootheid." [35]
In de loop van 1933 was in Verdinaso-kringen
tevens duidelijk geworden dat het de hoogste tijd werd te starten met een
cultureel gericht orgaan, waarin de theoretische grondslagen van het Verdinaso
verder konden worden uitgewerkt. Op 15 oktober 1933 verscheen onder de stuwende
bezieling van Wies Moens en Leo de Roover het eerste, in een roodzwarte kaft
gestoken, nummer van Dietbrand: "Zo is dan Dietbrand het orgaan,
niet van een literaire school, van een zoveelste -isme, maar van het Diets
geslacht dat, uit de verscheurdheden, uit de waan, het duister van een
liberale, materialistische eeuw, den weg vond naar de grote, eenvoudige
waarheden, die het vermechaniseerd Verstand slechts tot onheil van enkeling en
gemeenschap vermocht te loochenen : waarheden die in hun volheid te erkennen en
te beleven, waaraan gestalte te geven - in Staat, Cultuur en Kunst - de roeping
is van ieder jong, daadkrachtig Volk." [36] Het motief voor de
oprichting werd verder als volgt toegelicht: "Terwijl eensdeels, onze
Dietse Volksgemeenschap door zuiver-mechanistische staatsgrenzen in drie
stukken uiteengerukt ligt, vindt men, andersdeels, in ieder van die stukken
dezelfde innerlijke versplintering in partijen en 'klassen', dezelfde
verschijnselen van individualisme en democratische verwarring, welke tekenen
het beeld van een aan de natuurlijke levenswetten ontrouw geworden wereld."
[37] Verschaeve en Geerardyn
percipieerden het nieuwe blad als het officieuze culturele orgaan van het Verdinaso
en een waardige vervanger voor het zieltogende Jong Dietschland. Beide
priesters zegden hun medewerking toe. Op 26 oktober 1933 liet een ongeduldige
Wies Moens echter aan Geerardyn weten dat hij nog steeds wachtte op zijn eerste
bijdrage: "Van het eerste nummer van 'Dietbrand' lieten wij 500
exemplaren drukken; wij zagen ons verplicht nog 200 exemplaren te bestellen!
Dat wil niet zeggen dat wij aan de 700 abonnees toe zijn, wel aan de 400, wat
ongetwijfeld een mooi resultaat is. Gaudeamus igitur, - maar laten wij niet te
luid juichen, want daar is een kwestie die nog niet helemaal in orde is: de
kwestie van de medewerking! Wij willen van het tijdschrift geen allegaartje
maken: dat brengt zijn moeilijkheden mee. En als men de medewerkers zorgvuldig
uitgekozen heeft, is men nog niet klaar: die moeten dan nog werken en dat doen
zij nog allemaal niet! Gij zelf hebt mij beloofd dat gij zoudt meedoen. Ik
wacht daarop. Is 'Het nieuwe leven in Vlaanderen' geen thema voor U? Verschaeve
vroeg ik, te schrijven over een reeks 'Dietse Gestalten' en hij zegde toe. De
beurt is nu aan u! Laat mij niet te lang geduld moeten uitoefenen. Hoe eer ik
uw kopie heb, hoe liever. Men werkt makkelijker als men een beetje voorraad
heeft." [38] Geerardyn zou ondanks zijn
belofte uiteindelijk nooit een bijdrage schrijven voor het maandblad!
2. Verschaeves geschenk aan het Verdinaso:
"Laat ze niet rotten, O Vlaanderland"
Verschaeve bleef inmiddels nog steeds steken in een
Dinaso-roes. In het afgelegen Alveringem bereikte hem evenwel maar weinig
informatie over het reilen en zeilen in de beweging. Op 22 januari 1934 schreef
een verontruste Verschaeve aan Geerardyn: "De tijden zijn te zwaar en
gaan te snel. Het zal zijn 'Heil door 't Dinaso' indien wij met velen genoeg
'Heil Dinaso' gezegd hebben. Of dit zal geschieden blijft mijn zware kommer.
Over François heb ik zeer scherpe aanklachten, alle
persoonlijkheid zelf vernietigende, gehoord van een zeer voorbeeldige Dinaso:
luiheid, nietsdoenerij, broekvagerij; drinken en kaarten hele dagen, enz.,
enz.; hij zei erbij dat (ik gaf hem immers dezelfde wenk tot de leiding te
gaan) de leiding verwittigd was geworden en dat Van Severen tot ontslag had
besloten. Wat is er nu waar? Ik weet persoonlijk niets, ben in geen betrekking
met welingelichten, en vertel u dit enkel omdat ik weet dat gij er belang
in stelt." [39]
Soms stoorde hij zich aan de bijzonder scherpe taal
van Hier Dinaso!. Zo was hij niet te spreken over Van Severens houding
t.o.v. Robrecht de Smet. Verschaeve meende dat Van Severen het liefdesoffer aan
Groot-Nederland misschien wel doelmatiger maar zeker niet vollediger diende dan
de, na de mislukking van de Jong Nederlandse Gemeenschap en het
verdwijnen van Vlaanderen, steeds meer geïsoleerde De Smet.[40] Ondanks deze kritiek schreef
de kapelaan in februari 1934 zonder verpinken een schotschrift tegen de
IJzerbedevaart en het pacifisme, nl. Laat ze niet rotten, O Vlaanderland.
Volgens de onuitgegeven Memoires van Geerardyn was dit op vraag van
enkele Dinaso-studenten uit de streek, waarbij vooral Luc Carton uit
Oostvleteren een voortrekkersrol speelde. Het stuk was bij de latere uitgave in
brochurevorm inderdaad ondertekend met de letters L.C. (= Luc Carton). Toch
lijkt het voor de hand liggend dat de leiding van het Verdinaso weet had
van het initiatief en het misschien zelfs orchestreerde. Als tussenpersoon
fungeerde naast Luc Carton ook de reeds eerder aangehaalde Robert vander Schelden.
Verschaeve had de veertigjarige Vander Schelden een tiental jaar eerder leren
kennen en deed vaak een beroep op hem als chauffeur. Deze handelaar in weefsels
werd zijn belangrijkste "antenne" in het Verdinaso. Op 8 maart
1934 haalde Vander Schelden het "spreekkoor" bij Verschaeve af.
Ditmaal had de kapelaan zijn handen ontegensprekelijk wél in een wespennest
gestoken...[41] Ondertussen was in januari
in Dietbrand Verschaeves eerste bijdrage in de reeks "Dietse
Gestalten" verschenen. Het was getiteld Vlaanderen, de eerste kern
en was ondertekend met het pseudoniem O.Z. De volgende drie maanden verschenen,
telkens onder hetzelfde pseudoniem, met De eerste Vlaamsche graaf
(Robrecht de Fries), De gemeentenaar en Reinaart De Vos reeds een
tweede, derde en vierde bijdrage in de reeks. In deze laatste tekst schreeuwde
de kapelaan op het einde zijn ongenoegen uit t.o.v. de Vlaamse Oud-Strijders
Bond (VOS): "Macht, domheid; domheid, macht! Dit danskoppel draait
altijd maar voort rond op Vlaanderens geschiedenisveld. De Reinaartsatire ziet
het scherp en zegt het scherp. Die dans is Vlaanderens kringloop. Kringlopen is
doodlopen. Men doet de ronde van zichzelf tot dat de kracht uitgeput neervalt.
Reinaart lacht vol guitige geestigheid. Men zou er
om vloeken. Want wat hij bespot, leeft, tiert, viert hoogtij van macht en
aanzien! Als lach het wapen tot bevrijding niet kan scherpen, dan stompt hij
het af tot steeds verdere verslaving.
Reinaarts lach is verderfelijk omdat Vlaanderen geen
Reinaart is. Er was steeds hier of daar een Reinaart in Vlaanderen, een enkel
man die klaar zag, maar nooit een volksdeel, groot en krachtig genoeg om het
hele in de klaarte te dwingen. Komt het nooit? Komt het nooit? Het ga zo't wil,
maar nu schreeuw ik vlak in uw rosse Reinaartsmuil: Heil 't Dinaso!" [42]
Moens liet in hetzelfde nummer van april 1934 niet
na om Verschaeve uitvoerig te bedanken in de vorm van een hulde-artikel. De
letterkundige zwaaide kwistig met het wierookvat: "Huiverig voor dat
geweld (zoals voor die strengheid!) piept daar ergens een kleine stem, dat
Verschaeves 'vorm' niet zuiver, niet af is. Neen, maar ook zijn taal niet! Zij
wankelt soms op een angstwekkende wijze tussen het verhevene en het alledaagse.
Vorm en taal zijn als met wonden geslagen, doorkorven. Zij doen in hun
twee-eenheid denken aan een eik die het onweer geteisterd heeft. Dit maakt de
boom wel minder gaaf, - maar het maakt hem niet minder schoon." [43]
In het nummer van mei 1934 verscheen Klokke
Roeland maar de volgende maand verscheen plotseling geen bijdrage meer. Had
dit te maken met Jozef Lootens' vakantie te Cannes? Het was immers Lootens die
de bijdragen voor Dietbrand corrigeerde en naar Moens opstuurde. Of was
Verschaeves inkt wat opgedroogd, zoals hij eind juni 1934 aan Lootens liet
weten? Het nummer van juli 1934 zette de reeks echter verder en bevatte zijn
zesde bijdrage, nl. Vlaamsche kunst.
Merkwaardig was dat de Verschaeve-vieringen ter
gelegenheid van de zestigste verjaardag van de priester-dichter op 30 april
1934 een enthousiast en algemeen karakter hadden. In bijna alle katholieke
Vlaamse publicaties, maar ook in talloze Nederlandse en Duitse bladen
verschenen hulde-artikelen. Waren Verschaeves Verdinaso-sympathieën in
zijn artikels in Dietbrand en Gudrun dan zo goed weggemoffeld? Of
beleed hij zijn voorkeur voor het Verdinaso slechts in zeer beperkte
kring? Waarschijnlijk was vooral dit laatste het geval, want Verschaeves
typische schrijfstijl en dito geplogenheden waren in het Vlaanderen van 1934
genoegzaam bekend zodat het anonymaat of het gebruik van pseudoniemen toch maar
beperkt effect zal hebben gesorteerd.
Het is bijgevolg ten zeerste de vraag of Verschaeve
er werkelijk in slaagde het ware auteurschap van Laat ze niet rotten, O
Vlaanderland voor de buitenwereld verborgen te houden. Romain Vanlandschoot
is hierin formeel: "Verschaeve heeft zijn tekst niet in het diepste
geheim geschreven. Velen wisten daarvan. De verzen waren kwetsend voor pater
Callewaert (die op de algemene Verschaeve-hulde van april 1934 afzijdig bleef)
en vooral voor Frans Daels, die bij Joris Lannoo om opheldering vroeg. Op 3 mei
1934 antwoordde de Tieltse drukker: 'Ik vernam dat E.H. Verschaeve een
spreekkoor klaar heeft doch ik kan het nog niet in handen krijgen'."
[44] De navraag van Daels bij
Lannoo bewijst hoezeer de pacifisten met Verschaeves initiatief verveeld zaten.
Joris van Severen zong in Hier Dinaso! een
lofzang op Verschaeve: "Maandag 30 april, wordt Cyriel Verschaeve 60
jaar. Over geheel Dietsland zal men hem huldigen als de dichter, de ziener, de
schrijver der grootse en pakkende lyrische alleenspraken die zijn 'Uren
Bewondering' zijn.
Wij Dinaso's willen hem eerst en vooral huldigen als
de grote, de geniale raadgever van zijn volk, de man die sinds 30 jaar op alle
mogelijke manieren zijn volk de enige weg wijst ter redding: onvoorwaardelijk,
tot het einde toe onverbiddelijk doorgedreven maar... geordende strijd! ... en
niet voor een halve of een schijnzege, maar voor de echte, volkomen,
triomfantelijke, beslissende en voor goed de Dietse orde vestigende zege.
En onze hulde aan hem bestaat niet in de holle
woorden en de gemakkelijke bewondering der 'intellectuelen', die hij even
hartsgrondig als wij uitspuwt, maar zij bestaat, dit verklaar ik hem hier in
naam van alle Dinaso's, in het volgen van zijn raad, metterdaad, zo goed, zo
stipt, zo gewetensvol en zo liefderijk mogelijk. Ik weet dat dit de enige hulde
is die hij zal waarderen. Wij brengen ze hem met geheel ons hart, kort en
klaar, als soldaten. Heil U Cyriel Verschaeve en moge God, in uw verder leven u Zijn
zegen schenken." [45]
Schone liedjes duren echter niet lang. Op 14 juli
kondigde Joris van Severen te Kemzeke op een vergadering met een tweehonderdtal
aanwezigen zijn nieuwe marsrichting aan, waarover hij zich reeds verschillende maanden
had bezonnen. Veertien dagen later besprak Van Severen met Emiel Thiers, Pol
van Herzeele en de Nederlander Arie van der Horst deze nieuwe
"methode". Wies Moens was afwezig...
