Van "de Benediktijner Vrede" naar

"Laat ze niet rotten, O Vlaanderland !"

Een onderzoek naar de verhouding

tussen Cyriel Verschaeve en het Verdinaso

Kurt Ravyts, Brugge

 

De bezoeker die in het voorjaar van 1940 Joris Van Severens statige maar vochtige herenhuis Cruyce van Bourgonje in de Brugse Wollestraat binnentrad en door de huishoudster naar de spreekkamer, links in de hal, werd verwezen zag aan één van de muren een omlijste plaat met de wapens van de Nederlandse provinciën en een bijhorende leuze van Cyriel Verschaeve hangen. Aldus bekleedde de kapelaan van Alveringem, meer dan vijf jaar na hun laatste ontmoeting, blijkbaar toch nog steeds een plaats in Van Severens toen reeds sterk geëvolueerde geopolitieke denkpistes. Vreemd, want de aanvankelijk meer dan warme sympathie van de priester-dichter voor het Verdinaso en zijn leider behoorde toen reeds enkele jaren tot het verleden. Sterker nog, na 1935 distantieerde de kapelaan zich steeds meer van de geopolitieke opties van de beweging, wat in de zomer en herfst van 1940 zelfs in uitgesproken vijandigheid culmineerde. Bovendien was er in de zomer van 1935 naar aanleiding van de perikelen rond de Verschaeve-hulde tijdens de IJzerbedevaart een einde gekomen aan de bijna twintigjarige vriendschap van C. Verschaeve met de Verdinaso-leider.

Wat had er zich in de jaren dertig allemaal afgespeeld tussen de grillige "Zeemeeuwe" en het Verbond van Dietse Nationaal-Solidaristen met zijn eigenzinnige leider? Het bleek een boeiend en zeer menselijk verhaal, waarin een haast hartstochtelijk enthousiasme vaak dicht in de buurt lag van een even fel en irrationeel misprijzen. Wie het raadsel van de tegensprekelijke en bevreemdende aanwezigheid van Verschaeves leuze in het Cruyce van Bourgonje wil oplossen krijgt hier - misschien - een nuttige draad van Ariadne aangereikt.

 

Inleiding

 

Van Severen ontmoette Cyriel Verschaeve voor het eerst in juni 1916 toen hij in Alveringem was ingekwartierd. Van Severens Oorlogsdagboek toont ons het beeld van een innige vriendschap tussen beide revolterende en artistieke geesten. De twintig jaar oudere priester poogde de niet aflatende intellectuele onstuimigheid van zijn jonge vriend wat te kanaliseren. Van Severen sleet talrijke gezellige avonden in de kapelanij waarbij naast de politieke en militaire actualiteit vooral werd nagedacht over de essentie van godsdienst, kunst en literatuur. Ook in het tiental brieven die ze tijdens de Eerste Wereldoorlog naar elkaar schreven, wisselden ze op een zeer indringende manier hun ideeën over deze onderwerpen uit.[1]

Van Severen had, hoewel hij met zijn sterk individualistische gekleurde geloofsbeleving niet direct op hetzelfde spoor als de kapelaan zat, een grote bewondering voor Verschaeve. Vooral het lyrische werk van de priester droeg zijn belangsteling weg. De adolescent Van Severen meende in "Zeemeeuwe" ook zijn eigen kunstenaarsnatuur te herkennen. Zijn contacten met de kapelaan waren een probaat middel om af en toe aan de ruwe oorlogswerkelijkheid te ontsnappen.

De 22-jarige Wakkenaar voelde zich diep verbonden met "Zeemeeuwe", die hem na de wapenstilstand aanspoorde nu maar eens het stadium van plannen en dromen te verlaten. Toen Van Severen zijn maandblad Ter Waarheid lanceerde verklaarde de kapelaan zich dan ook bereid mee te werken. Toch merkte Verschaeve toen reeds de geweldige zelfbetrokkenheid van Van Severen op en probeerde hem te wijzen op de waarde van de "nederigheid" waarin hij naar zijn mening niet bepaald uitblonk. Reeds tijdens de Eerste Wereldoorlog was gebleken dat hun visie op kunst grondig verschilde. Volgens Verschaeve diende de kunst een sterke maatschappelijke relevantie te hebben en een nieuwe en oorspronkelijke kijk op de wereld en de dingen uit te dragen. Van Severen was via zijn "moderne" auteurs vooral op een sterk "individualistisch" standpunt uitgekomen waarbij het voor de kunstenaar vooral van belang was via eigen kunstinzicht "zijn eigen leven schoon te maken". Bovendien was Verschaeve de mening toegedaan dat voor de veel te "absoluut" denkende Van Severen geen politieke toekomst was weggelegd. Toen Ter Waarheid ter ziele ging meende hij bijgevolg dat voor Van Severen eerder een rol als auteur van "ideologische" romans was weggelegd. Verschaeve merkte echter niet dat Van Severen er meer en meer van overtuigd raakte dat zijn talenten niet direct op het terrein van kunsten en letteren lagen. Anderzijds werd het Van Severen ook duidelijk dat met de kapelaan op praktisch-politiek vlak weinig land te bezeilen viel. Bijgevolg manifesteerden zich al vlug de eerste wrijvingen tussen het jonge kamerlid en de charismatische priester-kunstenaar.[2]

Zo was Verschaeve helemaal niet opgezet met Van Severens scherpe aanvallen op het weekblad Vlaanderen dat vanaf mei 1922 verscheen.[3] Hij vond dat Van Severen zijn persoonlijke rancune diende te overwinnen; de zaak van het Vlaamse volk was hem meer waard dan Van Severens "waarheid". Desalniettemin steunde hij aanvankelijk Van Severen in zijn conflict met Lodewijk Dosfel die zich van Ter Waarheid wilde distantiëren wegens "niet katholiek genoeg". Maar toen het conflict in 1924 escaleerde vond Verschaeve Van Severens aanvallen op Dosfel overdreven en probeerde hij een milderende rol te spelen.

Van Severen ging echter steeds meer zijn eigen weg en had niet langer behoefte aan de adviezen van de kapelaan. Toch bleef hij hem uiterst dankbaar voor diens geestelijke hulp in zijn geslaagde pogingen om na al de verwarrende oorlogsjaren zijn "diepste zelf" terug te vinden. De kapelaan had inderdaad de peripetieën van Ter Waarheid, dat ondanks de hoogstaande kwaliteit permanent in financiële moeilijkheden verkeerde, op de voet gevolgd en Van Severen met raad en daad bijgestaan en dit ook nadat hij wegens zijn angst voor bisschoppelijke maatregelen niet langer in het blad durfde publiceren. In dit verband zal Verschaeves pleidooi voor een meer uitgesproken katholiek profiel van Ter Waarheid zeker bijgedragen hebben tot Van Severens koerswijziging van eind 1922, ogenblik waarop hij de "katholieke orde" ontdekte en afstand nam van zijn pacifistische, internationalistische en egalitaristische ideeën. Toch stond Van Severen toen reeds op eigen benen en waren het uiteindelijk vooral de werken van Maritain, Maurras, Valois, enz... die hem op een nieuw pad brachten.[4]

Verschaeve was helemaal niet meer betrokken bij Van Severens artikelenreeks Vlaamsch Nationalisme. Een essay (1924) die in de laatste nummers van Ter Waarheid verscheen en waar reeds de eerste klanken hoorbaar waren van een solidaristische en corporatistische staatsordening. Hoewel hij begin 1925 ongetwijfeld de oprichting van het Katholiek Vlaams Nationaal Verbond (KVNV) toejuichtte trok hij zich terug in het afgelegen Alveringem en wijdde er zich aan zijn schrijverschap en boetseerwerk.

Via De West-Vlaming volgde hij Van Severens optredens in de Kamer. Begin februari 1925 kreeg Verschaeve het bezoek van zijn neef Honoré Debusschere die vergezeld was van Van Severen en zijn vriend en gewezen redactielid van Ter Waarheid, de Bruggeling Raoul Hoornaert. Van Severen had er niets beter op gevonden om Hoornaerts kandidatuur voor de Frontpartij bij de volgende parlementsverkiezingen door Verschaeve te laten "patroneren". Hoornaert was echter een naaste verwant van kanunnik Hoornaert! Een onthutste Verschaeve die geenszins met zijn geestelijke overheid in aanvaring wou komen was bijzonder geïrriteerd: "Georges van Severen heeft Hoornaert te Brugge onder mijn patronaatschap gesteld naar ik hoor. Wil die man mij vlak in oorlog met mijn bisschop brengen? En, met onware zaken? Hoe kan ik patroneren wie ik niet ken. Georges is met Honoré en met Hoornaert hier geweest, heeft aangekondigd dat Hoornaert met algemene stemmen als kandidaat voor Brugge was aangewezen. Daarop heb ik iets als een compliment gezegd: 'Dat is moedig en schoon van uwentwege' tot advocaat Hoornaert en dan hebben we er over gezwegen! Dat steekt me tegen." [5]

De kapelaan bleek nog weinig geïnteresseerd in de verkiezingen. De slopende onderhandelingen tussen het KVNV en het ACW in het arrondissement Roeselare-Tielt konden hem slechts matig boeien: "Doch er is zo een verwarring in heel deze verkiezing. Dat ik den boel niet meer volgen kan en niet begrijp. Het beste resultaat zal zeker zijn dat er zich een nieuwe partij gevormd heeft. Mochten die weken al voorbij zijn en de uitslag niet te slecht." [6]

Er was echter het bindmiddel van het anti-Belgicisme. Van Severen incarneerde voor de kapelaan de steeds onverzettelijker houding van het West-Vlaamse Fronters tegen de Belgische staat. Zo bejubelde Verschaeve Van Severens optreden op het Groot-Nederlands Studentencongres te Gent op 29 maart 1926, waar Van Severen een aantal nieuwe doelstellingen van het Vlaams-nationalisme in de verf zette. Verschaeve onthield vooral Van Severens onverbloemd pleidooi voor een politiek Groot-Nederland en verheugde zich ook over Van Severens gecontesteerde huldiging van de "sublieme deserteurs" in het parlement.[7]

 

1. "Van Severen is de beste degen van Vlaanderen". Cyriel Verschaeve als sympathisant van het Verdinaso

 

Tijdens de tweede helft van de jaren twintig hekelde de kapelaan in Jong Dietschland de bisschoppelijke veroordelingen van het Vlaams-nationalisme. In hetzelfde weekblad bereikte zijn virulent anti-Belgisch ressentiment een hoogtepunt. Dit sloot naadloos aan bij Van Severens toenmalige politieke opstelling. Hij nam evenwel niet deel aan de discussies over staats- en maatschappijordening binnen het KVNV. Verschaeve had weinig belangstelling voor sociale leerstelsels en bleef veeleer op een zuiver en integraal nationalistisch standpunt. Ondanks dit stilzwijgen werd het hoe langer hoe meer duidelijk, dat Verschaeve zich intuïtief aangetrokken voelde tot Van Severens pogingen tot radicalisering van het KVNV in antiparlementaire en solidaristische zin. Tegelijkertijd kreeg de afkeer van de kapelaan voor de politiek een nieuw elan. Waar hij in de eerste jaren na de oorlog nog een levendige belangstelling aan de dag legde voor de Frontpartij was hij nu heel wat sceptischer geworden over het nut van een parlementaire werking voor het Vlaams-nationalisme.