De Verdinaso-Leider trok nog dezelfde week
met Robert vander Schelden naar de kapelanij van Alveringem waar Verschaeve,
althans volgens de nota's in Van Severens agenda, zijn instemming met de
"Nieuwe Marsrichting" betuigde: "2 augustus 1934: naar
Alveringem. Dag met Verschaeve. Heerlijke uren. Rob Vanderschelden vergezelt
mij. Verschaeve zegt tweemaal: 'Ik zie u geern Georges - ik zie u nog veel
liever dan vroeger.' Hij is het volkomen eens met mijn plan-methode: Rijks
Nederland + geheel België (Bourgondië). Volkomen en spontaan." [46]
Hoe moeten we dit toch wel verrassende gegeven
interpreteren? Realiseerde Verschaeve zich werkelijk dat de Wakkenaar een nieuw
pad was ingeslagen, dat uiteindelijk zou leiden naar een volmondig assumeren
van de "Belgische ruimte" in Beneluxperspectief? Waarschijnlijk niet.
Van Severen zal de kapelaan ongetwijfeld slechts een bijzonder wazige
voorstelling van zijn nieuwe inzichten hebben geschetst en vooral die elementen
benadrukt hebben waar Verschaeve waarschijnlijk wèl mee akkoord zou gaan.
Een mogelijke verklaring ligt in de brief die Van
Severen op 19 oktober 1934 naar Wies Moens stuurde en waarin hij Moens vroeg
zijn houding - Moens had ontslag genomen - in volle openhartigheid te
motiveren. Van Severen schreef dat hij reeds op 13 juni 1934 met Moens de
nieuwe marsrichting had besproken: "Het besluit van het gesprek was dat
gij u er mee eens verklaarde, al was het niet met hart en ziel. Ik hoor nog uw
woorden: 'voor zover het slechts methode is kan ik mij akkoord
verklaren'. Het spreekt vanzelf dat het niets anders dan methode is; dat weet
gij. 14 juli, na met de andere leden der leiding en verscheidene vooraanstaande
Dinaso's de zaak besproken te hebben, duid ik in de rede te Kemzeke voor het
eerst, in de grote lijnen de nieuwe marsrichting aan. Op 27 juli schrijft ge
mij een brief waarin gij uw voornemen tot onstlagneming in de leiding kenbaar
maakt. Ge voegt daar echter bij dat vooraleer een definitief besluit te nemen,
gij eerst met mij erover zult spreken.
Ik antwoord u in een brief van 4 Oogst, u vragende
het aangekondigde bezoek niet uit te stellen en u voorstellende te samen bij
Verschaeve te gaan, aan wie ik ons bezoek had aangevraagd, en die ons met
vreugde zou ontvangen." [47]
Waarschijnlijk zal Van Severen ook Verschaeve over
de streep hebben getrokken door sterk het methodische karakter te benadrukken
van de nieuwe marsrichting. Van Severen, die het ontslag van Moens ten zeerste
betreurde, had wellicht de hoop gekoesterd dat Verschaeve de weerspannige Moens
wel zou hebben "bewerkt". De brief van 4 augustus bleef echter
onbeantwoord en twee dagen later ontving de leider het ontslag van zijn
vroegere rechterhand. Van een bezoek van Moens aan Alveringem kwam niets
terecht. Enkele weken later klaarde de hemel echter wat op: "1.9.1934:
thuis. Namiddag. Maurits Geerardyn verklaart zich akkoord met de nieuwe
marsrichting."[48]
Moens' ontslag zou voor Verschaeve een eerste barst
in zijn Dinaso-harnas veroorzaken. De teerlingen waren inmiddels evenwel
geworpen: met het schrijven van het spreekkoor had hij zich aan handen en
voeten aan Van Severen gebonden.
Deze laatste wilde geenszins tijd verliezen en
schakelde Verschaeve nu zonder blikken of blozen in zijn plannen in. Zo
kondigde Hier Dinaso! op 11 augustus 1934 het verschijnen van het
spreekkoor aan. Hetzelfde nummer publiceerde reeds enkele fragmenten van het
stuk "... in hetwelk het schrijnende kluchtspel van de IJzerbedevaart
in het brutaalste daglicht wordt gesteld." [49]
Verschaeves herschrijven van zijn beroemde grafvers
op de heldenhuldegraven "Hier liggen hun lijken als zaden in het zand.
Hoop op den oogst, O Vlaanderland" was ongetwijfeld een ongemeen
scherpe aanval op het IJzerbedevaartcomité en zijn bedevaart. Temeer daar het
echte vers boven de poort van de dodencrypte onder de IJzertoren prijkte! Het
spreekkoor kon besteld worden bij Pol van Herzeele te Roeselare en kostte 3 fr.
of 20 ct. in Nederland. Diezelfde maand verscheen een groter fragment in Dietbrand.
Het spreekkoor zou beschikbaar zijn vanaf 13 oktober
1934, toen het Verdinaso in Tielt zijn derde landdag hield. Verder zou Hier
Dinaso! er in zijn aankondigingen bijna elke week gewag van maken en dit
tot eind oktober 1936! [50] Laat ze niet rotten, O
Vlaanderland
werd overigens niet opgenomen in de twee uitgaven van het Verzameld Werk.
Vooral Martha van de Walle en Jaak de Meester zouden erover waken dat
Verschaeves schotschrift op de IJzerbedevaart naar de periferie van zijn oeuvre
werd verdrongen en dat zodoende zijn Dinaso-sympathieën zoveel mogelijk werden
weggemoffeld. Maar de redactie van het tweede Verzameld Werk deed meer
dan "niet opnemen". Men greep ook actief in en
"retoucheerde" sommige teksten. In ons besluit komen we hier op
terug.
Wat waren nu de voornaamste krachtlijnen van dit
nieuwe spreekkoor? Het leek ons nuttig een flink stuk van dit merkwaardig en
controversieel document te publiceren.
"(...)
Spreker:
Hier liggen hun lijken als zaden in 't zand.
Doden:
Laat ze niet rotten, O Vlaanderland.
Spreker:
O Doden, vreselijk klinkt het woord,
Dood leeft in 't rotten levend voort;
Zo stond het niet, zo staat het niet
In 't vers vol troost van 's dichters lied!
Doden:
Zo vraagt het hèm ! Hij spreke vrij
Vooral deez' duizenden tegaar!
Aanziet hij zijn vers nog voor waar?
Dat hij het zegge vrank en klaar,
Maar spreken zal hij juist als wij,
Zijn hart klopte immers met ons meê,
Hij weet ons allerwrangste wee.
Het zaad van Vlaanderen rotte alreê.
Levenden:
Maar staan hier niet duizenden Vlamingen?
Ziet hoe wij, tienduizenden, kwamen
Van overal en na jaren nog trouw!
In 't hart, niet in de aard, rotten doden
En 't hart dreef heel 't volk naar uw zode;
Gij leeft in onzen trouwhartigen rouw.
Doden:
Luid brult uw rouw,
Stil is de trouw!
Onze stilte is gestoord
Door luid lied en hol woord.
't Dient niet ons, het dient u tot verstrooiing;
Voor de doôn is verstrooiing vergooiing.
Vult vrij één dag, zo, uit uw tijd...
Wij leven, wij, in de eeuwigheid :
Die zee zonder baren,
Waar de eeuw zonder jaren
En de dag zonder uren
Zijn het simpele duren,
Geeft ons duren!
Spreker:
Daar U trouwe huldeschenken
Talloos velen jaar na jaar,
Lieve, ontelbare dodenschaar,
Duurt ge, in ons herdenken.
Doden:
Is dat wijvig geweên?
Dat romantisch gesteên?
Die rhetorische reên?
Neen!
Maar was herdenken verder denken
Al wat wij dachten
En door de daad vervulling schenken
Aan wat wij betrachtten,
Dàt gave ons 't duren alléén
Levenden:
Zó zal het zijn. Dat zweren wij.
Maar wat toch, Doden, droomdet gij?
Doden:
Wat droomt er meer dan doden?
Wat dromen doôn dan leven?
Wilt ge onze droom ons geven,
Leven weze ons geboden!
Uw leven zette 't onze voort!
En, als ons bloed in 't uwe gloeit
En in u leven wordt ons streven,
Dan hebt ge ons "duur" gegeven.
Levenden:
Heil, Doden, heil u, ziet en hoort :
Wij staan hier tien-tien-duizenden,
In scharen Uwaart bruisenden
Uit Vlaanderens minst en machtigst oord.
Eén zaadje bracht er honderd voort!
Doden:
Getallen weer. En cijfers weer!
De doden cijferen niet meer.
Hoevelen gij moogt zijn, dat ziet
Geen dodenoog, het ziet geen scharen:
Dat golft voorbij als waterbaren.
Maar wat gij zijt, dat blijft ons bij.
Wij kennen noch golf noch getij.
Zijn we in de zee zonder baren niet?
Wat moet gij, honderdduizend, ginder staan,
Als gij weer, honderdduizend, heen zult gaan
En hebt, met honderdduizend, niets gedaan?
(...)"
De spreker richt zich op het einde van het tweede
deel plechtig tot de doden:
"(...)
Doden van Vlaanderen, voor België gevallen,
Denken uw Vlaamse duizendtallen:
Zoveel bloed baatte Vlaanderen toch iets?
Doden:
Niets!
(...)"
De spreker richt zich hierna tot de levenden:
"(...)
Vlamingen, gaven Uw doden u glorie?
Bouwgrond voor heerlijke Vlaamse historie?
Dood die hoop en met trots U vervul'?
Levenden:
Nul!"
Verschaeve liet hierna de jonge Vlamingen die hij
pas in het tweede deel ten tonele voerde fulmineren tegen het pacifisme van het
VOS. In plaats van het "nooit meer oorlog" stelden deze het
"nooit oorlog voor anderen meer!" voorop:
"(...)
Neen! Nooit oorlog voor andren meer!
Heil! Breekt niet uw geweer,
En wordt na dommen laffen niet.
Heil Strijd! Heil Dood! Heil Bloed dat vliedt,
Als Vlaams bloed maar voor Vlaanderen vloeit,
Als Vlaamse dood op Vlaandren bloeit.
(...)"
Pas dan zou er voor Vlaanderen hoop op een goede
oogst kunnen zijn. Verschaeve liet de "jonge Vlamingen" het
spreekkoor beëindigen met een duidelijke boodschap voor het
IJzerbedevaartcomité en de bedevaarders:
"(...)
Die gouden oogst, waar 't bloed van droomt,
En zich veil voor houdt, zo zalig veil,
Zal Dietsland zijn, heel Dietsland! Heil!
(...)"[51]
Maurits Geerardyn bezocht kort na het verschijnen
van het spreekkoor Dr. J. Goossenaerts, die naar buiten uit vol hield dat
Verschaeve de auteur niet kon zijn. Goossenaerts verwees naar de jaarlijkse
bijdrage voor de bedevaart die de kapelaan had gestort en naar een verklaring
van een weinig moedige Verschaeve aan een ziedende pater Callewaert, waarin de
kapelaan zich verdedigde met het argument dat het spreekkoor moest geschreven
zijn door iemand die goed zijn stijl kon nabootsen. Toen Geerardyn hem echter
triomfantelijk een deel van het eerste manuscript toonde was Goossenaerts
stomverbaasd én geschokt. [52]
3. Verschaeves breuk met het Verdinaso en Joris van
Severen
Het is duidelijk dat, in tegenstelling tot wat de
meeste onderzoekers altijd hebben beweerd, Verschaeve niet ogenblikkelijk heeft
afgehaakt na het inslaan van de nieuwe marsrichting. We kunnen eerder spreken
van een stapsgewijs bewustwordingsproces dat pas in de zomer van 1935 volledig
werd voltooid.