Reeds in de zomer van 1926 had Verschaeve aan Jozef Lootens geschreven: "De Vlamingen moeten kloek zijn. Men slaat er op als slaven. Ik ben blij en kwaad sinds zondag! Verweerkorpsen, gewapende, dat moeten de Vlamingen stichten. Al de rest is prul".[8]

Verschaeve werd zich bewust van de noodzaak van een kleine elite. Hij had trouwens een afkeer voor de laksheid van de "massa" in Vlaanderen en verwoordde dit in een flink aantal polemische en vaak sarcastische artikels in Jong Dietschland. Hij reageerde nauwelijks op Van Severens weloverwogen sabotage van de nationalistische concentratiepogingen die vanaf 1928 de eenheid binnen de Frontpartij poogden te herstellen. Integendeel, Van Severen scheen hem met het KVNV op de goede weg: "Ga dus uw gang! Mij schijnt hij buiten alle twijfel niet enkel de goede, maar de enige toe.  Kracht moet er zijn en dus natuurlijke sterkte, die gij niet elders zult vinden dan bij de volksjongens, en organisatie, die gij, en dat kunt ge alleen niet, uwe helpers zult geven." [9] De kapelaan stond vierkant achter Van Severens "toekomststaat" maar vreesde wel dat hij een "onrijp" volk zou vinden voor de verwezenlijking ervan, waardoor de ideale toekomststaat enkel "dictatoriaal" zou kunnen worden ingevoerd. Hoe dan ook, voor Verschaeve was het duidelijk: "Strijd is strijd en niets anders. Strijdorganisatie is voor mij het enige wat het horen en het zien waard is." [10]

De priester blééf echter geïrriteerd door Van Severens levensstijl. Het werd volgens hem de hoogste tijd dat Van Severen huwde want hij vreesde dat zijn politieke tegenstanders munt zouden willen slaan uit zijn "dandyisme".[11]

Toen in het kader van een sfeer van internationale ontspanning en ontwapening vanaf 1929 ook in Vlaanderen een aantal pacifistische bewegingen ontstonden, haalde hij de banden met Van Severen opnieuw nauwer aan. De kapelaan voelde zich immers niet bepaald aangetrokken tot de antimilitaristische geest. Zo was de taal van zijn artikel Het IJzerkruis spreekt tot het volk gesneden brood voor de tirades van Van Severen in De West-Vlaming. Verschaeve maakte in zijn bijdrage allusie op de incidentrijke 11e IJzerbedevaart van 24 augustus 1930 die hij had bijgewoond waarbij de bereden rijkswacht in galop de overvolle markt van Diksmuide "schoonveegde" en een vliegtuig patriottische pamfletten naar beneden liet dwarrelen. Op 30 augustus 1930 tekende Van Severen te Izegem de grondtrekken van een Vlaams-nationaal solidarisme, meteen het programma voor een eigen politieke beweging. Het zette kwaad bloed bij het directorium van het KVNV dat onder leiding van Jeroom Leuridan, stilaan genoeg kreeg Van Severens eigengereid optreden.[12]

Verschaeve stond ondertussen nog steeds in contact met priester Maurits Geerardyn die zich, na jarenlange conflicten met het bisdom West-Vlaanderen, tijdens de zomer van 1929 verplicht zag naar Nederland uit te wijken.

Na de bedevaart van 1930 verstrakte Verschaeve zijn houding t.o.v. het pacifisme. Zo vaarde hij in zijn artikel Veni lumen cordium uit tegen de Vlaamse Oud-Strijders Bond (VOS): "En de VOS, dat slim dier, geeft de raad aan de Vlamingen om zich te weren tegen de oorlog met een 'weert u niet!!'... Weest schapen! Alsof schapen niet best, niet steeds, niet nu en altijd en in alle eeuwen der eeuwen ten oorlog gedreven worden. Zijn er groter ezels dan zulke schapen die blaten: nooit meer oorlog?"[13]

Dit alles bracht ook een verwijdering met Jong Dietschland teweeg. Verschaeve stelde zich immers scherper op dan hoofdredacteur Victor Leemans, die verschillende gradaties van pacifisme onderscheidde. Verschaeve en ook Geerardyn bekritiseerden daarnaast ook scherp het feit dat Jong Dietschland een tribune had gegeven aan het Vlaams Studiecomité voor Politieke, Sociale en Kulturele aangelegenheden. Het studiecomité was gesticht in juni 1929 met als voorzitter en initiatiefnemer Hendrik Elias. Het was het begin van de evolutie van een aantal Leuvense professoren naar de federale gedachte en de aanzet tot de latere concentratiepolitiek. Vooral Prof. Van der Mueren zou er naast, Elias, Borginon en Prof. Van de Weijer, een belangrijke rol in spelen. Verschaeve en Geerardyn verweten Leemans dat hij Jong Dietschland had laten verwateren tot een soort "vrije tribune" die ter beschikking stond van alle mogelijke richtingen. Het blad beklemtoonde volgens hem te weinig het anti-Belgische en Dietse standpunt, en was te mild voor de federalistische gedachte. Van Severen sprak zich overigens op 25 maart 1931 scherp uit tegen het federaal statuut van Herman Vos.[14]

Toen Van Severen in oktober 1931 het Verbond van Dietse Nationaal‑Solidaristen (Verdinaso) stichtte ging dan ook een lang gekoesterde wens van Verschaeve in vervulling. Eindelijk was er een soldateske, antiparlementaire en anti-Belgische beweging! Plotseling maakte de desinteresse voor het politieke bedrijf, die zich na 1925 van de kapelaan had meester gemaakt, plaats voor een hernieuwd geloof in de mogelijkheid van een "Dietse", aan de natuurorde beantwoordende, staat.

Dirk Vansina merkt op in Verschaeve getuigt dat de priester de nieuwe beweging in het hart droeg: "Verschaeve had steeds sympathie gehad voor Van Severen. In Van Severen zag hij de soldateske geest van Rodenbach herleven. Hij verklaarde mij eens in de tijd die aan de stichting van het Verdinaso voorafging: 'Van Severen is de beste degen van Vlaanderen.' De hoop, die Verschaeve onmiddellijk na de oorlog op de partij der Oud-Strijders had gesteld, is lang verzwonden. Het is vrij spoedig een politieke partij geworden met al de nadelen die een politieke partij meebrengt. En er is evenmin een schijn van kans dat zij ooit de macht zal veroveren die haar moet toelaten de Vlaamse revolutionaire hervormingen door te voeren. De IJzerbedevaarten zijn niet veel meer dan een parade; op zijn best: één dag in één jaar waarop nooit de werkelijk heilbrengende dagen zullen volgen. Nu vestigt de verbeten strijder zijn hoop op Van Severen." [15]

Verschaeve zou echter Verschaeve niet zijn als hij zich tegelijkertijd reeds niet sceptisch over de slaagkansen uitliet: "Ik heb Joris van Severen gehad voor een kwartier. Hij was in zijn glorie met zijn Vlaamse Militie. Waarop ik antwoordde: 'Beter werk is er niet, als het niet al van a tot z bekend is bij de sûreté. Want, gij moet er niet aan twijfelen, zij zal alle middelen gebruiken, de gewoonste vooral: mouchards en cocotten!' Daarop werd hij bleek, en sprong recht van zijn zetel maar reageerde niet rechtstreeks. Ik herhaalde het nog een keer of twee en liet het dan vallen gelijk hijzelf." [16]

Verschaeve was niet blind voor de diepe scheuring in de Vlaams-nationalistische gelederen, die vooral in West-Vlaanderen scherp aan de oppervlakte kwam: "In West-Vlaanderen is er scheiding tussen Van Severen en anderen. Dat was niet nodig. Ik vind het treurig, hoezeer ook de gedachten van de eerste mij aanstaan. Doch: 'ik denk anders, dus ik scheur af', daarmee maakt men zijn eigen en der anderen gedachten onmachtig, want zonder brede basis genoeg onder 't volk... Doch gij zit in den sterrenhemel met uw studiën, waar er geen scheuringen noch verdeeldheid bestaan. Het ga u best." [17]

Verschaeves afscheid van Jong Dietschland was inmiddels nakend geworden. Het blad liet in de eerste maanden na de stichting van het Verdinaso immers niet na de beweging zoveel mogelijk te bekritiseren. Vooral de nationaal-solidaristische doctrine werd afgedaan als "hybridisch lapwerk". Wat bedoelde Moens immers met publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie, Thiers met beroepsstaat (berufsständische Ordnung) en Van Severen met fascistische gezagsstaat? [18]

Er verschenen in de jaargangen 1931 en 1932 een aantal scherpe artikels tegen het Verdinaso. Zo liet ondermeer het stuk Nationaal- of christelijk solidarisme duidelijk verstaan dat Van Severen niet hét alternatief was voor het liberalisme en socialisme. "Werden de verworvenheden of onmogelijkheden van liberalisme en socialisme bij kering en kentering der tijden te duidelijk, dan dat men geen andere wegen zou zoeken, toch kon men de eenstemmigheid die men verkregen had bij de kritiek, geen ogenblik langer bewaren, wanneer men op een positieve oplossing aandrong.

Ook in Vlaanderen heeft die versplintering met scherpe hakken mensen uiteengerukt die jarenlang met het edelste idealisme zij aan zij, hadden gestreden.

Niet de beginselen of de voorgestelde oplossing zijn daar altijd de grootste splijtzwammen bij, maar wat we mogen heten 'het eigen temperament'. Een bewijs daarvan brengt ons de uiteenzetting die de heer Moens zo-even te Leuven ontvallen is.

Zij is niets anders dan de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie die in West-Vlaanderen ook door het gouwbestuur met de heer Leuridan wordt verdedigd. In zover haalt de heer Moens ook gelijk als hij dan te Leuven zegt dat de Hollandse katholieke jongeren aan zijn zijde staan. Maar de heer Moens' partenaire in West-Vlaanderen kan zeker niet hetzelfde getuigen daar geen één der Hollandse katholieke jongeren de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie steunt met een 'daartoe absoluut nodige nationaal-solidaristische staat', d.i. met de gezagsstaat of om bepaald te spreken: de totalitaire, fascistische dictatoriale staatsstructuur. Ofwel werden ons te Leuven appels voor citroenen verkocht, ofwel blijkt hieruit hoe het temperament een andere belangrijke determinante in het bepalen van het uit te bouwen stelsel, mag zijn.

Daar is immers de denkende en analyserende geest, maar daar is ook het meer voelende en meer bloot-willende impuls. Daar zijn er die bij een grote taak eerst ernstig overleg plegen en slechts een plan opslaan op grond van vergelijk en onderzoek, wijl anderen liever mogen luisteren naar intuïtie en aandrang, met alle goedachting voor het scheppend-willen. Aan de eersten lijkt het dat ze een nationaal en sociaal levendig en op-het-doel-afgerichte partij en organisatie niet mogen verkrachten zolang ze nog bij de periode der sociale reorganisatie voorzitten: voor de laatsten kan hun ongetemde vrijheidswil alles maar doorbreken. Hier heeft men de gestaag-gevormde en gedegen persoonlijkheid die met gescherpt verantwoordelijkheidsgevoel het plan der bevrijding ontwierp en die haar roep laat gaan naar allen die bij andere groepen of onder de massa met verantwoording hun handelen regelen. Daar is het meer de opgeschoten wekker die de massa wil verschrikken en ze leiden waarheen hij zelf gebiedt.

Vruchtbaar konden beide temperamenten in verscheidenheid van mogelijkheden en aanleg, de hand aan dezelfde taak leggen!" [19]

 

Volgens dezelfde auteur stond het Verdinaso voor een ingrijpende, veel te weinig gelimiteerde staatsinterventie. Bovendien vreesde hij dat in het nationaal-solidarisme het economische de hele organisatie van het openbare leven zou leiden.[20] Hoewel Jong Dietschland tussen juni 1928 en eind 1932 in bijna elk nummer op de thematiek van het solidarisme terugkwam en Leemans, Spruytte en Dumoulin de lezers op Duitse publicaties inzake het onderwerp attent maakten, bleek Verschaeve in de solidaristische en corporatistische theorieën veel minder geïnteresseerd en geschoold. Hij was ongetwijfeld geenszins opgezet met de scherpe kritiek aan het adres van de jonge beweging. Maar zijn breuk met Jong Dietschland kwam er ook door andere dan politiek-ideologische redenen. Hij had, naar aanleiding van het Goethe-jaar, veel tijd gestopt in een artikel over de Duitse schrijver maar wachtte tevergeefs op publicatie: "Over Jong Dietschland! Ik ben er kwaad op. Ik had een zeer lang Goethe-artikel geschreven dat mij veel studie gevraagd had, en daar krijg ik nu van Victor Leemans een stukje papier waarin staat: 'Een ongeluk! Uw artikel, enz. is in de post verloren geraakt!'... Ik schrijf mijn handschriften niet over en sta daar nu dan voor niets! Ik had hem mijn handschrift teruggevraagd, waaruit hij weten kon dat ik maar dat bezat. Wil ik nu niet alles verloren zien gaan dan moet ik seffens binst dat ik nog alles in 't hoofd heb opnieuw schrijven. Hoe dat het ereloon voor zulke dingen moet uitvallen vraag ik mij af! Deelde men boeten uit dan verdient Jong Dietschland een geweldige boete... Er zijn geen excuses! Na mijn vragen en verwittigen zendt men dat zo maar niet eenvoudig per post, men laat ten minste aantekenen. Doch gedane zaken hebben geen keer. Ik zwijg er dus over." [21]

Gevolg van dit alles was dat vanaf maart 1932 Verschaeve niet langer publiceerde in Jong Dietschland. Het enige wat nadien nog verscheen was een stuk uit zijn opstel Willem van Oranjes persoonlijkheid.[22] Maurits Geerardyn probeerde hem ondertussen via een intense correspondentie en regelmatige bezoeken volledig voor het Verdinaso te winnen. Ook het enthousiaste geloof in de nieuwe beweging van een aantal vrienden zoals de Ieperse handelaar Robert vander Schelden en de contacten met een aantal Dinaso-studenten uit de streek zouden zijn beeldvorming sterk bepalen. Bovendien voelde hij zich sterk aangetrokken tot het militaristische aspect van de beweging. Zijn droom van Vlaamse Verweerkorpsen was immers werkelijkheid geworden...

Eind 1932 werd zijn sympathie voor het Verdinaso steeds groter. Er was nu ook een afdeling in Alveringem gesticht waarbij een aantal van zijn directe kennissen betrokken geraakten. Zijn briefwisseling met Geerardyn sprak dan ook boekdelen; de kapelaan scheen bijna gebeten door een revolutionair elan: "In de Boeregilde houd ik conferenties ten voordele van Hitler en Fascisme. Robert Leuridan, 't boerezoontje van 'Oranjeman', heeft van zijn vader bekomen Dinaso-militiaan te mogen worden op voorwaarde dat een andere boerezoon, ook van hier, insgelijks in de Dinaso-militie treedt... Zo werkt ook Alveringem mee in de kentering der tijden... " - "De jeugd is hier Dinaso-gezind. Ik sprak te Gent verleden week voor de hoogstudenten en hoorde dat de Dinasisten onder weg waren om mij daar te huldigen, maar dat zij dan niet wilden optreden in dat midden van Pater Callewaert. Die Pater is er op verbeten! Wat wilt ge? De kloekhen die eendkuikens uitbroedde! Zij springen 't water in en zij moet heen-en-weer trappelen op de oever. 't Verwondert mij dat ik nog altijd meega: 'k zwem ook al in 't water, en eindig misschien in 't vuur..." [23]

In februari 1933 stelde de oud-activist en vertaler Peter Mertens, die in Berlijn woonde, aan Verschaeve voor als contactpersoon te fungeren tussen de NSDAP en het Verdinaso. Verschaeve weigerde en wilde zijn hand niet in "dat wespennest" steken: "Anderzijds stelde hij zich voor als makelaar tussen Dinaso en de Hitlerianen en wilde dat ik Joris van Severen zou bewegen om naar Berlijn te gaan om met de Hitlerianen te onderhandelen. Ik doe het niet en steek mijn hand in dat wespennest niet; alles staat daar nog op losse schroeven en ... noch ik noch vooral hij zijn de geschikte personen in deze. Ik vermoed dat hij weerom zoekt vooruit te komen en mijn naam ginds daartoe gebruikt." [24]

De NSDAP had overigens reeds eind december 1931 contact met het Verdinaso gezocht. De partij wou zich informeren over de doelstellingen van de kersverse beweging. Anderzijds geraakte ook Van Severen in 1932 geboeid door de methode en de stijl van de NSDAP, zonder zich hierom ideologisch in het nationaal-socialisme te herkennen. Hij had in het voorjaar enkele contacten met leden van de "Hitler-organisatie" en verbleef in september 1932 enkele dagen in Berlijn. De Verdinaso-leider ontmoette echter niet alleen personages uit de NSDAP maar ook uit andere nationalistische bewegingen. Na 1933 zou Van Severens interesse voor het nationaal-socialisme echter vlug afzwakken en enkele jaren later zelfs omslaan in misprijzen.[25]

Op 28 april 1933 kreeg Verschaeve een brief van Henri Zwejer, een joodse diamantair uit de Pelikaanstraat in Antwerpen. Zwejer was verontrust door de antisemitische propaganda van het Verdinaso en wist via zijn vriend Robert vander Schelden dat Verschaeve met de beweging sympathiseerde. Hij hoopte op Verschaeves tussenkomst om het tij te keren: "Je connais vos opinions politiques et je sais votre grande influence parmis l'élite de la Flandre. Et je viens vous demander votre aide pour qu'il règne un peu plus de paix parmis les hommes de bonne volonté. Les Dinasos font en ce moment une propagande antisémite effrayante. Je vous demande de prendre votre plume magistrale et de leur dire qu'ils ont tort."[26] Zwejer wees er Verschaeve op dat de onderdrukking van Vlaanderen niet mocht leiden tot de omhelzing van rassenhaat en de creatie van een totalitair regime. Een week later probeerde een verbaasde Verschaeve de diamantair gerust te stellen: "J'habite loin dans la solitude. Je lis les journeaux qui peuvent m'informer. Je dois vous dire que je n'ai pas vu, dans les écrits cette propagande que vous qualifier d'effrayante. J'ai plutôt l'impression que de l'inverse. Il me semble que juifs, communistes, socialistes, qui reculent assez lachement devant la puissance allemande, veuillent prendre leur revanche sur le Dinaso flamand, né d'hier, encore bien petit et bien impuissant." [27] Verschaeve wees Zwejer vervolgens op de zijns inziens onterechte haatcampagne tegen het Verdinaso en op de verschillende aanslagen op Verdinaso-militanten. De kapelaan benadrukte dat de beweging andere zorgen om het hoofd had dan het propageren van rassenhaat. Hij was er trouwens van overtuigd dat wanneer men het Verdinaso met rust zou gelaten hebben, zij zelfs nooit het woord "jood" in hun publicaties zouden vermeld hebben!

Verschaeve vroeg Zwejer om de Duitse toestanden niet langer te koppelen aan de situatie in Vlaanderen. De identificatie door de pers van de NSDAP met het Verdinaso vond hij belachelijk: "En Flandre personne n'a jamais eu d'hostilité contre un juif ou contre les juifs, à ce que je sache: on n'y songeait pas. Mais voici qu'on assimile les Dinasos aux Hitleriens, qu'on les met sur le même pied, les englobe les uns dans les autres... et qu'on leur voue le même mépris et la même haine. Pourquoi? Ne distingue t'on pas ce qui ne se ressemble en rien sinon dans une conception sociale que tout peuple peut souhaiter, poursuivre et essayer? Ce qu'en fait une autre nation ne doit pas être répété et imité par une autre nécessairement."[28] Het antisemitisme bleef in Vlaanderen volgens Verschaeve iets vreemds en marginaals dat zeker de elite niet zou beïnvloeden. Was Zwejers vriendschap met de Dinaso Vander Schelden trouwens niet het levende bewijs van het ongegronde van zijn vrees? Tot slot wees hij er hem op dat hij helemaal geen lid was van het Verdinaso en zich buiten alle politiek wenste te houden. Mochten Zwejers bekommernissen evenwel toch steek houden, beloofde Verschaeve al zijn invloed aan te wenden om de zaken bij te sturen.