Een eerste factor was zoals we al hebben aangehaald,
het ontslag van Wies Moens dat in een klein bericht in Hier Dinaso! van
29 september 1934 werd vermeld. Verschaeve wou aanvankelijk niet direct partij
kiezen. Hij was er zich van bewust dat de nieuwe marsrichting en Moens' ontslag
een (weliswaar beperkte) schokgolf in de beweging hadden veroorzaakt. Moens kon
in zijn kielzog immers enkele belangrijke leden meesleuren zoals Ward Hermans
en de Nederlander H. Bruch en kreeg nu ook de steun van enkele kopstukken van
de Jong Nederlandse Gemeenschap waaronder J.H. Broekman, H. Hülsmann en
W. Goedhuys.[53]
De breuk in het Verdinaso zou echter veeleer
voor Dietbrand verstrekkende gevolgen hebben. Van de 28 medewerkers die
het blad tijdens de eerste jaargang telde bleven er na de breuk nog slechts
acht publiceren. Behalve Henri Bruning en Ernest Michel volgden ook Toon Maes,
H. Arlekin, Man Arnet en de meeste andere uitgesproken Dinaso's van de Dietbrand-medewerkers
Van Severen in zijn nieuwe marsrichting. Maar ook hij kwam niet zonder
kleerscheuren uit het gevecht. Er was immers de betwisting van Moens'
eigendomsrecht door het Verdinaso. Moens wou aanvankelijk Pol van
Herzeele als administrateur aanhouden maar verzocht hem "de financiën
van 'Dietbrand' niet te vermengen met die van het verbond". Toen Moens
eind oktober besloot zelf te zorgen voor de administratie van Dietbrand
verbood Van Severen aan Van Herzeele het secretariaat uit handen te geven.
Moens bezat echter een door twee getuigen ondertekend document dat het bewijs
vormde dat het blad zijn persoonlijke eigendom was en had dit op een
postkantoor in bewaring gegeven. Op 19 november 1934 stelde de vrederechter van
Dendermonde hem dan ook in het gelijk. Van Severens plan om Moens als
hoofdredacteur van Dietbrand te vervangen door Henri Bruning werd
zodoende gekelderd. De Verdinaso-leiding opperde dan maar de idee om een
nieuw tijdschrift te lanceren; een project dat echter nooit van de grond kwam.[54]
Op 21 november 1934 schreef een ontgoochelde
Verschaeve naar Moens dat hij noch aan Dietbrand noch aan enig Verdinaso-geschrift
zou meewerken zolang de eenheid niet hersteld was en vroeg hij hem twee
bijdragen (Dietse Gestalten), die reeds in zijn bezit waren, niet te laten verschijnen.
Het laatste nummer van de eerste jaargang (september 1934) bevatte nog een
zevende Dietse Gestalte in de vorm van De Van Eycken maar in het eerste
nummer van de tweede jaargang (oktober 1934) nam Verschaeve met zijn achtste
"gestalte", nl. Vlaanderens' Mystiekers definitief afscheid
van Dietbrand. In datzelfde nummer verscheen een toevoegsel waarin Moens
duidelijk maakte dat het blad steeds een zelfstandig karakter had gehad en
nooit bedoeld was als een uitgave van het Verdinaso, waarvan hij nu wegens
de nieuwe marsrichting, die hij als "verderfelijk" voor zijn volk
beschouwde, afstand nam.[55]
De Van Severen getrouwe Geerardyn stelt het in zijn Memoires
verkeerdelijk voor alsof Verschaeve zijn verdere medewerking weigerde uit
afkeuring van Moens' besluit. In werkelijkheid zat Verschaeve echter met de
handen in het haar... Enkele dagen
later immers lichtte hij Lootens als volgt in over zijn beslissing: "Liefst
werkte ik met hem voort mee, maar ik wil geen stand nemen. De twee artikels die
hangende zijn mogen niet verschijnen." [56]
In december 1934 verscheen het eerste proefnummer
van het weekblad Nieuw Vlaanderen. Verschaeve werd, ondanks het
spreekkoor en het pro-Dinaso odium dat hem omgaf, op geen enkele manier
aangevallen of verontrust. Het artikel Verschaeve en de IJzerjongens van
Dr. Raph. Kremers bezong zelfs de lof van Verschaeve wegens zijn rol als
"geestelijk leidsman" van de Frontbeweging tijdens de Eerste
Wereldoorlog. Nieuw Vlaanderen wou werken in de "geest van
Diksmuide". Deze moest het ontkiemende ferment van een nieuwe Vlaamse
gemeenschap verder doen gedijen in het Vlaamse volk. "Eén dag in het
jaar beleven wij deze gemeenschap in Vlaanderen. Eén dag in het jaar, als wij
allen verenigd staan te Diksmuide om het kruis onzer doden. Daar, waar onze
IJzerjongens in het aanschijn van de dood het hoogste offer brachten voor de
redding van hun volk, versterft elke haatkreet op onze lippen en begrijpen wij
de nietigheid van onze broedertwisten...." [57]
Inmiddels ging Van Severen in Hier Dinaso!
onverstoord verder met het beschimpen van de IJzerbedevaart, die hij afdeed als
"een groteske en sinistere klucht". Prof. Daels en Dom
Van Assche voelden aan dat het de hoogste tijd was om Verschaeve uit Van Severens
greep te redden en gingen in de tegenaanval. Het bedevaartcomité, dat bij monde
van Juliaan Platteau een plechtig manifest voor de wereldvrede had afgekondigd,
besliste op aandringen van Daels, om tijdens de IJzerbedevaart van 1935 een
gedenkplaat te onthullen voor Dr. Alfons vande Perre, Oscar de Gruyter en...
Cyriel Verschaeve. Ook Dom van Assche deed zijn duit in het zakje. In het
bewegingsblad Vredes-Aktie van de Katholieke Jongeren Vredes-Aktie
(KJVA) werd op 1 april 1935 een citaat uit Verschaeves tekst van 11 juli 1933
gepubliceerd. De beslissing van het IJzerbedevaartcomité om Verschaeve te
huldigen viel nochtans niet bij iedereen in goede aarde. Leieland, het
blad van het Kortrijkse VNV-gewest, reageerde furieus: "Het behoud van
eenmaal veroverde stellingen en van al de kernen van vervlaamsing is onze
eerste plicht. Dit was het verraad en de gemeenheid van Dinaso, dat het alle
Vlaamse kernen trachtte te vernietigen. Een werkje voor Van Severen! Natuurijk!
Doch hoe heeft Wies Moens daar zo lang aan meegedaan? Hoe was er zelfs één, die
rijmen schreef in 't Dinaso-blad om de IJzerbedevaart voor een grote NUL uit te
maken: eigenlijk de eindletter en de betekenis van heel zijn Dinaso? Heeft die
nu opnieuw de hand gelegd in de hand van Prof. Daels? Des te beter, maar wij
zullen er nog naar vragen, eer de vieringen van 1935 kunnen doorgaan.
Geen dubbelzinnigheid!" [58]
Ook Joris Lannoo, die ontslag had genomen uit de
raad van beheer, schreef op 28 juni 1935 aan Clemens de Landtsheer dat de hulde
aan Verschaeve misplaatst was: "Niemand heeft het
komiteit...ongenadiger behandeld dan Verschaeve en... hij wordt er door
gehuldigd, al wil hij niet aanwezig zijn... Uw huldiging als antidinaso's en
van alle VNV-ers gaat dus naar een ... dinaso!" [59] Daels en Van Assche deden
echter alsof hun neus bloedde. Verschaeve diende immers kost was kost
gerecupereerd te worden. In mei 1935 was door F. Daels, J. Rombouts en J.
Platteau zelfs een huldeboek samengesteld dat drie hagiografieën bevatte en
gedrukt werd op 5.500 exemplaren.
De kapelaan rook de kans om definitief van zijn
Dinaso-etiket af te raken. Verschaeve kreeg hiertoe een uitstekende
mogelijkheid. De groep "Nederland" van het Algemeen Nederlands
Verbond richtte namelijk begin juli 1935 in Utrecht een groepsdag in
waarbij een kleine tentoonstelling over Verschaeve werd opgezet. Daels, die
deze groepsdag bijwoonde, bemerkte tot zijn ontzetting de door het Verdinaso
uitgegeven spreekkoor-brochure, onder de tentoongestelde werken. Hoewel hij
ongetwijfeld reeds op de hoogte was van Verschaeves auteurschap, veinsde hij
tegenover de kapelaan opperste verbazing en vroeg hem via een brief of hij soms
de auteur was van het spreekkoor. Verschaeve maakte onmiddellijk de bocht:
"Ik ben blij die inlichtingen te ontvangen. Van al die dingen:
tentoonstellingen, enz... weet ik niets van af, ben er dus voor niets in
tussen. Dat men een anoniem geschrift onder mijn werken tentoonstelt schijnt
met mijn voorkennis en dus door mij bezegeld te geschieden. Er is echter, zoals
U ziet, niets van aan. Ik zal mij inlichten hoe de vork in de steel zit, wie de
inrichters waren, enz... Pas daarna kan ik weten wat mij te doen staat." [60]
De kapelaan voelde dat hij nu snel afstand diende te
nemen van Van Severen die tegenover zijn militanten stilaan Verschaeve begon te
discrediteren. Zo verspreidde hij het gerucht dat Verschaeve de schulden van de
IJzertoren mee hielp afbetalen en dreigde hij het ware auteurschap van het
spreekkoor bekend te maken. In een niet gedateerde brief aan Robert vander Schelden
vroeg een misnoegde Verschaeve of hij de leider wou meedelen zich niet langer
met zijn zaken te bemoeien en of deze zich nog zijn belofte tot geheimhouding
herinnerde: "In afwachting dat ik u spreek, kunt gij zeggen dat het
waar is dat ik de schulden van het IJzerkruis regelmatig help afbetalen, doch
met geen 250 frank. Ik heb zoveel niet. Doch hierbijvoegend dat dit mijn
aangelegenheden zijn en blijven en dat het Spreekkoor door L.C. gemaakt is en
niet door mij. Zo heeft Van Severen aangenomen, hij zal wat hem toevertrouwd is
geworden noch rechtstreeks noch onrechtstreeks verklappen. Dat is eerlijkheid,
die ik ten andere van hem verwacht." [61] Verschaeve was ook
geprikkeld door Van Severens gebruik van zijn naam in het dispuut annex
partijtje modder gooien met Wies Moens: "Wat Wies Moens betreft, ik
versta niet hoe ik daarin gemengd word. Dat Van Severen begint met er mij
helemaal buiten te laten. Ik moet en wil als geen argument dienen. Een Leider
heeft geen contreseign van doen. Nooit heb ik de pretentie gehad mij in de
zaken der leiding te mengen of er hoe dan ook gewicht op uit te oefenen. Waar
ik buiten ben late men mij buiten." [62]
Enkele dagen later had Van Severen het definitief
verkorven. Verschaeve doopte in een nieuwe brief aan Robert vander Schelden
andermaal zijn pen in vitriool en ventileerde zijn ergernis tegenover de
Wakkenaar: "Martha van de Walle deelt me vandaag de dreigementen van
Van Severen mede nopens de IJzerbedevaart. Die huldiging heb ik geweigerd, doch
mijn weigering heb ik niet omwille van wat dan ook dat Van Severen aangaat
gesteld. In die huldiging heeft hij niets te zien.
En wat hij dreigt met het spreekkoor is een zo
aartsgemeen breken van woord en van vertrouwen dat ik er nog moeilijk geloof
aan kan geven. Gebeurt dat echter, en zelfs als er in 'Hier Dinaso!' of gelijk
hoe van zijnentwege zelfs maar een zinspeling gemaakt wordt op datgene wat hij
als secreet aangenomen heeft te bewaren, dan spuw ik op dien vent, en zal het
meest misprijzend medelijden hebben met al degene die vertrouwen stellen in een
mens die niet kan eerlijk zijn. Gij kunt aan Thiers of aan de 'Leider' zelf dat
kenbaar maken."
[63]
Volgens Jos Vinks liet het Verdinaso verstaan
op de bedevaart aanwezig te zullen zijn met een provocerende spandoek waarop
"Laat ze niet rotten, O Vlaanderland" zou staan. Bezweek de kapelaan,
ondanks de strijdlustige toon van zijn brief, voor deze dreigementen?
Verschaeve besliste hoe dan ook niet aanwezig te zijn bij de huldiging en riep
overmacht in wegens zijn drukke pastorale bezigheden. Naast een hele leugen
m.b.t. het spreekkoor dus ook een halve stap in de richting van Daels vanwege
de kapelaan: de huldiging in Diksmuide kon doorgaan, maar Verschaeve was door
zijn zondagspastoraal verhinderd!