Ondanks zijn sympathieën voor het Verdinaso bleek Verschaeves reputatie in Vlaams-nationalistische kringen onaangetast. Hij zelf bleef overigens verschillende snaren betokkelen. Op 11 juli 1933 hield de kapelaan, ter gelegenheid van de feestdag van de H. Benedictus, in de abdij van Steenbrugge een lezing over de benediktijner vrede. De abt van de Sint-Pietersabdij, Dom Modest van Assche, speelde een belangrijke rol in de Vlaamse en katholieke vredesbeweging. Zijn vredesideaal had naast de inspiratie die hij opdeed in internationale kringen vooral zijn wortels in het ideeëngoed van de IJzerbedevaart en van de Vlaamse oud-strijdersbeweging. Hij had als abt bewust de spreuk "In viam pacis" ("Op weg naar de vrede") gekozen. Van Assche integreerde deze vredesspiritualiteit in grotere maatschappelijke en politieke verbanden: werkloosheid, kapitalisme, monetaire vraagstukken, Japanse agressie, het nationaal-socialisme, enz... Verschaeve sloot hier in zijn toespraak naadloos bij aan: "een tijd, die om niets zo beangstigend leeft dan om behoud van de vrede. (...) De aarde beeft nog van het pas gesuste geweld, de volkeren weren zich tegen het oorlogsspook met een woud van wapenen." De zo heroïsche Verschaeve liet zelfs niet na de drieledige benedictijnse vredessynthese sterk in de verf te zetten: "Bij natuurnoodzaak van geboorte en leven hebben wij toch een aarde die de onze, een eeuw die de onze, een werkzaamheid die de onze zijn. Benedictus leerde ons die drie gebieden, die de onze moeten zijn, tot Gods gebieden te maken en alzo vrede te doen vloeien waar onrust stroomde." Verschaeves lezing werd overigens enkele maanden later door de abdijen van Steenbrugge en Dendermonde uitgeven in de reeks "In viam acis".[29]

Hoe viel dit "vredestrivium", dat de inzet van Modest van Assche op Vlaams vredesgebied honoreerde, te rijmen met wat hij de volgende dag in een brief aan Maurits Geerardyn schreef? "Gisteren was 't 11 juli. Voor mijn deur, op de grote Scheure hangt een plakkaat van Dinaso. Voor de eerste keer stak ik geen vlag uit. Ik kan niet meer vlaggen. Ik zou willen heel de dag mijn hand uitsteken en 'Heil' reiken... maar 'k heb geen Aaron om mijn arm te ondersteunen." [30]

Er was bovendien meer... De kapelaan gaf op het einde van een nieuw "11 juli"-artikel, bestemd voor het maandblad Gudrun, andermaal een vingerwijzing in welke richting zijn sympathieën gingen. Hij eindigde zijn bijdrage immers met: "Verdwijne de leeuw in ons vaandel voor wat anders. Roep geen 'Leve' in uw dood, maar 'Heil!'. Vul dit 'wat anders' en 'Heil' aan volgens uw wensen. Wensen wensen nooit 't halve. Viert geen 11e juli maar wilt een 11e juli. Met 'leeuwen' krijgt gij hem niet, met soldaten wel!"[31] Verschaeve kon omtrent zijn politieke voorkeur nauwelijks duidelijker zijn...

Op 10 augustus 1933 bracht Geerardyn tijdens zijn verlof een bezoek aan Van Severen, een gewoonte die de priester tot het voorjaar van 1940 zou huldigen. Van Severen zal ongetwijfeld in Geerardyn een middel hebben gevonden om Verschaeve blijvend in Dinaso-richting te oriënteren. In de zomer van 1933 wierp dit lobbywerk blijkbaar nog steeds zijn vruchten af.[32] Verschaeve-biograaf Romain Vanlandschoot noemde Verschaeves optreden te Steenbrugge na zijn heftige uitspraken ten voordele van het Verdinaso, in zijn groeiende afkeer voor het IJzerbedevaartcomité en zijn laatdunkende beoordeling van het Vlaamsgezinde pacifisme, een "halve terugkeer". De vraag naar het waarom beantwoordt Vanlandschoot als volgt: "Hij was het blijkbaar gewoon zich in allerlei bochten te wringen." [33] Belangrijker lijkt ons echter de vraag naar het waarom van dit bochtenwerk: was het goed doordacht opportunisme of de zoveelste oprisping van een bijzonder irrationele en inconsequente geest? De volgende maanden zouden hierover vlug duidelijkheid scheppen...

Ondertussen bereikte het offensief van het Verdinaso tegen de IJzerbedevaart een hoogtepunt. Ter illustratie enkele fragmenten uit Hier Dinaso!: "Op zondag 20 augustus eerstkomende grijpt te Diksmuide de XIVe Vlaamse IJzerbedevaart plaats. Daar deze Vlaamse ??? demonstratie, van Diets nationaal standpunt bezien, helemaal niet beantwoordt aan datgene wat zij zou moeten zijn, doen de Dinaso's daaraan niet mee. Het Verdinaso zal de slachtoffers van Franco-België herdenken op de énig passende manier: in een geest van onverbiddelijke weerstand tegen de Machten die schuldig staan aan de Vlaamse IJzertragedie".[34]

De IJzerbedevaart te Diksmuide droeg niets bij tot een Dietse heropstanding: "Hij is niets anders dan een weerzinwekkende manifestatie van een verslagen, verslaafd en alle zelfeerbied verloren hebbend volk, dat zijn te zwaar te dragen schande zoekt te verduiken met voze en schijnheilig-sentimentele ophemeling van 'offers' die geen offers waren, noch zijn en 'helden' die onbewuste knechten waren en schamele vermoorde sukkelaars gedrild en gedreven door een Staat die de organisatie was en is van de ondergang van hun, van ons volk. 'Onder het IJzerkruis is Vlaanderen één' schrijft 'De Standaard', de moniteur van de Vlaamse lafheid. Ja! Onder dat kruis te Diksmuide is een zeker Vlaanderen één; één in zijn schaamteloze lafhartigheid.

Dat het Verdinaso zich van dat hachelijke gedoe hooghartig afkeert spreekt vanzelf. Het laat de doden hun doden begraven, en marcheert in dienst van Dietsland's leven en toekomstige grootheid." [35]

In de loop van 1933 was in Verdinaso-kringen tevens duidelijk geworden dat het de hoogste tijd werd te starten met een cultureel gericht orgaan, waarin de theoretische grondslagen van het Verdinaso verder konden worden uitgewerkt. Op 15 oktober 1933 verscheen onder de stuwende bezieling van Wies Moens en Leo de Roover het eerste, in een roodzwarte kaft gestoken, nummer van Dietbrand: "Zo is dan Dietbrand het orgaan, niet van een literaire school, van een zoveelste -isme, maar van het Diets geslacht dat, uit de verscheurdheden, uit de waan, het duister van een liberale, materialistische eeuw, den weg vond naar de grote, eenvoudige waarheden, die het vermechaniseerd Verstand slechts tot onheil van enkeling en gemeenschap vermocht te loochenen : waarheden die in hun volheid te erkennen en te beleven, waaraan gestalte te geven - in Staat, Cultuur en Kunst - de roeping is van ieder jong, daadkrachtig Volk." [36] Het motief voor de oprichting werd verder als volgt toegelicht: "Terwijl eensdeels, onze Dietse Volksgemeenschap door zuiver-mechanistische staatsgrenzen in drie stukken uiteengerukt ligt, vindt men, andersdeels, in ieder van die stukken dezelfde innerlijke versplintering in partijen en 'klassen', dezelfde verschijnselen van individualisme en democratische verwarring, welke tekenen het beeld van een aan de natuurlijke levenswetten ontrouw geworden wereld." [37] Verschaeve en Geerardyn percipieerden het nieuwe blad als het officieuze culturele orgaan van het Verdinaso en een waardige vervanger voor het zieltogende Jong Dietschland. Beide priesters zegden hun medewerking toe. Op 26 oktober 1933 liet een ongeduldige Wies Moens echter aan Geerardyn weten dat hij nog steeds wachtte op zijn eerste bijdrage: "Van het eerste nummer van 'Dietbrand' lieten wij 500 exemplaren drukken; wij zagen ons verplicht nog 200 exemplaren te bestellen! Dat wil niet zeggen dat wij aan de 700 abonnees toe zijn, wel aan de 400, wat ongetwijfeld een mooi resultaat is. Gaudeamus igitur, - maar laten wij niet te luid juichen, want daar is een kwestie die nog niet helemaal in orde is: de kwestie van de medewerking! Wij willen van het tijdschrift geen allegaartje maken: dat brengt zijn moeilijkheden mee. En als men de medewerkers zorgvuldig uitgekozen heeft, is men nog niet klaar: die moeten dan nog werken en dat doen zij nog allemaal niet! Gij zelf hebt mij beloofd dat gij zoudt meedoen. Ik wacht daarop. Is 'Het nieuwe leven in Vlaanderen' geen thema voor U? Verschaeve vroeg ik, te schrijven over een reeks 'Dietse Gestalten' en hij zegde toe. De beurt is nu aan u! Laat mij niet te lang geduld moeten uitoefenen. Hoe eer ik uw kopie heb, hoe liever. Men werkt makkelijker als men een beetje voorraad heeft." [38] Geerardyn zou ondanks zijn belofte uiteindelijk nooit een bijdrage schrijven voor het maandblad!

 

2. Verschaeves geschenk aan het Verdinaso:

"Laat ze niet rotten, O Vlaanderland"

 

Verschaeve bleef inmiddels nog steeds steken in een Dinaso-roes. In het afgelegen Alveringem bereikte hem evenwel maar weinig informatie over het reilen en zeilen in de beweging. Op 22 januari 1934 schreef een verontruste Verschaeve aan Geerardyn: "De tijden zijn te zwaar en gaan te snel. Het zal zijn 'Heil door 't Dinaso' indien wij met velen genoeg 'Heil Dinaso' gezegd hebben. Of dit zal geschieden blijft mijn zware kommer.

Over François heb ik zeer scherpe aanklachten, alle persoonlijkheid zelf vernietigende, gehoord van een zeer voorbeeldige Dinaso: luiheid, nietsdoenerij, broekvagerij; drinken en kaarten hele dagen, enz., enz.; hij zei erbij dat (ik gaf hem immers dezelfde wenk tot de leiding te gaan) de leiding verwittigd was geworden en dat Van Severen tot ontslag had besloten. Wat is er nu waar? Ik weet persoonlijk niets, ben in geen betrekking met welingelichten, en vertel u dit enkel omdat ik weet dat gij er belang in stelt." [39]

 

Soms stoorde hij zich aan de bijzonder scherpe taal van Hier Dinaso!. Zo was hij niet te spreken over Van Severens houding t.o.v. Robrecht de Smet. Verschaeve meende dat Van Severen het liefdesoffer aan Groot-Nederland misschien wel doelmatiger maar zeker niet vollediger diende dan de, na de mislukking van de Jong Nederlandse Gemeenschap en het verdwijnen van Vlaanderen, steeds meer geïsoleerde De Smet.[40] Ondanks deze kritiek schreef de kapelaan in februari 1934 zonder verpinken een schotschrift tegen de IJzerbedevaart en het pacifisme, nl. Laat ze niet rotten, O Vlaanderland. Volgens de onuitgegeven Memoires van Geerardyn was dit op vraag van enkele Dinaso-studenten uit de streek, waarbij vooral Luc Carton uit Oostvleteren een voortrekkersrol speelde. Het stuk was bij de latere uitgave in brochurevorm inderdaad ondertekend met de letters L.C. (= Luc Carton). Toch lijkt het voor de hand liggend dat de leiding van het Verdinaso weet had van het initiatief en het misschien zelfs orchestreerde. Als tussenpersoon fungeerde naast Luc Carton ook de reeds eerder aangehaalde Robert vander Schelden. Verschaeve had de veertigjarige Vander Schelden een tiental jaar eerder leren kennen en deed vaak een beroep op hem als chauffeur. Deze handelaar in weefsels werd zijn belangrijkste "antenne" in het Verdinaso. Op 8 maart 1934 haalde Vander Schelden het "spreekkoor" bij Verschaeve af. Ditmaal had de kapelaan zijn handen ontegensprekelijk wél in een wespennest gestoken...[41] Ondertussen was in januari in Dietbrand Verschaeves eerste bijdrage in de reeks "Dietse Gestalten" verschenen. Het was getiteld Vlaanderen, de eerste kern en was ondertekend met het pseudoniem O.Z. De volgende drie maanden verschenen, telkens onder hetzelfde pseudoniem, met De eerste Vlaamsche graaf (Robrecht de Fries), De gemeentenaar en Reinaart De Vos reeds een tweede, derde en vierde bijdrage in de reeks. In deze laatste tekst schreeuwde de kapelaan op het einde zijn ongenoegen uit t.o.v. de Vlaamse Oud-Strijders Bond (VOS): "Macht, domheid; domheid, macht! Dit danskoppel draait altijd maar voort rond op Vlaanderens geschiedenisveld. De Reinaartsatire ziet het scherp en zegt het scherp. Die dans is Vlaanderens kringloop. Kringlopen is doodlopen. Men doet de ronde van zichzelf tot dat de kracht uitgeput neervalt.

Reinaart lacht vol guitige geestigheid. Men zou er om vloeken. Want wat hij bespot, leeft, tiert, viert hoogtij van macht en aanzien! Als lach het wapen tot bevrijding niet kan scherpen, dan stompt hij het af tot steeds verdere verslaving.

Reinaarts lach is verderfelijk omdat Vlaanderen geen Reinaart is. Er was steeds hier of daar een Reinaart in Vlaanderen, een enkel man die klaar zag, maar nooit een volksdeel, groot en krachtig genoeg om het hele in de klaarte te dwingen. Komt het nooit? Komt het nooit? Het ga zo't wil, maar nu schreeuw ik vlak in uw rosse Reinaartsmuil: Heil 't Dinaso!" [42]

Moens liet in hetzelfde nummer van april 1934 niet na om Verschaeve uitvoerig te bedanken in de vorm van een hulde-artikel. De letterkundige zwaaide kwistig met het wierookvat: "Huiverig voor dat geweld (zoals voor die strengheid!) piept daar ergens een kleine stem, dat Verschaeves 'vorm' niet zuiver, niet af is. Neen, maar ook zijn taal niet! Zij wankelt soms op een angstwekkende wijze tussen het verhevene en het alledaagse. Vorm en taal zijn als met wonden geslagen, doorkorven. Zij doen in hun twee-eenheid denken aan een eik die het onweer geteisterd heeft. Dit maakt de boom wel minder gaaf, - maar het maakt hem niet minder schoon." [43]

In het nummer van mei 1934 verscheen Klokke Roeland maar de volgende maand verscheen plotseling geen bijdrage meer. Had dit te maken met Jozef Lootens' vakantie te Cannes? Het was immers Lootens die de bijdragen voor Dietbrand corrigeerde en naar Moens opstuurde. Of was Verschaeves inkt wat opgedroogd, zoals hij eind juni 1934 aan Lootens liet weten? Het nummer van juli 1934 zette de reeks echter verder en bevatte zijn zesde bijdrage, nl. Vlaamsche kunst.

Merkwaardig was dat de Verschaeve-vieringen ter gelegenheid van de zestigste verjaardag van de priester-dichter op 30 april 1934 een enthousiast en algemeen karakter hadden. In bijna alle katholieke Vlaamse publicaties, maar ook in talloze Nederlandse en Duitse bladen verschenen hulde-artikelen. Waren Verschaeves Verdinaso-sympathieën in zijn artikels in Dietbrand en Gudrun dan zo goed weggemoffeld? Of beleed hij zijn voorkeur voor het Verdinaso slechts in zeer beperkte kring? Waarschijnlijk was vooral dit laatste het geval, want Verschaeves typische schrijfstijl en dito geplogenheden waren in het Vlaanderen van 1934 genoegzaam bekend zodat het anonymaat of het gebruik van pseudoniemen toch maar beperkt effect zal hebben gesorteerd.

Het is bijgevolg ten zeerste de vraag of Verschaeve er werkelijk in slaagde het ware auteurschap van Laat ze niet rotten, O Vlaanderland voor de buitenwereld verborgen te houden. Romain Vanlandschoot is hierin formeel: "Verschaeve heeft zijn tekst niet in het diepste geheim geschreven. Velen wisten daarvan. De verzen waren kwetsend voor pater Callewaert (die op de algemene Verschaeve-hulde van april 1934 afzijdig bleef) en vooral voor Frans Daels, die bij Joris Lannoo om opheldering vroeg. Op 3 mei 1934 antwoordde de Tieltse drukker: 'Ik vernam dat E.H. Verschaeve een spreekkoor klaar heeft doch ik kan het nog niet in handen krijgen'." [44] De navraag van Daels bij Lannoo bewijst hoezeer de pacifisten met Verschaeves initiatief verveeld zaten.

Joris van Severen zong in Hier Dinaso! een lofzang op Verschaeve: "Maandag 30 april, wordt Cyriel Verschaeve 60 jaar. Over geheel Dietsland zal men hem huldigen als de dichter, de ziener, de schrijver der grootse en pakkende lyrische alleenspraken die zijn 'Uren Bewondering' zijn.

Wij Dinaso's willen hem eerst en vooral huldigen als de grote, de geniale raadgever van zijn volk, de man die sinds 30 jaar op alle mogelijke manieren zijn volk de enige weg wijst ter redding: onvoorwaardelijk, tot het einde toe onverbiddelijk doorgedreven maar... geordende strijd! ... en niet voor een halve of een schijnzege, maar voor de echte, volkomen, triomfantelijke, beslissende en voor goed de Dietse orde vestigende zege.

En onze hulde aan hem bestaat niet in de holle woorden en de gemakkelijke bewondering der 'intellectuelen', die hij even hartsgrondig als wij uitspuwt, maar zij bestaat, dit verklaar ik hem hier in naam van alle Dinaso's, in het volgen van zijn raad, metterdaad, zo goed, zo stipt, zo gewetensvol en zo liefderijk mogelijk. Ik weet dat dit de enige hulde is die hij zal waarderen. Wij brengen ze hem met geheel ons hart, kort en klaar, als soldaten. Heil U Cyriel Verschaeve en moge God, in uw verder leven u Zijn zegen schenken." [45]

 

Schone liedjes duren echter niet lang. Op 14 juli kondigde Joris van Severen te Kemzeke op een vergadering met een tweehonderdtal aanwezigen zijn nieuwe marsrichting aan, waarover hij zich reeds verschillende maanden had bezonnen. Veertien dagen later besprak Van Severen met Emiel Thiers, Pol van Herzeele en de Nederlander Arie van der Horst deze nieuwe "methode". Wies Moens was afwezig...

De Verdinaso-Leider trok nog dezelfde week met Robert vander Schelden naar de kapelanij van Alveringem waar Verschaeve, althans volgens de nota's in Van Severens agenda, zijn instemming met de "Nieuwe Marsrichting" betuigde: "2 augustus 1934: naar Alveringem. Dag met Verschaeve. Heerlijke uren. Rob Vanderschelden vergezelt mij. Verschaeve zegt tweemaal: 'Ik zie u geern Georges - ik zie u nog veel liever dan vroeger.' Hij is het volkomen eens met mijn plan-methode: Rijks Nederland + geheel België (Bourgondië). Volkomen en spontaan." [46]

Hoe moeten we dit toch wel verrassende gegeven interpreteren? Realiseerde Verschaeve zich werkelijk dat de Wakkenaar een nieuw pad was ingeslagen, dat uiteindelijk zou leiden naar een volmondig assumeren van de "Belgische ruimte" in Beneluxperspectief? Waarschijnlijk niet. Van Severen zal de kapelaan ongetwijfeld slechts een bijzonder wazige voorstelling van zijn nieuwe inzichten hebben geschetst en vooral die elementen benadrukt hebben waar Verschaeve waarschijnlijk wèl mee akkoord zou gaan.

Een mogelijke verklaring ligt in de brief die Van Severen op 19 oktober 1934 naar Wies Moens stuurde en waarin hij Moens vroeg zijn houding - Moens had ontslag genomen - in volle openhartigheid te motiveren. Van Severen schreef dat hij reeds op 13 juni 1934 met Moens de nieuwe marsrichting had besproken: "Het besluit van het gesprek was dat gij u er mee eens verklaarde, al was het niet met hart en ziel. Ik hoor nog uw woorden: 'voor zover het slechts methode is kan ik mij akkoord verklaren'. Het spreekt vanzelf dat het niets anders dan methode is; dat weet gij. 14 juli, na met de andere leden der leiding en verscheidene vooraanstaande Dinaso's de zaak besproken te hebben, duid ik in de rede te Kemzeke voor het eerst, in de grote lijnen de nieuwe marsrichting aan. Op 27 juli schrijft ge mij een brief waarin gij uw voornemen tot onstlagneming in de leiding kenbaar maakt. Ge voegt daar echter bij dat vooraleer een definitief besluit te nemen, gij eerst met mij erover zult spreken.