R. Vanlandschoot aarzelt in zijn analyse van de
feiten om conclusies te trekken: "Hield hij voor Van Severen de illusie
vol dat hij toch afstand nam van het Comité en van de 'traditionele' Vlaamse
Beweging? Of is het het tegendeel: Verschaeve die aan Daels de illusie overlaat
genezen te zijn van zijn misplaatste sympathie voor het Verdinaso en de bittere
droesem van het pamflet?" [64]
Naar onze mening is geen van beide hypothesen
plausibel. Er is immers geen sprake meer van illusies! Verschaeve achtte het
niet langer opportuun zich met het, overigens stagnerende, Verdinaso te
associëren. Er was vanzelfsprekend de geopolitieke evolutie waarvan hoe langer
hoe meer bleek dat het méér was dan een methode maar ook het feit dat hij, via
zijn koketteren met Van Severen, bezig was alle krediet in de brede Vlaamse
Beweging te verspelen.[65] Verschaeve wou zich
duidelijk weer verzoenen met de bedevaart en schreef op 7 augustus 1935 zelfs
twee gelegenheidsgedichten voor de IJzerbedevaart, namelijk het ontroerende Gedachtenis
en Naar 't dierbare land, die in het Het Nieuwsblad en De
Standaard werden afgedrukt.[66]
Ook het VNV-dagblad De Schelde omarmde nu de
kapelaan via een door Daels geschreven artikeltje over De gendarm voor het
huis waarin Verschaeves koelbloedigheid ten aanzien van de
"sûreté" in de verf werd gezet toen hij tijdens de Eerste
Wereldoorlog door deze werd bedreigd. Zelfs Het Leieland was, in zijn
speciaal nummer naar aanleiding van de bedevaart, bijgedraaid en had zich met
de huldiging verzoend, al klonk toch nog enige afstand door: "Eén der
drie gehuldigden op de bedevaart van dit jaar is E.H. Cyriel Verschaeve. Is het
wel nodig om over hem nog te schrijven? Hijzelf is de laatste om het goed te
vinden, en God weet hoe hij zich heeft verzet tegen die hulde! Niet voor hem of
om zijnentwille maar opdat zijn voorbeeld moge dienen, vestigen wij de aandacht
op deze heerlijke priesterfiguur." [67]
De zestiende IJzerbedevaart van 18 augustus 1935
stond in het teken van de "Los van Frankrijk"-leuze, waarrond het
Vlaamse volk zich eendrachtig diende te scharen. Daels riep in een radiorede
enkele dagen voor de bedevaart op tot eendracht. Hij wilde de Verdinaso-agitatie,
die met Verschaeves spreekkoor een hoogtepunt had bereikt, zien ophouden:
"Laten wij liever elkaar
terugvinden. Laat alle Vlamingen die het goed menen naar Diksmuide gaan op
zondag 18 augustus. Ook op de Vlaamse bloedlinie was er maar één
volk." De huldiging van het driemanschap moest dan ook in dit
perspectief worden gezien: "Heel Vlaanderen zal deze Vlaamse eendracht
en samenhorigheid herdenken in het symbolische driemanschap." Daels
hamerde bovendien op de "boven alle partijpolitiek verheven
gedachte van ruime menselijkheid en internationale solidariteit." [68]
De Heilige Mis werd gecelebreerd door de
oud-brancardier Vuylsteke, missionaris te Kivu (Belgisch Congo) die een vriend
was geweest van de "martelaar" Lode de Boninge. Hij werd begeleid
door het benedictijnerkoor van Steenbrugge. De dominicaan Jules Callewaert las
het gebed voor de wereldvrede voor: "Ruk het oorlogsmasker af, opdat
elk mens in elk mens Uw goddelijk beeld en Uw goddelijk bloed herkenne in de
klaarheid der liefde." Tijdens de huldiging van het driemanschap door
Daels en de onthulling van de gedenkplaten voerde men Verschaeves Gedachtenis
uit op muziek van Jef Van Hoof.[69]
Ook deze IJzerbedevaart bleek voor het Verdinaso
meer dan ooit het mikpunt van spot. Te meer daar de bedevaart vanaf dat jaar
duidelijk ondersteund werd door het VNV. Er waren in de ordedienst talloze
VNV-uniformen op te merken en de verantwoordelijke voor de ordedienst, Herman
Van Ooteghem, was een kaderlid van het Gentse VNV. Bovendien defileerden die
dag op de Grote Markt van Diksmuide zowat 15.000 Vlaamse oud-strijders en
bracht J. Martens namens het VOS hulde aan het driemanschap De Gruyter-Van de
Perre-Verschaeve. Hier Dinaso! reageerde reeds in zijn eerste nummer na
de bedevaart. In het artikel Betogingen? ... Massa's! werd de bedevaart
andermaal scherp op de korrel genomen en afgedaan als een "sentimentele
dodenhulde" waarin sentimentele gevoelens van pacifisme, flamingantisme en
negativisme werden tentoongespreid. Bovendien vergeleek de auteur, een zekere
J.V.B. (Jef van Bilsen?), de IJzerbedevaart met de optocht ter gelegenheid van
de 50e verjaardag van de stichting van de Belgische Werklieden Partij,
die gelijktijdig was doorgegaan: "Maar zij hebben beide dit ééne
gemeen: dat zij massa's zijn, essentieel massa. Beide zijn massa zonder vorm,
zonder orde, zonder wil, zonder daadkracht, zonder gestalte..." Op
schertsende toon becommentarieerde de auteur de huldiging van Verschaeve: "Van
de Perre en De Gruyter zijn niet meer. Zij rusten in vrede. Maar waar was
Verschaeve, de derde van het 'driemanschap', verleden zondag? Spreekt aan de
eerlijke Dietser Verschaeve niet over het 'Vlaamse volk', spreekt hem niet over
leeuwenvlaggen, - gij wéét beter waarheen zijn Geest gaat, waarvan zijn Ziel
vervuld is en waarop zijn hoop is gevestigd. Honderdduizend doden hebben de
Levende herdacht... De blinden hebben de Ziener gehuldigd. - Maar de Ziener,
Cyriel Verschaeve, was er niet, wilde er niet zijn." [70]
Hoewel de redactie van Hier Dinaso! pogingen
ondernam om Verschaeve in het Verdinaso-kamp te houden werd duidelijk
dat het vertrouwen van de Dinaso-militanten in de kapelaan volledig was
afgebrokkeld. Sommigen zouden enkele weken later zelfs zover gaan de daad bij
het woord te voegen...
In Hier Dinaso! had met name Van Severen in
zijn rubriek Feiten en beschouwingen, hoewel hij Verschaeve nog ontzag,
nog wat meer olie op het vuur gegoten: "Het Comité der Bedevaarten
gebruikte de zogenaamde Verschaeve-Hulde om geheel het 'nationaal-voelende'
Vlaanderen naar Diksmuide te trekken. Vruchteloos! Die hulde werd trouwens een
hachelijke en potsierlijke comedie; Verschaeve verscheen er niet eens, en wilde
er niet van weten!"[71]
Van Severen vond in de bedevaart geen "toekomst-bepalende
energie" of "waarachtig scheppende kracht". De
politiek van Diksmuide was niet de aangewezen weg en macht om "het
alles dodende regime waarin wij leven" te vernietigen. Het kon "de
Nieuwe Orde" die Van Severen wenste uit te bouwen niet inrichten! Van
Severen stelde tegenover de bedevaart het succes van de vierde landdag van het Verdinaso
te Sint-Kruis-Brugge: "Het Verdinaso beschikt niet over een machtig
organisatorisch en strijdapparaat, niet over geld, niet over steun van de
katholieke geestelijkheid of van de Belgische Katholieke Partij. Desondanks
waren er 10.000 deelnemers aan de Landdag. Maar die 10.000 zijn niets
tegenover het karakter van deze vierde Landdag." [72]
Van Severen wanhoopte echter niet, hij kon immers
bogen op de "onoverwinnelijke kracht van een jong, vinnig-slagvaardig
en tot alles besloten leger". Het was volgens de leider een jong leger
dat "met hartstochtelijke ernst de moeilijkheden en hinderpalen mathematisch
berekent om er dan op los te gaan en slaan en uiteindelijk het vooropgestelde
doel bereikt".[73]
Dat de jeugdige Dinaso's inderdaad slagvaardig waren
bleek reeds de volgende dag. Op 22 september 1935 werd tijdens de namiddag de
C. Verschaeve-plaket in de IJzertoren geschonden: "Zondagmorgen rond 9
uur, kort na de opening, deed de torenwachter zijn gebruikelijke ronde, ook in
de kruiskamers (waar de plaketten staan) om te zien of er geen water stond
vermits het 's nachts geregend had, en bemerkte niets abnormaals. Rond 15.30
uur deed hij toevallig een tweede ronde in de kruiskamers en bemerkte tot zijn
verwondering dat één der drie houten kaders met de plaketten, deze staande in
de kamer met het kruisvenster 'Orne' omgekeerd stond. Denkende dat het een
kwajongensstreek gold, wilde hij het kader omkeren toen er twee van de vier
koperen bouten uitvielen wat zijn argwaan wekte. Inderdaad, bij het omkeren van
de plaket bemerkte hij onmiddellijk dat deze geschonden was met een scherp
voorwerp, een kruis in X-vorm was getrokken over heel de plaket en het
aangezicht van Verschaeve. Het kruis had een diepte van ongeveer 1 millimeter
en een breedte van 0,5 millimeter; m.a.w. een scherpe, diepe lijn. Onderaan op
de volle breedte is duidelijk leesbaar ingegrift in drukletters van ongeveer
elke 1 centimeter hoogte (met vaste hand gegrift): 'IK BEN HIER NIET OP MIJN
PLAATS'. Op een paar andere plaatsen zijn ook nog enkele krassen van minder
belang aangebracht. (...) Franskiljons schijnen bij deze
schending niet de schuldigen. Eerder schijnt aangewezen als vermoedelijke
richting de jongere Dinaso-mentaliteit." [74]
Niets wijst erop dat Van Severen en Verschaeve
elkaar na 2 augustus 1934 nog hebben ontmoet. Ook in de uitgebreide
briefwisseling van de kapelaan kwam de Verdinaso-leider nog nauwelijks
voor. Het leek alsof Van Severen tijdens de tweede helft van de jaren dertig
voor Verschaeve niet langer bestond. In ieder geval bleef het Verdinaso
tot 1937 pogingen doen de kapelaan te accapareren en zijn mythische symboolfunctie
te exploiteren. Tot eind oktober 1936 maakte Hier Dinaso! reclame voor Laat
ze niet rotten. Verschaeves geloof in het Verdinaso was toen echter
al voorbij. Op 12 september 1936 schreef hij aan Maurits Geerardyn: "Ik
ontving 't bezoek van Thiers niet, wel van de broer van Joris van Severen, die
hoopte dat zijn broer het ging halen. Anderzijds hoorde ik cijfers nopens 't
aantal der Dinaso's die allesbehalve zegevoorspellend zijn. De Militie, in twee
jaar, van 700 tot 400 geslonken en het algeheel ledenaantal 2.099, ook met de
helft verminderd in de twee laatste jaren! Dit zei me vertrouwelijk de
gouwleider van... doch 't is best niet te bepalen, daar ik beloofde te zwijgen.
Ik bevestig niets; weet gij 't beter en zeker, dat zou me een veel meer verkwikkend
nieuws zijn. Deze namiddag kwam Spruytte die beweerde dat de Vlaamse
Nationalisten zeer veel en zeer stevig werken op dit ogenblik. En alzo leeft
men te midden van tegensprakelijke beweringen." [75]
Op 19 december 1936 vermeldde Van Severen in Hier
Dinaso! nog éénmaal de kapelaan onder de Dietse groten, waaronder hij ook
Rodenbach en Ruusbroec rekende. Verschaeve kon wel nog enigszins op begrip en
sympathie rekenen bij de Nederlandse Dinaso's waarvan sommigen onder invloed
stonden van zijn goede kennis pater Van Sante. Ook een zekere Karel van
Roosendaal, volgens R. Vanlandschoot een pseudoniem van een ambtenaar uit
Kisantu, droeg de kapelaan nog steeds in zijn hart en weidde in een lange brief
uit over de onvervangbare betekenis van Verschaeve voor het Verdinaso en
Joris van Severen. Deze brief verscheen op 15 mei 1937 in de rubriek Geest
en daad van Hier Dinaso! en kreeg in het weekblad de titel: Dietse
mannen van betekenis: I. Verschaeve. R. Vanlandschoot vatte deze brief als
volgt samen: "In Verschaeve wordt zijn 'soldateske' nationale houding
geprezen. Meer nog, de grijze priester-dichter is de levende prefiguratie van
de Verdinaso-beweging. Het machtig werken van Verschaeve 'heeft zulk een
geweldige doorslag gegeven in de schepping van de Dinaso-gedachte'. 'Wat Goethe
en Schiller waren voor Hitler en het nationaal-socialisme, dat is, en nog op
meer directe wijze, Verschaeve voor het Dietse nationaal-solidarisme.' Van
Severens levenswerk is de 'bekroning van zijn (CVs) stoutste dromen.' De
koloniale ambtenaar besteekt de kapelaan met vonkende eretitels als 'de
reïncarnatie van de prinselijke Rodenbach, erfgenaam van den aristocratische
Verriest, trotse eenzame kamper die voor ons allen (is) het voorbeeld van
weidse visie over de Dietse toekomst.' Meer nog, Verschaeve en het Verdinaso
zijn als het ware met elkaar versmolten. 'Waarlijk een stuwkracht met iets
buitenmenselijks in zich, gaat uit van Verschaeve over de revolutie, die wij
stellen tegen de wanorde van de huidigen dag'." [76]
Maar aan de vooravond van de IJzerbedevaart van 1937
ging Hier Dinaso! heftig in tegen een rondschrijven van de inmiddels ook
al uit de beweging verdwenen Nederlander Ernest Michel die geschreven had dat
de priester-dichter in eigen persoon had meegewerkt aan de opstelling van het Verdinaso-programma.