Ik antwoord u in een brief van 4 Oogst, u vragende het aangekondigde bezoek niet uit te stellen en u voorstellende te samen bij Verschaeve te gaan, aan wie ik ons bezoek had aangevraagd, en die ons met vreugde zou ontvangen." [47]

 

Waarschijnlijk zal Van Severen ook Verschaeve over de streep hebben getrokken door sterk het methodische karakter te benadrukken van de nieuwe marsrichting. Van Severen, die het ontslag van Moens ten zeerste betreurde, had wellicht de hoop gekoesterd dat Verschaeve de weerspannige Moens wel zou hebben "bewerkt". De brief van 4 augustus bleef echter onbeantwoord en twee dagen later ontving de leider het ontslag van zijn vroegere rechterhand. Van een bezoek van Moens aan Alveringem kwam niets terecht. Enkele weken later klaarde de hemel echter wat op: "1.9.1934: thuis. Namiddag. Maurits Geerardyn verklaart zich akkoord met de nieuwe marsrichting."[48]

Moens' ontslag zou voor Verschaeve een eerste barst in zijn Dinaso-harnas veroorzaken. De teerlingen waren inmiddels evenwel geworpen: met het schrijven van het spreekkoor had hij zich aan handen en voeten aan Van Severen gebonden.

Deze laatste wilde geenszins tijd verliezen en schakelde Verschaeve nu zonder blikken of blozen in zijn plannen in. Zo kondigde Hier Dinaso! op 11 augustus 1934 het verschijnen van het spreekkoor aan. Hetzelfde nummer publiceerde reeds enkele fragmenten van het stuk "... in hetwelk het schrijnende kluchtspel van de IJzerbedevaart in het brutaalste daglicht wordt gesteld." [49]

Verschaeves herschrijven van zijn beroemde grafvers op de heldenhuldegraven "Hier liggen hun lijken als zaden in het zand. Hoop op den oogst, O Vlaanderland" was ongetwijfeld een ongemeen scherpe aanval op het IJzerbedevaartcomité en zijn bedevaart. Temeer daar het echte vers boven de poort van de dodencrypte onder de IJzertoren prijkte! Het spreekkoor kon besteld worden bij Pol van Herzeele te Roeselare en kostte 3 fr. of 20 ct. in Nederland. Diezelfde maand verscheen een groter fragment in Dietbrand.

Het spreekkoor zou beschikbaar zijn vanaf 13 oktober 1934, toen het Verdinaso in Tielt zijn derde landdag hield. Verder zou Hier Dinaso! er in zijn aankondigingen bijna elke week gewag van maken en dit tot eind oktober 1936! [50] Laat ze niet rotten, O Vlaanderland werd overigens niet opgenomen in de twee uitgaven van het Verzameld Werk. Vooral Martha van de Walle en Jaak de Meester zouden erover waken dat Verschaeves schotschrift op de IJzerbedevaart naar de periferie van zijn oeuvre werd verdrongen en dat zodoende zijn Dinaso-sympathieën zoveel mogelijk werden weggemoffeld. Maar de redactie van het tweede Verzameld Werk deed meer dan "niet opnemen". Men greep ook actief in en "retoucheerde" sommige teksten. In ons besluit komen we hier op terug.

 

Wat waren nu de voornaamste krachtlijnen van dit nieuwe spreekkoor? Het leek ons nuttig een flink stuk van dit merkwaardig en controversieel document te publiceren.

 

"(...)

Spreker:

Hier liggen hun lijken als zaden in 't zand.

 

Doden:

Laat ze niet rotten, O Vlaanderland.

 

Spreker:

O Doden, vreselijk klinkt het woord,

Dood leeft in 't rotten levend voort;

Zo stond het niet, zo staat het niet

In 't vers vol troost van 's dichters lied!

 

Doden:

Zo vraagt het hèm ! Hij spreke vrij

Vooral deez' duizenden tegaar!

Aanziet hij zijn vers nog voor waar?

Dat hij het zegge vrank en klaar,

Maar spreken zal hij juist als wij,

Zijn hart klopte immers met ons meê,

Hij weet ons allerwrangste wee.

Het zaad van Vlaanderen rotte alreê.

 

Levenden:

Maar staan hier niet duizenden Vlamingen?

Ziet hoe wij, tienduizenden, kwamen

Van overal en na jaren nog trouw!

In 't hart, niet in de aard, rotten doden

En 't hart dreef heel 't volk naar uw zode;

Gij leeft in onzen trouwhartigen rouw.

 

Doden:

Luid brult uw rouw,

Stil is de trouw!

Onze stilte is gestoord

Door luid lied en hol woord.

't Dient niet ons, het dient u tot verstrooiing;

Voor de doôn is verstrooiing vergooiing.

Vult vrij één dag, zo, uit uw tijd...

Wij leven, wij, in de eeuwigheid :

Die zee zonder baren,

Waar de eeuw zonder jaren

En de dag zonder uren

Zijn het simpele duren,

Geeft ons duren!

 

Spreker:

Daar U trouwe huldeschenken

Talloos velen jaar na jaar,

Lieve, ontelbare dodenschaar,

Duurt ge, in ons herdenken.

 

Doden:

Is dat wijvig geweên?

Dat romantisch gesteên?

Die rhetorische reên?

Neen!

Maar was herdenken verder denken

Al wat wij dachten

En door de daad vervulling schenken

Aan wat wij betrachtten,

Dàt gave ons 't duren alléén

 

Levenden:

Zó zal het zijn. Dat zweren wij.

Maar wat toch, Doden, droomdet gij?

 

Doden:

Wat droomt er meer dan doden?

Wat dromen doôn dan leven?

Wilt ge onze droom ons geven,

Leven weze ons geboden!

Uw leven zette 't onze voort!

En, als ons bloed in 't uwe gloeit

En in u leven wordt ons streven,

Dan hebt ge ons "duur" gegeven.

 

Levenden:

Heil, Doden, heil u, ziet en hoort :

Wij staan hier tien-tien-duizenden,

In scharen Uwaart bruisenden

Uit Vlaanderens minst en machtigst oord.

Eén zaadje bracht er honderd voort!

 

Doden:

Getallen weer. En cijfers weer!

De doden cijferen niet meer.

Hoevelen gij moogt zijn, dat ziet

Geen dodenoog, het ziet geen scharen:

Dat golft voorbij als waterbaren.

Maar wat gij zijt, dat blijft ons bij.

Wij kennen noch golf noch getij.

Zijn we in de zee zonder baren niet?

Wat moet gij, honderdduizend, ginder staan,

Als gij weer, honderdduizend, heen zult gaan

En hebt, met honderdduizend, niets gedaan?

(...)"

 

De spreker richt zich op het einde van het tweede deel plechtig tot de doden:

 

"(...)

Doden van Vlaanderen, voor België gevallen,

Denken uw Vlaamse duizendtallen:

Zoveel bloed baatte Vlaanderen toch iets?

 

Doden:

Niets!

(...)"

 

De spreker richt zich hierna tot de levenden:

 

"(...)

Vlamingen, gaven Uw doden u glorie?

Bouwgrond voor heerlijke Vlaamse historie?

Dood die hoop en met trots U vervul'?

 

Levenden:

Nul!"

 

Verschaeve liet hierna de jonge Vlamingen die hij pas in het tweede deel ten tonele voerde fulmineren tegen het pacifisme van het VOS. In plaats van het "nooit meer oorlog" stelden deze het "nooit oorlog voor anderen meer!" voorop:

 

"(...)

Neen! Nooit oorlog voor andren meer!

Heil! Breekt niet uw geweer,

En wordt na dommen laffen niet.

Heil Strijd! Heil Dood! Heil Bloed dat vliedt,

Als Vlaams bloed maar voor Vlaanderen vloeit,

Als Vlaamse dood op Vlaandren bloeit.

(...)"

 

Pas dan zou er voor Vlaanderen hoop op een goede oogst kunnen zijn. Verschaeve liet de "jonge Vlamingen" het spreekkoor beëindigen met een duidelijke boodschap voor het IJzerbedevaartcomité en de bedevaarders:

 

"(...)

Die gouden oogst, waar 't bloed van droomt,

En zich veil voor houdt, zo zalig veil,

Zal Dietsland zijn, heel Dietsland! Heil!

(...)"[51]

 

Maurits Geerardyn bezocht kort na het verschijnen van het spreekkoor Dr. J. Goossenaerts, die naar buiten uit vol hield dat Verschaeve de auteur niet kon zijn. Goossenaerts verwees naar de jaarlijkse bijdrage voor de bedevaart die de kapelaan had gestort en naar een verklaring van een weinig moedige Verschaeve aan een ziedende pater Callewaert, waarin de kapelaan zich verdedigde met het argument dat het spreekkoor moest geschreven zijn door iemand die goed zijn stijl kon nabootsen. Toen Geerardyn hem echter triomfantelijk een deel van het eerste manuscript toonde was Goossenaerts stomverbaasd én geschokt. [52]

 

3. Verschaeves breuk met het Verdinaso en Joris van Severen

 

Het is duidelijk dat, in tegenstelling tot wat de meeste onderzoekers altijd hebben beweerd, Verschaeve niet ogenblikkelijk heeft afgehaakt na het inslaan van de nieuwe marsrichting. We kunnen eerder spreken van een stapsgewijs bewustwordingsproces dat pas in de zomer van 1935 volledig werd voltooid.

Een eerste factor was zoals we al hebben aangehaald, het ontslag van Wies Moens dat in een klein bericht in Hier Dinaso! van 29 september 1934 werd vermeld. Verschaeve wou aanvankelijk niet direct partij kiezen. Hij was er zich van bewust dat de nieuwe marsrichting en Moens' ontslag een (weliswaar beperkte) schokgolf in de beweging hadden veroorzaakt. Moens kon in zijn kielzog immers enkele belangrijke leden meesleuren zoals Ward Hermans en de Nederlander H. Bruch en kreeg nu ook de steun van enkele kopstukken van de Jong Nederlandse Gemeenschap waaronder J.H. Broekman, H. Hülsmann en W. Goedhuys.[53]

De breuk in het Verdinaso zou echter veeleer voor Dietbrand verstrekkende gevolgen hebben. Van de 28 medewerkers die het blad tijdens de eerste jaargang telde bleven er na de breuk nog slechts acht publiceren. Behalve Henri Bruning en Ernest Michel volgden ook Toon Maes, H. Arlekin, Man Arnet en de meeste andere uitgesproken Dinaso's van de Dietbrand-medewerkers Van Severen in zijn nieuwe marsrichting. Maar ook hij kwam niet zonder kleerscheuren uit het gevecht. Er was immers de betwisting van Moens' eigendomsrecht door het Verdinaso. Moens wou aanvankelijk Pol van Herzeele als administrateur aanhouden maar verzocht hem "de financiën van 'Dietbrand' niet te vermengen met die van het verbond". Toen Moens eind oktober besloot zelf te zorgen voor de administratie van Dietbrand verbood Van Severen aan Van Herzeele het secretariaat uit handen te geven. Moens bezat echter een door twee getuigen ondertekend document dat het bewijs vormde dat het blad zijn persoonlijke eigendom was en had dit op een postkantoor in bewaring gegeven. Op 19 november 1934 stelde de vrederechter van Dendermonde hem dan ook in het gelijk. Van Severens plan om Moens als hoofdredacteur van Dietbrand te vervangen door Henri Bruning werd zodoende gekelderd. De Verdinaso-leiding opperde dan maar de idee om een nieuw tijdschrift te lanceren; een project dat echter nooit van de grond kwam.[54]

Op 21 november 1934 schreef een ontgoochelde Verschaeve naar Moens dat hij noch aan Dietbrand noch aan enig Verdinaso-geschrift zou meewerken zolang de eenheid niet hersteld was en vroeg hij hem twee bijdragen (Dietse Gestalten), die reeds in zijn bezit waren, niet te laten verschijnen. Het laatste nummer van de eerste jaargang (september 1934) bevatte nog een zevende Dietse Gestalte in de vorm van De Van Eycken maar in het eerste nummer van de tweede jaargang (oktober 1934) nam Verschaeve met zijn achtste "gestalte", nl. Vlaanderens' Mystiekers definitief afscheid van Dietbrand. In datzelfde nummer verscheen een toevoegsel waarin Moens duidelijk maakte dat het blad steeds een zelfstandig karakter had gehad en nooit bedoeld was als een uitgave van het Verdinaso, waarvan hij nu wegens de nieuwe marsrichting, die hij als "verderfelijk" voor zijn volk beschouwde, afstand nam.[55]

De Van Severen getrouwe Geerardyn stelt het in zijn Memoires verkeerdelijk voor alsof Verschaeve zijn verdere medewerking weigerde uit afkeuring van Moens' besluit. In werkelijkheid zat Verschaeve echter met de handen in het haar...  Enkele dagen later immers lichtte hij Lootens als volgt in over zijn beslissing: "Liefst werkte ik met hem voort mee, maar ik wil geen stand nemen. De twee artikels die hangende zijn mogen niet verschijnen." [56]

In december 1934 verscheen het eerste proefnummer van het weekblad Nieuw Vlaanderen. Verschaeve werd, ondanks het spreekkoor en het pro-Dinaso odium dat hem omgaf, op geen enkele manier aangevallen of verontrust. Het artikel Verschaeve en de IJzerjongens van Dr. Raph. Kremers bezong zelfs de lof van Verschaeve wegens zijn rol als "geestelijk leidsman" van de Frontbeweging tijdens de Eerste Wereldoorlog. Nieuw Vlaanderen wou werken in de "geest van Diksmuide". Deze moest het ontkiemende ferment van een nieuwe Vlaamse gemeenschap verder doen gedijen in het Vlaamse volk. "Eén dag in het jaar beleven wij deze gemeenschap in Vlaanderen. Eén dag in het jaar, als wij allen verenigd staan te Diksmuide om het kruis onzer doden. Daar, waar onze IJzerjongens in het aanschijn van de dood het hoogste offer brachten voor de redding van hun volk, versterft elke haatkreet op onze lippen en begrijpen wij de nietigheid van onze broedertwisten...." [57]

Inmiddels ging Van Severen in Hier Dinaso! onverstoord verder met het beschimpen van de IJzerbedevaart, die hij afdeed als "een groteske en sinistere klucht". Prof. Daels en Dom Van Assche voelden aan dat het de hoogste tijd was om Verschaeve uit Van Severens greep te redden en gingen in de tegenaanval. Het bedevaartcomité, dat bij monde van Juliaan Platteau een plechtig manifest voor de wereldvrede had afgekondigd, besliste op aandringen van Daels, om tijdens de IJzerbedevaart van 1935 een gedenkplaat te onthullen voor Dr. Alfons vande Perre, Oscar de Gruyter en... Cyriel Verschaeve. Ook Dom van Assche deed zijn duit in het zakje. In het bewegingsblad Vredes-Aktie van de Katholieke Jongeren Vredes-Aktie (KJVA) werd op 1 april 1935 een citaat uit Verschaeves tekst van 11 juli 1933 gepubliceerd. De beslissing van het IJzerbedevaartcomité om Verschaeve te huldigen viel nochtans niet bij iedereen in goede aarde. Leieland, het blad van het Kortrijkse VNV-gewest, reageerde furieus: "Het behoud van eenmaal veroverde stellingen en van al de kernen van vervlaamsing is onze eerste plicht. Dit was het verraad en de gemeenheid van Dinaso, dat het alle Vlaamse kernen trachtte te vernietigen. Een werkje voor Van Severen! Natuurijk! Doch hoe heeft Wies Moens daar zo lang aan meegedaan? Hoe was er zelfs één, die rijmen schreef in 't Dinaso-blad om de IJzerbedevaart voor een grote NUL uit te maken: eigenlijk de eindletter en de betekenis van heel zijn Dinaso? Heeft die nu opnieuw de hand gelegd in de hand van Prof. Daels? Des te beter, maar wij zullen er nog naar vragen, eer de vieringen van 1935 kunnen doorgaan. Geen dubbelzinnigheid!" [58]

Ook Joris Lannoo, die ontslag had genomen uit de raad van beheer, schreef op 28 juni 1935 aan Clemens de Landtsheer dat de hulde aan Verschaeve misplaatst was: "Niemand heeft het komiteit...ongenadiger behandeld dan Verschaeve en... hij wordt er door gehuldigd, al wil hij niet aanwezig zijn... Uw huldiging als antidinaso's en van alle VNV-ers gaat dus naar een ... dinaso!" [59] Daels en Van Assche deden echter alsof hun neus bloedde. Verschaeve diende immers kost was kost gerecupereerd te worden. In mei 1935 was door F. Daels, J. Rombouts en J. Platteau zelfs een huldeboek samengesteld dat drie hagiografieën bevatte en gedrukt werd op 5.500 exemplaren.

De kapelaan rook de kans om definitief van zijn Dinaso-etiket af te raken. Verschaeve kreeg hiertoe een uitstekende mogelijkheid. De groep "Nederland" van het Algemeen Nederlands Verbond richtte namelijk begin juli 1935 in Utrecht een groepsdag in waarbij een kleine tentoonstelling over Verschaeve werd opgezet. Daels, die deze groepsdag bijwoonde, bemerkte tot zijn ontzetting de door het Verdinaso uitgegeven spreekkoor-brochure, onder de tentoongestelde werken. Hoewel hij ongetwijfeld reeds op de hoogte was van Verschaeves auteurschap, veinsde hij tegenover de kapelaan opperste verbazing en vroeg hem via een brief of hij soms de auteur was van het spreekkoor. Verschaeve maakte onmiddellijk de bocht: "Ik ben blij die inlichtingen te ontvangen. Van al die dingen: tentoonstellingen, enz... weet ik niets van af, ben er dus voor niets in tussen. Dat men een anoniem geschrift onder mijn werken tentoonstelt schijnt met mijn voorkennis en dus door mij bezegeld te geschieden. Er is echter, zoals U ziet, niets van aan. Ik zal mij inlichten hoe de vork in de steel zit, wie de inrichters waren, enz... Pas daarna kan ik weten wat mij te doen staat." [60]

 

De kapelaan voelde dat hij nu snel afstand diende te nemen van Van Severen die tegenover zijn militanten stilaan Verschaeve begon te discrediteren. Zo verspreidde hij het gerucht dat Verschaeve de schulden van de IJzertoren mee hielp afbetalen en dreigde hij het ware auteurschap van het spreekkoor bekend te maken. In een niet gedateerde brief aan Robert vander Schelden vroeg een misnoegde Verschaeve of hij de leider wou meedelen zich niet langer met zijn zaken te bemoeien en of deze zich nog zijn belofte tot geheimhouding herinnerde: "In afwachting dat ik u spreek, kunt gij zeggen dat het waar is dat ik de schulden van het IJzerkruis regelmatig help afbetalen, doch met geen 250 frank. Ik heb zoveel niet. Doch hierbijvoegend dat dit mijn aangelegenheden zijn en blijven en dat het Spreekkoor door L.C. gemaakt is en niet door mij. Zo heeft Van Severen aangenomen, hij zal wat hem toevertrouwd is geworden noch rechtstreeks noch onrechtstreeks verklappen. Dat is eerlijkheid, die ik ten andere van hem verwacht." [61] Verschaeve was ook geprikkeld door Van Severens gebruik van zijn naam in het dispuut annex partijtje modder gooien met Wies Moens: "Wat Wies Moens betreft, ik versta niet hoe ik daarin gemengd word. Dat Van Severen begint met er mij helemaal buiten te laten. Ik moet en wil als geen argument dienen. Een Leider heeft geen contreseign van doen. Nooit heb ik de pretentie gehad mij in de zaken der leiding te mengen of er hoe dan ook gewicht op uit te oefenen. Waar ik buiten ben late men mij buiten." [62]

Enkele dagen later had Van Severen het definitief verkorven. Verschaeve doopte in een nieuwe brief aan Robert vander Schelden andermaal zijn pen in vitriool en ventileerde zijn ergernis tegenover de Wakkenaar: "Martha van de Walle deelt me vandaag de dreigementen van Van Severen mede nopens de IJzerbedevaart. Die huldiging heb ik geweigerd, doch mijn weigering heb ik niet omwille van wat dan ook dat Van Severen aangaat gesteld. In die huldiging heeft hij niets te zien.

En wat hij dreigt met het spreekkoor is een zo aartsgemeen breken van woord en van vertrouwen dat ik er nog moeilijk geloof aan kan geven. Gebeurt dat echter, en zelfs als er in 'Hier Dinaso!' of gelijk hoe van zijnentwege zelfs maar een zinspeling gemaakt wordt op datgene wat hij als secreet aangenomen heeft te bewaren, dan spuw ik op dien vent, en zal het meest misprijzend medelijden hebben met al degene die vertrouwen stellen in een mens die niet kan eerlijk zijn. Gij kunt aan Thiers of aan de 'Leider' zelf dat kenbaar maken." [63]

Volgens Jos Vinks liet het Verdinaso verstaan op de bedevaart aanwezig te zullen zijn met een provocerende spandoek waarop "Laat ze niet rotten, O Vlaanderland" zou staan. Bezweek de kapelaan, ondanks de strijdlustige toon van zijn brief, voor deze dreigementen? Verschaeve besliste hoe dan ook niet aanwezig te zijn bij de huldiging en riep overmacht in wegens zijn drukke pastorale bezigheden. Naast een hele leugen m.b.t. het spreekkoor dus ook een halve stap in de richting van Daels vanwege de kapelaan: de huldiging in Diksmuide kon doorgaan, maar Verschaeve was door zijn zondagspastoraal verhinderd!