De Verdinaso-leiding wilde formeel zijn en logenstrafte deze bewering
onmiddellijk: "Nooit werkte de priester Cyriel Verschaeve mede aan de
opstelling noch werd door hem welk programmapunt dan ook opgesteld, gelijk
Michel in zijn rondschrijven beweert." [77]
De redactie van Hier Dinaso! wist dat
Verschaeve definitief afstand genomen had van de beweging. Zelfs Thiers en
Geerardyn stonden nu voor een voldongen feit. De Tieltse advocaat en
rechterhand van Van Severen probeerde nog een laatste maal de kapelaan te
overtuigen van de geopolitieke concepties van de leider. Tevergeefs... : "Heden
morgen was Thiers hier. Gisterenavond sprak hij hier en was over de opkomst
tevreden. Hij sprak ook over allerhoogste sympathieën die het Dinaso te beurt
vallen! Allerhoogsten hebben geen sympathieën maar doeleinden, steeds. 'Noli
confidere in principibus' zingen de psalmen." [78] Dat het Benelux-concept van
het Verdinaso stilaan een zekere steun kreeg in
"Belgicistische" kringen werkte op Verschaeve als een rode lap op een
stier.
Was het Leuvense eredoctoraat van 7 november 1937
een bezegeling van de breuk met het Verdinaso? In ieder geval geeft R.
Vanlandschoot een aantal indicaties in die richting. Het eredoctoraat moet
volgens hem bekeken worden tegen de achtergrond van de verwarde
concentratiepogingen tussen de Vlaamse vleugel van de Katholieke Partij (KVV)
en het VNV. De academische overheid en een aantal hoge verantwoordelijken zagen
in de onderhandelingen een uitstekende kans om de Vlaamse studentenbeweging aan
de universiteit nader tot de Katholieke Partij te brengen. Daarvoor moest de
nasleep van de in 1924 begonnen conflicten weggewerkt worden. Iedereen wist dat
Verschaeve een belangrijke rol had gespeeld in de Vlaams-nationalistische
oriëntering van het Katholiek Vlaams Hoogstudentenverbond (KVHV) in
1925. Kon men er nu, twaalf jaar later, in slagen allen samen te brengen in één
grote, Vlaamse en katholieke formatie, dan was een flinke stap vooruitgezet.
Verschaeve kon via zijn richtinggevend prestige de overkoepelende vlag zijn.[79]
De Leuvense autoriteiten hadden hun moment goed
uitgekozen, de cultuurpolitieke betekenis van Verschaeve in het Vlaanderen van
1937 kan immers nauwelijks onderschat worden. Zijn Elijah zou hem enkele
weken na zijn eredoctoraat een officiële Belgische onderscheiding opleveren: de
driejaarlijkse staatsprijs voor toneelliteratuur. Op 12 maart 1937 schreef
Verschaeve aan Jozef Lootens dat hij begonnen was met een nieuw en groot werk,
dat zijn opus magnum zou worden, namelijk zijn monumentale Jezus-biografie.
De kapelaan zou zich nu meer dan ooit in de eenzaamheid van Alveringem
vermeien. In het politieke Vlaanderen zag hij nog slechts verscheurdheid en
verwarring en het bekrompen vasthouden aan het eigen gelijk via allerlei
programma's en stelsels. Bovendien bleef zijn verhouding met het
IJzerbedevaartcomité, ondanks de huldiging van 1935, vrij moeilijk. Zo
vermeldde de officiële brochure van de achttiende bedevaart (1937) in de
traditionele boodschap uit West-Vlaanderen wel Gezelle, Streuvels en René De
Clercq, maar geen Verschaeve. Terzelfdertijd nam Joris van Severen tijdens de
zesde landdag van het Verdinaso in Antwerpen definitief afscheid van het
flamingantisme.
Hoewel Verschaeve tijdens zijn rede naar aanleiding
van de overhandiging van het eredoctoraat niet naliet dit "herfsttij
van Vlaanderen in honderd ondergangsbeelden" te schetsen had hij
nog steeds hoop. Er was immers wat hij noemde de "oergrond van
het volk" die hij elke dag in Alveringem, in het "oude veie
Veurne-Ambacht", aan het werk zag. Verschaeve doelde immers op de
"trots-schone" lichamen van de Alveringemse boerezonen, de "jonge
reuzen" die zwaar en hijgend door de wijde velden stapten. Ze deden
hem denken aan de gemeentenaren en aan de gigantische Rubens: "Ik zie
het volk van Rubens en kan aan de toekomst niet twijfelen." [80]
In zijn toespraak Blijf jong naar aanleiding
van het gouden jubileum van Ons Leven van 12 februari 1938 sprak hij
t.o.v. het KVHV opnieuw zijn spijt uit over het gebrek aan eenheid tussen de
Vlamingen, wegens hun trouwloosheid tegenover hun "jeugdliefde", die
wezenlijk "natuurliefde" was. Mocht men die middelpuntzoekende liefde
voor het land en het volk volgen zou al het Vlaamse bloed één gloed worden.
Verschaeve verwees dan naar het Duitse voorbeeld waar het nationaal-socialisme
er wel in slaagde om een éénheidsgevoel te bewerkstelligen: "Moeten
wij, Vlamingen, de zo verdeelden, dat niet benijden? Als ons gevoel niets
anders kan dan uitsluiten, verwerpen, schiften en ziften, dan zal 't nooit
éénmaken wat de natuur tot éénworden schiep. Is 'verraad' de naam voor elk
verschil, wordt uitgebannen, alwie een stap buiten de gelederen stelt, dan,
Vlamingen, 'lasciate ogni speranza!' Laat varen alle hoop voor uw liefdedroom.
Excommunicatie is geen bouwstof, ternauwernood een verdedigingswapen."
[81]
Gebeurde dit binnen het Vlaams-nationalisme niet
reeds twintig jaar? Ondanks deze versplintering was er volgens de kapelaan ook
nog hoop, er was immers het visioen van de Vlaamse natuurkracht met zijn
Alveringemse boeren die hem deden denken aan de gemeentenaren en de gigantische
Rubens! Verschaeve vluchtte dus, na zichzelf moed te hebben ingesproken, weg in
zijn eigen literaire droomwereld. Hij wist ongetwijfeld dat ook hij, de
"rugwaarts gekeerde profeet", de versplintering niet zou ongedaan
maken.
Geerardyn bleef in tegenstelling tot Verschaeve, die
in 1938 en 1939 volop aan zijn Jezus werkte, de evolutie van het Verdinaso
op de voet volgen en betuigde voluit zijn akkoord met Van Severens verder
evoluerende geopolitieke concepten: "1938 en 1939 zijn voor Verschaeve
de zware jaren van voorstudie en het schrijven van 'Jezus', waaraan hij al zijn
krachten en ... rust besteedt. (...) Ook voor mij zijn die jaren, zware,
maar heerlijke jaren. Al mijn beschikbare uren besteed ik aan het doorzetten
van mijn voorgenomen studies: koppig, tentamen na tentamen, zonder
onderbreking. Onder de vakanties houd ik levend kontakt met het zich stevig
ontwikkelende en vooruitgaande Verdinaso, spijts de felle bekamping van alle
partijen. Van Severens 'Feiten en Beschouwingen' zijn de graag gelezen
politieke lectuur. Ook de Dinaso-Jeugdorganisatie trekt de volksjeugd aan:
Rodenbachs droom! Elk jaar is de stijlvolle, macht- en ideaaluitstralende
Landdag een gebeurtenis en Van Severens grondig voorbereide redevoeringen zijn
er het kernstuk van. Alles is er gebundelde kracht en uiting van een zinvol
levensideaal voor morgen en voor de toekomst. Tegenover het Belgisch
federalisme van alle mogelijke Vlaamse Concentraties, die de Zuidelijke
Nederlanden militair aan Frankrijk helpen verbinden voor de steeds naderende
oorlog van de Europese grootmachten, bezweert Van Severen in zijn
Landdagredevoeringen de drie staten: België, Rijksnederland en Luxemburg de
scheiding en verscheurdheid der Nederlanden te beëindigen. Die verscheurdheid
is door niets te verrechtvaardigen. Hij pleit dringender en dringender voor de
zo spoedig mogelijke éénwording van de Nederlanden, vooral voor de éénwording
van de weermachten der Nederlanden tot gemeenschappelijke verdediging van de
Zuid- én Oostgrens." [82]
Verschaeve ontweek in de briefwisseling met zijn
jarenlange vriend Geerardyn de evolutie van het Verdinaso en ook tijdens
de regelmatige bezoeken werd het onderwerp nog nauwelijks aangesneden. Toen
Geerardyn dan toch nog eens poogde Verschaeve te overtuigen van Van Severens
waarde beperkte de kapelaan zich tot scepticisme en cynisme. Dat hij omwille
van zijn vriendschap met Geerardyn in de onmiddellijke vooroorlogse periode nog
terughoudend was geweest, zou na 10 mei 1940 in alle scherpte naar voor komen.
4. Verschaeve en het Verdinaso na 10 mei 1940 :
"Heb de moed al uw vaandels op te rollen !"
Na de Duitse inval in België verwachtte Verschaeve
dat ook hij door de "sûreté" zou worden aangehouden en als politiek
gevangene naar Frankrijk zou worden gevoerd. Dit gebeurde echter niet en de
kapelaan kon rustig enkele vluchtelingen uit Brussel en Tienen gastvrijheid
verschaffen. De Duitse troepenmacht stootte verder door naar Frankrijk en
bereikte Abbeville. Hoe reageerde Verschaeve op het drama dat zich daar
afspeelde? Zijn Oorlogsgedenkschriften hebben er alleszins nauwelijks
aandacht voor: "Intussen boort de Duitse wig immer verder door
Frankrijk en bereikt Abbeville, vanwaar bericht kwam, dat daar moorden op
Vlamingen zouden gepleegd zijn; men noemde Van Severen - 't bleek later maar al
te waar." [83] De juichende stem in de
Duitse zender, die trots aankondigde dat het oude, door Frankrijk geroofde
Vlaanderen, nu van de roofstaat gescheiden was en dat daarmee een
ongerechtigheid van eeuwen hersteld werd, leek hem, samen met een mogelijke
hereniging van de gescheurde volksdelen Vlaanderen en Nederland, zelfs heel wat
belangrijker. Had Verschaeve het nieuws van Van Severens dood vernomen na de
terugkeer van Martha van de Walle uit Frankrijk, begin juni? Het nieuws werd in
Brugge slechts op 14 juni 1940 bevestigd; het eerste persbericht verscheen in 't
Getrouwe Maldegem van 23 juni 1940.
Volgens Verschaeve brak nu voor Vlaanderen een
belangrijk moment aan. De "natuurlijke" samenwerking met het Duitse
volk mocht niet langer door partijpolitieke spelletjes en opbod worden
gestremd: "Vlamingen van de bestaande partijen, VNV, Dinaso enz. komen.
Ik zeg hun maar één woord: Hou op te bestaan. Een partij is één weg. Waartoe
één weg volgen nu Duitsland alle wegen voor Vlaanderen openbeukte?
Nu is het de tijd van de Vlamingen zonder meer. Wees
Vlamingen, verkondig Vlaanderens bestaan en zijn wil om te bestaan. Wat de
anderen ook zeggen, gij hebt maar één woord: Vlaanderen en daarmee uit. Heb de
moed al uw vaandels op te rollen en uw partijen te laten vallen en gij hebt
gewonnen."
[84]
Een ontgoochelde Verschaeve schreef op 5 juli 1940
naar Antoon van der Plaetse dat zijn oud-leerling Emiel Thiers, die Van Severen
had opgevolgd, het Belgische feit bleef aanvaarden: "Ik kan niet
akkoord gaan met de aanvaarding van België door het Verdinaso." In diezelfde brief vroeg hij zich af hoe
zoveel blindheid in godsnaam mogelijk was want op 10 mei was toch duidelijk
gebleken hoe de "Belgische" haat was losgebarsten. De kapelaan
verwees hierbij naar de naar Frankrijk weggevoerde "politieke
gevangenen": "... de haat van de twee volkeren die men in die
staat gestopt had, is weer instinctmatig losgesprongen. De Walen en de ontaarde
Vlamingen, die rotheid van ons volk, hebben de Vlamingen meer gehaat dan
de Duitsers." [85]
Op 14 juli 1940 ontmoette Verschaeve in Diksmuide
een aantal VNV-leden (F. Daels, M. Bulckaert, J. Leuridan) op de plechtigheid ter
ere van de Vlaamse politieke gevangenen, die uit Frankrijk teruggekeerd waren.
In zijn toespraak hekelde Frans Daels het optreden van de Belgische overheid,
vooral van de regering, en pleitte voor "een nieuwe orde van integrale
volksverbondenheid, die afzetting eist van onwaardigen en bestraffing
van schuldigen". Het VNV bleef, ondanks Verschaeves instemming met de
plechtigheid, bekommerd om zijn vroegere sympathieën voor het Verdinaso
en zijn contacten met Geerardyn. Daels, die in september 1940 tot de raad van
leiding van het VNV zou toetreden, vreesde dat de kapelaan opnieuw de zijde van
het Verdinaso zou kiezen.
Ongetwijfeld rekende het VNV er op Verschaeve te
kunnen uitspelen als één van de hoofdpionnen om een breed Vlaams front onder
VNV-leiding uit te bouwen. Verschaeve bleek echter moeilijker te strikken dan
Borms, wiens handel en wandel in de zomer van 1940 nauwgezet door Volk en
Staat en de Brüsseler Zeitung werd gevolgd: van zijn terugkeer uit
Frankrijk en zijn thuiskomst te Antwerpen, over de meetings waarop hij zijn
verhaal kwam vertellen, tot zijn optreden op de IJzerbedevaart van 18 augustus
1940. Met zijn pogingen Verschaeve te exploiteren was het VNV was
voorzichtiger. Volk en Staat beperkte zich tot het hier en daar citeren
van verzen en fragmenten uit zijn werk, maar noemde hem wel "één van
Dietslands grootste denkers en dichters van zijn volk".
Daels probeerde langs zijn goede vriend Dom Modest
van Assche om, te bekomen Verschaeve er toe te bewegen nu eens en voorgoed
stelling te nemen. De voorzitter van het IJzerbedevaartcomité schreef op 7
augustus 1940 naar Van Assche: "Ik meen te weten dat de allereerste,
zeer goede brochuren van Dinaso werden geschreven door onze vriend van
Alveringem. Dinaso heeft na zijn verandering van marsrichting nog verder het
gezag hem geschonken door deze eerste brochure, gebruikt en misbruikt.
In dit ogenblik wordt Dinaso een gevaar voor
Vlaanderen, daardoor dat al de misnoegden, al de zelfvoldanen, van de Légion
Nationale tot de meest conservatieve KVV-ers, bij Dinaso aansluiten benevens de
franskiljonse industriemagnaten.
Zou er toch niet kunnen worden verkregen dat onze
vriend van Alveringem een woord van afkeuring zou schrijven dat kan worden
bekend gemaakt. Hij heeft zelfs vroeger een brochure geschreven tegen de
bedevaart, brochure welke door Dinaso dan langsheen de steenwegen werd verkocht
om de mensen aan te zetten niet naar Diksmuide te gaan.
Nu dat alles in het werk wordt gesteld om op gezonde
basis te concentreren, zou het voor alle twijfelaars moeten klaar gemaakt
worden dat onze vriend van Alveringem met Vlaanderen is, en niet met Dinaso.
Dinaso heeft vroeger niet nagelaten zijn naam steeds te koppelen aan Dinaso.
Over twee of drie jaar, ter gelegenheid van een
tentoonstelling van de werken van Verschaeve te Utrecht, stond de brochure
tegen de bedevaart te prijken te midden van de andere werken, enz.enz. Onze
vriend heeft zelf gezegd dat het uur der volkeren maar éénmaal slaat in hun
bestaan. Hij kan er dus maar met akkoord gaan dat nu volstrekt alles wordt
gedaan wat enigszins mogelijk is. Dinaso staat in de weg, want Dinaso beschikt
in dit ogenblik over zeer veel geld. Wij moeten niet zoeken vanwaar het vandaan
komt.
Indien onze vriend niet wenst persoonlijk op te treden,
dan kunnen wij wel zijn gedachten bewerken in een opstel door iemand anders
ondertekend, maar waarin duidelijk zou te verstaan gegeven worden dat onze
vriend niet langer met dinaso is." [86]
Van Assche maakte tijdens een bezoek aan Alveringem
de vraag over en maakte van de gelegenheid gebruik om Verschaeve uit te nodigen
als spreker op de plechtigheid ter afsluiting van het eeuwfeest van
Sint-Arnoldus in de abdij van Steenbrugge. Verschaeve ging echter niet op de
uitnodiging in, waardoor Dom Modest van Assche de feestrede dan maar zelf
hield. Deze eeuwfeestviering werd op zondag 18 augustus 1940, enkele uren na de
"stille" IJzerbedevaart, aan het vredesmonument in de tuin van de
abdij gehouden. Frans Daels was met een paar leden van het IJzerbedevaartcomité
aanwezig.
Hoewel Verschaeve uitdrukkelijk afstand nam van het Verdinaso
wilde hij zich geenszins laten gebruiken door het VNV en de "Nieuwe
Volksbeweging", de VNV-verruimingsbeweging, die Daels sterk propageerde en
waarvan in Volk en Staat op 11 augustus een eerste ledenlijst was
verschenen. Verschaeves reactie na het bijwonen van de bedevaart sprak
boekdelen: "Die imposante soldaten kunnen zeer imposant groeten en de
hakken aaneenslaan. Het is het enige dat indruk op me gemaakt heeft. Al het
overige was een onuitstaanbaar gezever gedragen op de tremelo-perpetuo van
Juliaan Platteau. Borms heeft een warm accent dat met zijn banaliteiten
verzoent, Vercnocke was nevel waartegen een onmachtige zon als met stoothoren
gestadig beukte, en Daels was de gewone dodengraver! " [87]
Waarom ging Verschaeve niet in op de
toenaderingspogingen van het VNV? De priester wist ongetwijfeld dat de
gematigde, federalistische vleugel van het VNV haar positie bij de aanvang van
de bezetting zou kunnen handhaven, zolang de hypothese van een "nieuwe
regering" (met VNV-deelname) en met een behoud van het Belgische kader,
opgeld bleef maken. Ook in zijn antwoord aan de bekommerde Daels benadrukte
Verschaeve zijn volstrekt onafhankelijke positie: "In antwoord op 't
schrijven van Prof. Daels: ik heb geen één van de brochures van Dinaso
geschreven, en ben door Dinaso steeds vermeden geweest. Wat ze met mijn naam
als etiquette doen kan ik niet beletten, zoals ik 't zelfde voor 't VNV ook
niet kan. Ik ben noch Dinaso noch VNV-man, alleenlijk Vlaming. Dit is alles en
me dunkt dat het genoeg is. Ik ben vriend van al wie Vlaming is en hoe meer hij
't bloot en simpel is, hoe meer ook. 't Uur van twisten is toch dit uur niet,
en 't is overigens altijd onvruchtbaar. Dat men uit liefde spreke en van
liefde!" [88]
Verschaeve zou nog geen twee jaar later in een brief
gericht aan Antoon van der Plaetse nogmaals zijn auteurschap van het spreekkoor
ontkennen: "Dat stuk 'Laat ze niet rotten' ken ik niet, en van
toeschrijvingen wil ik niet weten. L.C. is de auteur tenzij het zou Laudetur
Christus, Loué soit Jésus Christ! betekenen. Dat te ontcijferen gaat mij niet
aan." [89]
Het feit dat het VNV en het Verdinaso zeker
de toekomst van Vlaanderen nog binnen het Belgische kader zagen, deed
Verschaeve samen met Militärverwaltungschef Reeder besluiten dat de meeste
Vlamingen hun "volkspolitische Ziele" slechts vanuit een
binnenbelgisch perspectief bekeken en geenszins als een
"gesamtgermanischen Problems".
Hoe zag de kapelaan de geopolitieke toekomst van
Vlaanderen? Op voorstel van Leo de Roover, een radicale Dietser waarmee
Verschaeve en Martha van de Walle reeds enkele jaren contacten hadden, begon
hij op 14 augustus 1940 te schrijven aan zijn manifest Het uur van
Vlaanderen, dat Geerardyn aan Robert Oszwald moest bezorgen in Den Haag.
Belangrijk in dit manifest voor ons onderzoek was
Verschaeves verwijt, dat het vooral de Walen waren die de ontvoogdingsstrijd
van Vlaanderen belemmerden. Hij beschouwde hen als een vreemd volk waarmee de
Vlamingen geen uitstaans hadden: "Steeds ons noodlottig in onze nood,
werden de Walen in onze voorspoed onze uitzuigers, de beletters van onze
ontwikkeling, onze verachters en bloedsvijanden. Wij waren immers
de bereikbare en trefbare dragers van 't Germaanse bloed." [90] Verschaeve verdedigde in Het
uur van Vlaanderen de creatie van een "Dietse" ruimte die tot aan
de Somme zou reiken en waarin er voor de Walen niet langer plaats was. Deze
dienden naar Frankrijk gedeporteerd! [91] De kapelaan bleef m.a.w.
halsstarrig weigeren de Walen als "geromaniseerde Germanen" te
beschouwen. Verschaeve zou tijdens de Tweede Wereldoorlog trouwens ook
Degrelles denkpistes i.v.m."la Germanité des Wallons" ridiculiseren.
Enkel die Walen die afstamden van de vooral tijdens de 19e eeuw geëmigreerde
Vlaamse voorouders konden zich volgens de priester op hun Germaans-zijn
beroepen.
Nog vooraleer Geerardyn Het uur van Vlaanderen
in handen kreeg, probeerde hij Verschaeve te overtuigen van het belang van wat
hij noemde het "Diets nationaal-solidarisme gesitueerd in de gans
nieuwe omstandigheden". Maakte Geerardyn hier allusie op het
memorandum dat Thiers rond dezelfde tijd aan de Militärverwaltung had
overhandigd en waarin hij deze poogde te overtuigen het Verdinaso te
erkennen en te ondersteunen. De Tieltse advocaat bleef in dit Memorandum
über Entstehen und Entwicklung der Dietsch-Nationalsolidaristische Bewegung
(Dinaso) vasthouden aan Van Severens Beneluxconcept maar was toch,
ongetwijfeld wegens de veranderde omstandigheden, opvallend Duitsvriendelijk:
"Der jahrhundertelange Zustand des labilen europaïschen Gleichgewichtes
unter englischer Vorherrschaft, der sich durch regelmässig wiederkehrende
Katastrophen auszeichnete, macht nun einer Neuordung Europas, die die
Stabilität für unabsehbare Zeiten sicherstellt, Platz.
Für diese Länder hat das notwendigerweise zur Folge:
die Einschaltung in diese Neuordnung und somit die Unterordnung bestimmter
Eigeninteressen unter die höheren Interessen des gesamten und des führenden und
somit die Verantwortung tragenden Gross-deutschen Reiches. (...) Die korrekte
Haltung des Besatzungsheeres hat die seit langem gezüchteten Vorurteile gegen
das neue Deutschland aufs tiefste erschüttert und die Möglichkeit geschaffen,
dass die kommende europaïsche Neuordnung unter deutscher Führung eine
Zustimmung, die bis in das tiefste Wichtigkeit, dieser günstigen Entwicklung
nicht zu schaden." [92]
Hoewel er geen enkele aanduiding bestaat dat
Verschaeve de tekst ooit in handen kreeg, zal Geerardyn in zijn schrijven
vooral volgende passage hebben benadrukt, die de kapelaan ongetwijfeld als
muziek in de oren zal geklonken hebben: "Hierbei führt uns ein grosses
Vertrauen: von allen germanischen Völkern ist das dietsche Volk am nächsten mit
dem deutschen verwandt; darin liegt dann auch die natürliche Garantie dafür,
dass das dietsche Volk am leichtesten das deutsche Volk begreifen wird und auch
das deutsche Volk das dietsche verstehten wird." [93]
Verschaeve liet schijnbaar de deur op een kier maar
bleef uiterst wantrouwig: "Die Marsrichting kan dus goed zijn en voor
deze tijden bewegingsruimte bieden. 't Verwondert mij echter dat ik er slechts
van U iets over verneem en dat geen enkele Dinaso, die nochtans naar alle
vergaderingen ging, er een 'Sterbenswort' over weet; ter contrarie, met immer
dezelfde lul voor de dag komt. Ik hoop dus dat die Marsrichting zal kenbaar
gemaakt worden aan de mannen die marscheren moeten en wel in naakte klaarheid,
zonder politieke verpakking. Op die voorwaarde wil ik wel 't goed woord te
gepaster tijd spreken dat gij van mij verlangt. Anders zal 't bij mij aan
klaarheid niet ontbreken. Ik bekamp niemand en steun niemand tenzij mijn volk,
en wie zijn stroming in dezen tijd meeleeft." [94] De kapelaan verwees dan
naar een "veel langere en dan ook veel betere brief" [95] die hij van Geerardyn had
ontvangen: "Het gaat daar niet over die Marsrichting, die ik niet kende
en ook niet uw aandeel daarvan, maar over heel onze tijd en over onze hoofdbekommering."
[96]
Ondertussen ergerde Verschaeve zich steeds meer over
de onderhandelingswoede van de Verdinaso-leiding. Waarschijnlijk in
september trok Verschaeve naar Tielt om Thiers te bezweren afstand te nemen van
zijn "koningsgezinde" politiek en ook een eind te maken aan zijn
onderhandelingen met Rex, het Légion Nationale, het VNV, de Algemene
SS Vlaanderen, het Hof en... het episcopaat! Deze ontmoeting, waarvan geen
precieze datum bekend is, was het laatste contact tussen de kapelaan en Thiers
en sorteerde weinig effect: "'t Lukt als ik er bij ben doch nadien hoor
ik dat zijn partijmannen weer samen komen en partijplannen smeden en 't ergste
van al vernam ik dat de Duitsers eenheid eisen. Vlaamse eenheid op Duits bevel,
wat moet daarop volgen?" [97]
Verschaeve had dus ook weet van de voor hem
ergerlijke contacten tussen kanunnik Dubois en Thiers. Op 5 september 1940 had
inderdaad een officieus contact plaats tussen het Dinaso-kaderlid Albert
Deckmyn (Roeselare) en Dubois waarbij de kannunik na verschillende waarborgen
te hebben gekregen m.b.t. de houding van het Verdinaso t.o.v. de Kerk en
het voortbestaan van een gezonde, niet partijpolitieke Katholieke
Studentenactie (KSA) zich bereid verklaarde officiële onderhandelingen te
starten met het Verdinaso. Dubois hoopte o.a. de katholieke
jeugdbeweging in het Jong-Dinaso onder te brengen. Beiden spraken af om
respectievelijk bisschop Lamiroy en Emiel Thiers in te lichten, waarna een
ontmoeting tussen Thiers en Dubois volgde.
Op 24 november 1940 verwoordde Verschaeve in een
brief aan Geerardyn tevens zijn ongerustheid over de onderhandelingen van
Thiers met het Hof: "'t Schijnt immers wel zeker dat de bisschoppen
overtreden tot het Dinaso goedkeuren en zegenen... 't Is klaar waarom: om
België te redden in dezelfde vorm, wat ook hun enig doel is in 't spelen met de
pion Leopold, en daarna weer de Vlamingen en Dinaso's er in te draaien...
Anderzijds zijn er geruchten in omloop dat de
Koning, die uitermate sympathiek is bij de bevolking, - althans in het Vlaams
gedeelte van het land, - eerlang opnieuw zal regeren en dat hij een lijfwacht
van Dinaso's krijgt. Dit schijnt eerder op een bestendiging van België te
wijzen."
[98]
In Het uur van Vlaanderen had Verschaeve zich
duidelijk tegen de volksvreemde dynastie èn tegen Leopold III uitgesproken,
voor zover deze de incarnatie was van de slechtst mogelijke staat, nl. België.
Hij was dan ook bijzonder bevreesd voor de contacten van het Verdinaso
met het Hof die in zijn perceptie samen met Leopolds bezoek aan Hitler in
Berchtesgaden binnen de "Nieuwe Orde" tot een bestendiging van de
oude toestanden zou leiden!
Ondanks zijn afkeer voor het Beneluxconcept zou hij
merkwaardig genoeg tijdens de bezetting de hand boven het hoofd van het Diets
Eedverbond houden. Deze lobbygroep rond Maurits Geerardyn telde in haar
rangen vooral oud-Dinaso's die actief waren in en rond de VNV-Eenheidsbeweging.
Belangrijke leden waren Albert Deckmyn en Albert Derbecourt, hoofdredacteur en
redactiesecretaris van De Nationaal-Socialist die binnen de
Eenheidsbeweging een eigen Dietse koers volgden, dit tot grote ergernis van
Elias en de Duitsers. Het Diets Eedverbond was de enige groep
"Dietse dissidenten" die op de steun van de kapelaan mocht rekenen.
Zij benadrukten met hun "Dietse nationaal-socialisme" immers ook het
Germaans karakter van het Dietse volk dat een eigen plaats had in het Germaanse
Rijk. Verschaeve hoopte dat zij het VNV zouden noyauteren.
In een tot nog toe nauwelijks bekende, maar zeer
belangrijke brief aan de SS-Hauptsturmführer Willem Rehmann, blikte Verschaeve
midden februari 1943 nog eens terug op het Verdinaso en zijn leider.
Deze SS-officier was verbonden aan de Dienststelle Jungclaus en zocht
Verschaeve reeds tijdens de zomer van 1942 op om hem over zijn geopolitieke
inzichten inzake de "Germaanse Rijksgedachte" te polsen.
De hierna geciteerde passage komt uit de inleiding van
zijn schrijven waarin, naast een aantal merkwaardige beschouwingen over het Verdinaso,
de ban werd uitgesproken over het "geïmproviseerde"
nationaal-socialisme van het VNV en zijn onbetrouwbare leider, Elias.
"In Vlandern hat nur das Dinaso, der Todfeind
des VNV, national-socialistische Lebensauffassung gehegt und gepredigt. Etwa
zwanzig Jahre her habe ich selbst Van Severen den Rat gegeben sich nach Italien
zu richten, sogar zu reisen, um daselbst sich gesundere Gedanken über
Volksordnung zu holen als diejenige welche er aus einem Pariser sociologen
holte. Immer ist das gedankliche Gebaude des Dinaso ein Gemisch geblieben. Sein
Stifter hatte nicht den Kopf eines Genies aber er hatte die Hand welch hart
sein kann und Soldaten formt; leider wollte er sich, angesichts der
Schwierigkeiten, den Belgischen Kräften anbequemen; seine Eigenheit sondern
nach Belgien zurück, also dem faulen Tod hingegen. Seine Theorie hat
offensichtlich Italienische Wurzeln.
Van Severen war, wie gesagt, der Erzfeind für die
VNV-männer. Jetzt ist er aufgenommen und als Propagandamittel benutzt, und
seine Männer eingegliedert, ein wenig zwangsmässig unter Deutscher Druck, in
einer Partei welche noch immer mehr an die Nutznieszung der Macht als an die
Macht des
Volkes selber denkt, mehr staatlich als völkisch bleibt." [99]
Verschaeve bevond zich met dit schrijven volledig op
de lijn van Jef François en Pol le Roy en bekritiseerde scherp het misbruik van
Van Severens naam door de Eenheidsbeweging-VNV. Hij vond het echter veel minder
erg dat talloze Dinaso's de rangen van de Algemene SS Vlaanderen en de DeVlag
vervoegden en hun vooroorlogse nationaal-solidarisme probleemloos lieten
overvloeien in nationaal-socialisme. Van Severens verdienste lag volgens
Verschaeve hierin dat hij met vaste en harde hand "soldaten" had
gevormd, een Dietse Militanten Orde die nu in de Algemene SS
Vlaanderen een gepaste biotoop zou vinden. Ook voor Verschaeve was dus een
rol toebedeeld in de, ons inziens, zeer verregaande ontaarding van het
ideeëngoed van Joris van Severen tijdens de bezetting!
Deze brief verschaft ons overigens een uitstekend
inzicht in Verschaeves geopolitieke concepten waarin de gedachte van het
"Germaanse Rijk" na 1941 steeds sterker naar voren kwam. Toch bleven
voor Verschaeve zijn geloof in de eenheid van het Nederlandse volk en het
"Groot-Germaanse" denken volstrekt complementair, waardoor hij binnen
de collaboratie een zeer eigenzinnige denkpiste volgde.
Verschaeve bleef trouw aan zijn "völkisch"
denken en probeerde Rehmann te overtuigen van het belang van een hereniging met
Nederland, Frans-Vlaanderen en... de "Romanisirten" in een deel van
Wallonië! Hadden de oud-Dinaso's van het Diets Eedverbond hem dan toch
weten te beïnvloeden? Verschaeve bleef echter Verschaeve en liet naar
aanleiding van Degrelles proclameren van "la Germanité" van de Walen
nog eens duidelijk zijn afkeer blijken voor gelijk welk geopolitiek
samenlevingsverband met de Walen: "Belgien ist kein Volk das ist
Evidenz, allen jetztigen Versuchen zum Trotz vieler Wallonen sich Germanen zu
nennen, und ihrer Willigkeit sich eindeutschen zu lassen. Wenn sie wirklich
Germanen sind, so sind sie Vlamen und sollen sich zu Vlandern und seiner
Sprache wieder bekennen!" [100]
Verschaeve zou dus, na zijn door Van Severen
bewerkte korte aarzeling in de zomer en herfst van 1934, nooit meer "de
historische lotsverbondenheid" van Vlaanderen en Wallonië onderschrijven.
De "Belgische ruimte" bleef immers de kerker van Vlaanderen.
Besluit
In de zomer van 1935 kwam een onvermijdelijk einde
aan een bijna twintigjarige vriendschap tussen twee bijzonder eigenzinnige
denkers die ongetwijfeld een belangrijke stempel drukten op de evolutie van het
Vlaams-nationalisme tijdens het interbellum. In deze bijdrage hebben wij
gezocht naar de motivaties en verklaringsgronden van de bijzonder grillige
verhouding van Cyriel Verschaeve met het Verdinaso en zijn leider. Het
resultaat is verrassend... Het beeld van Verschaeve als de volstrekt
irrationele visionair klopt, zo blijkt uit onze tekst, niet helemaal met de
werkelijkheid. Ook de kapelaan van Alveringem was niet wars van opportunisme en
bochtenwerk. Zo was zijn afstandname van Van Severen en het Verdinaso
méér dan alleen maar een loyale houding ten aanzien van zijn eigen
"völkisch" denken. De perikelen rond het spreekkoor toonden ons het
verbluffend beeld van een door en door menselijke "profeet" wiens
handelen nog maar weinig beantwoordde aan zijn zo geroemde "Waar men geen
kleinheid kan ontwaren...".
Merkwaardig genoeg zou ook de redactieploeg van de
tweede uitgave van Verschaeves Verzameld Werk (1954-1960) aansluiten bij
Verschaeves "geheugenverlies" en elke uiting van Verschaeves
Dinaso-gezindheid proberen te verbloemen. Zo werd de titel Dietse gestalten in
het Verzameld Werk veranderd in Vlaamse gestalten. Erger was dat ook in de
teksten werd ingegrepen, zo verminkte de redactie één van Verschaeves bijdragen
in Dietbrand, nl. Reinaert De Vos door op het einde zijn
geloofsbelijdenis in het Verdinaso te verwijderen. Ook het spreekkoor
werd niet opgenomen in het Verzameld Werk. Volgens de onuitgegeven Memoires
van Maurits Geerardyn wilde Martha van de Walle, die nooit veel sympathie voor
het Verdinaso had betoond, de tekst niet opnemen met het argument dat
Verschaeve altijd beweerde dat hij niets erkende buiten datgene wat hij met
zijn naam had ondertekend. Uiteraard snijdt dit geen hout. Waarom werden dan
wel de meeste artikelen opgenomen die hij in tijdschriften als Jong
Dietschland, Vlaanderen en Gudrun met alle mogelijke initialen had
ondertekend? Trouwens, ook de wetenschappelijke uitgave van Verschaeves Oorlogsgedenkschriften
toonde aan dat de redactie van het Verzameld Werk aan de lezer een
relatief "smetvrij" beeld van Verschaeve heeft willen geven.
Ook vanuit deze optiek heeft deze bijdrage dus één
en ander pogen bij te stellen. Verschaeve is ons inziens zijn ganse leven
overtuigd gebleven van de eenheid van het Nederlandse of Dietse volk. Moge deze
tekst die hij op 17 november 1932 tijdens een treinrit tussen Veurne en Ardooie
schreef hiervan een trefzekere getuigenis vormen :
"Wij heffen hart en handen
Voor het heil der Nederlanden
En zweren op onze eed:
Tot doodsbeproefde trouwe,
Wilhelmus van Nassouwe,
Met U te staan gereed
Wij stellen goed en bloed te pande
opdat het vol moog gloren
't Heil uit uw bloed geboren:
De alééne Nederlanden
Het leven volge het dromen: dat is trouwen
Zo schittert ge ideaal voor ons, Nassouwe.
Denzelfde droom in het hart, zo zweren wij
Ons bloed voor onze droom. Als gij!
Een en vrij de Nederlanden
Vrij en één.
Deze eed heffe onze handen
naar God heen." [101]
Maar "Dietsland" bleek een onvoldoende
bindmiddel. Wat tijdens de Eerste Wereldoorlog aanvankelijk begon als een bijna
ontroerende en diepgaande vrienschap en na de stichting van het
"soldateske" en "heroïsche" Verdinaso plechtig werd
geconsacreerd, bleek niet opgewassen tegen Joris van Severens intellectuele
soepelheid. Verschaeve zou, ondanks de pogingen van zijn goede vriend Maurits
Geerardyn, nooit meer op zijn stappen terugkeren. Hij identificeerde het Verdinaso
na 1935 hoe langer hoe meer met het Belgische feit. De Vlaamse revolutionair op
wiens snedigheid en "eenzijdigheid" hij eind jaren twintig zo had gehoopt
om het Vlaams-nationalisme definitief in separatistisch vaarwater te sturen
bleek uiteindelijk één van zijn grootste ontgoochelingen.
[1] Vanacker, D., Cyriel Verschaeve aan het IJzerfont in:
Verschaeve, C., Oorlogsindrukken, Gent, 1996, pp. 7-149. Zie ook:
Vanacker, D., De weg naar Alveringem. De relaties tussen Joris van Severen
en Cyriel Verschaeve tijdens de Eerste Wereldoorlog, in Jaarboek Joris
van Severen 1, 1997.
[2] Van Severen, A., Joris van Severen; Het verhaal van
een leven, Brugge, 1995, pp. 173-198.
[3] Zie: Van Clemen, S., Joris van Severen en het
weekblad 'Vlaanderen' in Jaarboek Joris van Severen 1, 1997.
[4] Idem voetnoot 2.
[5] Cyriel Verschaeve aan Jozef Lootens, 21 februari 1925.
Verschaeve-Archief.
[6] Cyriel Verschaeve aan Jozef Lootens, 15 maart 1925.
Verschaeve-Archief.
[7] Van Severen, A., a.w., p. 287.
[8] Cyriel Verschaeve aan Jozef Lootens, 2 april 1926.
Verschaeve-Archief.
[9] Van Severen, A., a.w., pp. 334-335.
[10] Idem voetnoot 8.
[11] Van Severen, A., a.w., pp. 267-268.
[12] Archief K. Ravyts: Ms. R. Vanlandschoot m.b.t. het Verdinaso
(NEVB).
[13] In Jong Dietschland, 5e jg., 22 mei 1931.
[14] Memoires Maurits Geerardyn. AMVC, Antwerpen,
Archief Geerardyn.
[15] Vansina, D., Verschaeve getuigt, Brugge, 1955,
pp. 610-611.
[16] Cyriel Verschaeve aan Maurits Geerardyn, 26 juni 1931.
AMVC, Antwerpen, Archief Geerardyn.
[17] Cyriel Verschaeve aan Maurits Geerardyn, 21 oktober
1931. AMVC, Antwerpen, Archief Geerardyn.
[18] Jong Dietschland, 6e jg., 1 januari 1932.
[19] Idem voetnoot 17.
[20] Van Haver, G., Onmacht der verdeelden. Katholieken
in Vlaanderen tussen democratie en fascisme - 1929-1940, Berchem, 1983.
[21] Cyriel Verschaeve aan Angela Dosfel-Tysmansn, 25 maart
1932. AMVC, Antwerpen, Archief Geerardyn.
[22] Jong Dietschland, 7e jg., 5 mei 1933.
[23] Cyriel Verschaeve aan Maurits Geerardyn, 27 februari
1933. Archief Geerardyn.
[24] Cyriel Verschaeve aan Jozef Lootens, februari 1933,
niet nader gedateerd. Verschaeve-Archief.
[25] Archief R. Pauwels: Agenda's Joris van Severen,
notities m.b.t. 1931-1934.
[26] H. Zwejer aan Cyriel Verschaeve, 28 april 1933.
Archief K. Ravyts (Papieren R. vander Schelden).
[27] Cyriel Verschaeve aan H. Zwejer, 5 mei 1933. Archief
K. Ravyts (Papieren R. vander Schelden).
[28] Idem voetnoot 26.
[29] Verschaeve, C., De Benediktijner Vrede, Abdij
Steenbrugge/Dendermonde, 1933.
[30] Cyriel Verschaeve aan Maurits Geerardyn, 12 juli 1933.
Archief Geerardyn.
[31] Memoires Maurits Geerardyn. AMVC, Antwerpen,
Archief Geerardyn.
[32] Archief R. Pauwels: Agenda's Joris van Severen,
notitie van 10 augustus 1933.
[33] Vanlandschoot, R., Dom Modest van Assche. Kersten
en Vlaming, in Wetenschappelijke Tijdingen, XLIX, 2/1990, pp.
106-110.
[34] Hier Dinaso!, 12 augustus 1933.
[35] Hier Dinaso!, 19 augustus 1933.
[36] Dietbrand, 1e jg., nr. 1, oktober 1933, pp.
1-4.
[37] Idem voetnoot 35.
[38] Wies Moens aan Maurits Geeradyn, 26 oktober 1933.
AMVC, Antwerpen, Archief Geerardyn.
[39] Cyriel Verschaeve aan Maurits Geerardyn, 22 januari
1934. AMVC, Antwerpen, Archief Geerardyn.
[40] Idem voetnoot 38.
[41] Memoires Maurits Geerardyn. AMVC, Antwerpen,
Archief Geerardyn.
[42] Dietbrand, 1e jg., nr. 7, pp. 193-198.
[43] Idem voetnoot 41.
[44] Vanlandschoot, R., a.w., p. 111.
[45] Hier Dinaso!, 28 april 1934.
[46] Archief R. Pauwels, Agenda Joris van Severen,
notitie van 2 augustus 1934.
[47] Joris van Severen aan Wies Moens, 19 oktober 1934.
NDSC Joris van Severen, Aartselaar.
[48] Archief R. Pauwels, Agenda Joris van Severen,
notitie van 1 september 1934.
[49] Hier Dinaso!, 11 augustus 1934.
[50] Vanlandschoot, R., Het Leuvense eredoctoraat van
1937. Verschaeve en de katholieke universiteit van Leuven in de late jaren
dertig, in Verschaeviana, 1993, p. 31.
[51] Verschaeve, C., Laat ze niet rotten, O Vlaanderland,
Antwerpen, z.j.
[52] Memoires Maurits Geerardyn. AMVC, Antwerpen,
Archief Geerardyn.
[53] Adriaansens, G., Dietbrand (1933-1939). Volkse
dichtkunst en literatuurkritiek in de jaren dertig, onuitgegeven
doctoraatscriptie, KU Nijmegen, 1985, pp. 34-44.
[54] Idem voetnoot 52.
[55] Cyriel Verschaeve aan Wies Moens, 21 november 1934.
[56] Cyriel Verschaeve aan Jozef Lootens, 30 november 1934.
Verschaeve-Archief.
[57] Nieuw Vlaanderen, prospectusnummer, december
1934. Verschaeve-Archief.
[58] Vanlandschoot, R., Dom Modest van Assche. Kersten
en Vlaming, a.a..
[59] Idem voetnoot 57, p. 112.
[60] Cyriel Verschaeve aan Frans Daels, 18 juli 1935.
Verschaeve-Archief.
[61] Cyriel Verschaeve vaan Robert vander Schelden, niet
gedateerd. Archief K. Ravyts (papieren R. vander Schelden).
[62] Idem voetnoot 60.
[63] Cyriel Verschaeve aan Robert vander Schelden, 23 juli
1934. Verschaeve-Archief.
[64] Vanlandschoot, R., Het Leuvense eredoctoraat ...,
p. 31.
[65] Toen hij op het einde van WO II met de DeVlag sympathiseerde
maakte hij die afweging blijkbaar niet.
[66] Persknipsels m.b.t. Cyriel Verschaeve, augustus 1937.
Verschaeve-Archief.
[67] Idem voetnoot 64.
[68] Het Nieuwsblad, 15 augustus 1935.
[69] Bal, J., IJzerbedevaarten als reflector van 20 jaar
Vlaamse Beweging (1920-1939), KU Leuven, 1984.
[70] Hier Dinaso!, 24 augustus 1935.
[71] Hier Dinaso!, 21 september 1935.
[72] Hier Dinaso!, 21 september 1935.
[73] Idem vorige voetnoot.
[74] Beknopt verslag van de schending van de C.
Verschaeve-plakette 22.9.1935. Verschaeve-Archief.
[75] Cyriel Verschaeve aan Maurits Geerardyn, 12 september
1936. AMVC, Antwerpen, Archief Geerardyn.
[76] Vanlandschoot, R., Het Leuvense eredoctoraat ...,
pp. 29-35
[77] Vanlandschoot, R., Het Leuvense eredoctoraat ...,
pp. 35-41.
[78] Cyriel Verschaeve aan Maurits Geerardyn, 15 juli 1937.
AMVC, Antwerpen, Archief Geerardyn.
[79] Vanlandschoot, R., Het Leuvense eredoctoraat ...,
pp. 35-41.
[80] Vanlandschoot, R., Het Leuvense eredoctoraat ...,
pp. 81-88.
[81] Idem voetnoot 79.
[82] Memoires Maurits Geerardyn. AMVC, Antwerpen,
Archief Geerardyn.
[83] Vanlandschoot, R., Meyers, W., De Deygere, R., C.
Verschaeve, 'Oorlogsgedenkschriften', Volledige en wetenschappelijke
uitgave, Verschaeviana, 1988-1989.
[84] Vanlandschoot, R., Meyers, W., De Deygere, R., a.w.,
p. 152.
[85] Cyriel Verschaeve aan Antoon van der Plaetse, 5 juli
1940. AMVC, Antwerpen.
[86] Frans Daels aan Dom Modest van Assche, 7 augustus
1940. Zie, Aubert-Tillo van Biervliet, OSB, Briefwisseling tussen Cyriel
Verschaeve en Dom Modest van Assche, in Verschaeviana, 1e dl., afl.
2, pp. 245-256.
[87] Cyriel Verschaeve aan Martha van de Walle, 18 augustus
1940. Verschaeve-Archief.
[88] Cyriel Verschaeve aan Dom Modest van Assche, 23 augustus
1940. Zie, Aubert-Tillo van Biervliet, OSB, a.w., pp. 245-256.
[89] Cyriel Verschaeve aan Antoon van der Plaetse, 30 april
1942. Verschaeve-Archief.
[90] Archief K. Ravyts: kopie van het ms. Het uur van
Vlaanderen, niet gedateerd.
[91] Een stelling die o.m. ook door Jan Brans verdedigd
werd in zijn Bevolking en levensruimte der Nederlanden, Antwerpen, 1941.
[92] Archief K. Ravyts: kopie van het onuitgegeven ms. van
Emiel Thiers, Memorandum über Entstehen und Entwicklung der Dietsch-Nationalsolidaristische
Bewegung, niet gedateerd.
[93] Idem voetnoot 91.
[94] Cyriel Verschaeve aan Maurits Geerardyn, 7 september
1940. AMVC, Antwerpen, Archief Geerardyn.
[95] Deze brief hebben we niet kunnen terugvinden.
[96] Idem voetnoot 93.
[97] Vanlandschoot, R., Meyers, W., De Deygere, R., a.w.,
p. 156.
[98] Cyriel Verschaeve aan Maurits Geerardyn, 24 november
1940. Verschaeve-Archief.
[99] Cyriel Verschaeve aan W. Rehmann, 12 februari 1943.
AMVC, Antwerpen, Archief Geerardyn.
[100] Idem voetnoot 98.
[101] Archief K. Ravyts: kopie ms. Verschaeve-Archief in de
Briefwisseling Cyriel Verschaeve aan Jozef Lootens.