R. Vanlandschoot aarzelt in zijn analyse van de feiten om conclusies te trekken: "Hield hij voor Van Severen de illusie vol dat hij toch afstand nam van het Comité en van de 'traditionele' Vlaamse Beweging? Of is het het tegendeel: Verschaeve die aan Daels de illusie overlaat genezen te zijn van zijn misplaatste sympathie voor het Verdinaso en de bittere droesem van het pamflet?" [64]

Naar onze mening is geen van beide hypothesen plausibel. Er is immers geen sprake meer van illusies! Verschaeve achtte het niet langer opportuun zich met het, overigens stagnerende, Verdinaso te associëren. Er was vanzelfsprekend de geopolitieke evolutie waarvan hoe langer hoe meer bleek dat het méér was dan een methode maar ook het feit dat hij, via zijn koketteren met Van Severen, bezig was alle krediet in de brede Vlaamse Beweging te verspelen.[65] Verschaeve wou zich duidelijk weer verzoenen met de bedevaart en schreef op 7 augustus 1935 zelfs twee gelegenheidsgedichten voor de IJzerbedevaart, namelijk het ontroerende Gedachtenis en Naar 't dierbare land, die in het Het Nieuwsblad en De Standaard werden afgedrukt.[66]

Ook het VNV-dagblad De Schelde omarmde nu de kapelaan via een door Daels geschreven artikeltje over De gendarm voor het huis waarin Verschaeves koelbloedigheid ten aanzien van de "sûreté" in de verf werd gezet toen hij tijdens de Eerste Wereldoorlog door deze werd bedreigd. Zelfs Het Leieland was, in zijn speciaal nummer naar aanleiding van de bedevaart, bijgedraaid en had zich met de huldiging verzoend, al klonk toch nog enige afstand door: "Eén der drie gehuldigden op de bedevaart van dit jaar is E.H. Cyriel Verschaeve. Is het wel nodig om over hem nog te schrijven? Hijzelf is de laatste om het goed te vinden, en God weet hoe hij zich heeft verzet tegen die hulde! Niet voor hem of om zijnentwille maar opdat zijn voorbeeld moge dienen, vestigen wij de aandacht op deze heerlijke priesterfiguur." [67]

De zestiende IJzerbedevaart van 18 augustus 1935 stond in het teken van de "Los van Frankrijk"-leuze, waarrond het Vlaamse volk zich eendrachtig diende te scharen. Daels riep in een radiorede enkele dagen voor de bedevaart op tot eendracht. Hij wilde de Verdinaso-agitatie, die met Verschaeves spreekkoor een hoogtepunt had bereikt, zien ophouden: "Laten wij liever  elkaar terugvinden. Laat alle Vlamingen die het goed menen naar Diksmuide gaan op zondag 18 augustus. Ook op de Vlaamse bloedlinie was er maar één volk." De huldiging van het driemanschap moest dan ook in dit perspectief worden gezien: "Heel Vlaanderen zal deze Vlaamse eendracht en samenhorigheid herdenken in het symbolische driemanschap." Daels hamerde bovendien op de "boven alle partijpolitiek verheven gedachte van ruime menselijkheid en internationale solidariteit." [68]

De Heilige Mis werd gecelebreerd door de oud-brancardier Vuylsteke, missionaris te Kivu (Belgisch Congo) die een vriend was geweest van de "martelaar" Lode de Boninge. Hij werd begeleid door het benedictijnerkoor van Steenbrugge. De dominicaan Jules Callewaert las het gebed voor de wereldvrede voor: "Ruk het oorlogsmasker af, opdat elk mens in elk mens Uw goddelijk beeld en Uw goddelijk bloed herkenne in de klaarheid der liefde." Tijdens de huldiging van het driemanschap door Daels en de onthulling van de gedenkplaten voerde men Verschaeves Gedachtenis uit op muziek van Jef Van Hoof.[69]

Ook deze IJzerbedevaart bleek voor het Verdinaso meer dan ooit het mikpunt van spot. Te meer daar de bedevaart vanaf dat jaar duidelijk ondersteund werd door het VNV. Er waren in de ordedienst talloze VNV-uniformen op te merken en de verantwoordelijke voor de ordedienst, Herman Van Ooteghem, was een kaderlid van het Gentse VNV. Bovendien defileerden die dag op de Grote Markt van Diksmuide zowat 15.000 Vlaamse oud-strijders en bracht J. Martens namens het VOS hulde aan het driemanschap De Gruyter-Van de Perre-Verschaeve. Hier Dinaso! reageerde reeds in zijn eerste nummer na de bedevaart. In het artikel Betogingen? ... Massa's! werd de bedevaart andermaal scherp op de korrel genomen en afgedaan als een "sentimentele dodenhulde" waarin sentimentele gevoelens van pacifisme, flamingantisme en negativisme werden tentoongespreid. Bovendien vergeleek de auteur, een zekere J.V.B. (Jef van Bilsen?), de IJzerbedevaart met de optocht ter gelegenheid van de 50e verjaardag van de stichting van de Belgische Werklieden Partij, die gelijktijdig was doorgegaan: "Maar zij hebben beide dit ééne gemeen: dat zij massa's zijn, essentieel massa. Beide zijn massa zonder vorm, zonder orde, zonder wil, zonder daadkracht, zonder gestalte..." Op schertsende toon becommentarieerde de auteur de huldiging van Verschaeve: "Van de Perre en De Gruyter zijn niet meer. Zij rusten in vrede. Maar waar was Verschaeve, de derde van het 'driemanschap', verleden zondag? Spreekt aan de eerlijke Dietser Verschaeve niet over het 'Vlaamse volk', spreekt hem niet over leeuwenvlaggen, - gij wéét beter waarheen zijn Geest gaat, waarvan zijn Ziel vervuld is en waarop zijn hoop is gevestigd. Honderdduizend doden hebben de Levende herdacht... De blinden hebben de Ziener gehuldigd. - Maar de Ziener, Cyriel Verschaeve, was er niet, wilde er niet zijn." [70]

Hoewel de redactie van Hier Dinaso! pogingen ondernam om Verschaeve in het Verdinaso-kamp te houden werd duidelijk dat het vertrouwen van de Dinaso-militanten in de kapelaan volledig was afgebrokkeld. Sommigen zouden enkele weken later zelfs zover gaan de daad bij het woord te voegen...

In Hier Dinaso! had met name Van Severen in zijn rubriek Feiten en beschouwingen, hoewel hij Verschaeve nog ontzag, nog wat meer olie op het vuur gegoten: "Het Comité der Bedevaarten gebruikte de zogenaamde Verschaeve-Hulde om geheel het 'nationaal-voelende' Vlaanderen naar Diksmuide te trekken. Vruchteloos! Die hulde werd trouwens een hachelijke en potsierlijke comedie; Verschaeve verscheen er niet eens, en wilde er niet van weten!"[71]

Van Severen vond in de bedevaart geen "toekomst-bepalende energie" of "waarachtig scheppende kracht". De politiek van Diksmuide was niet de aangewezen weg en macht om "het alles dodende regime waarin wij leven" te vernietigen. Het kon "de Nieuwe Orde" die Van Severen wenste uit te bouwen niet inrichten! Van Severen stelde tegenover de bedevaart het succes van de vierde landdag van het Verdinaso te Sint-Kruis-Brugge: "Het Verdinaso beschikt niet over een machtig organisatorisch en strijdapparaat, niet over geld, niet over steun van de katholieke geestelijkheid of van de Belgische Katholieke Partij. Desondanks waren er 10.000 deelnemers aan de Landdag. Maar die 10.000 zijn niets tegenover het karakter van deze vierde Landdag." [72]

Van Severen wanhoopte echter niet, hij kon immers bogen op de "onoverwinnelijke kracht van een jong, vinnig-slagvaardig en tot alles besloten leger". Het was volgens de leider een jong leger dat "met hartstochtelijke ernst de moeilijkheden en hinderpalen mathematisch berekent om er dan op los te gaan en slaan en uiteindelijk het vooropgestelde doel bereikt".[73]

Dat de jeugdige Dinaso's inderdaad slagvaardig waren bleek reeds de volgende dag. Op 22 september 1935 werd tijdens de namiddag de C. Verschaeve-plaket in de IJzertoren geschonden: "Zondagmorgen rond 9 uur, kort na de opening, deed de torenwachter zijn gebruikelijke ronde, ook in de kruiskamers (waar de plaketten staan) om te zien of er geen water stond vermits het 's nachts geregend had, en bemerkte niets abnormaals. Rond 15.30 uur deed hij toevallig een tweede ronde in de kruiskamers en bemerkte tot zijn verwondering dat één der drie houten kaders met de plaketten, deze staande in de kamer met het kruisvenster 'Orne' omgekeerd stond. Denkende dat het een kwajongensstreek gold, wilde hij het kader omkeren toen er twee van de vier koperen bouten uitvielen wat zijn argwaan wekte. Inderdaad, bij het omkeren van de plaket bemerkte hij onmiddellijk dat deze geschonden was met een scherp voorwerp, een kruis in X-vorm was getrokken over heel de plaket en het aangezicht van Verschaeve. Het kruis had een diepte van ongeveer 1 millimeter en een breedte van 0,5 millimeter; m.a.w. een scherpe, diepe lijn. Onderaan op de volle breedte is duidelijk leesbaar ingegrift in drukletters van ongeveer elke 1 centimeter hoogte (met vaste hand gegrift): 'IK BEN HIER NIET OP MIJN PLAATS'. Op een paar andere plaatsen zijn ook nog enkele krassen van minder belang aangebracht. (...) Franskiljons schijnen bij deze schending niet de schuldigen. Eerder schijnt aangewezen als vermoedelijke richting de jongere Dinaso-mentaliteit." [74]

 

Niets wijst erop dat Van Severen en Verschaeve elkaar na 2 augustus 1934 nog hebben ontmoet. Ook in de uitgebreide briefwisseling van de kapelaan kwam de Verdinaso-leider nog nauwelijks voor. Het leek alsof Van Severen tijdens de tweede helft van de jaren dertig voor Verschaeve niet langer bestond. In ieder geval bleef het Verdinaso tot 1937 pogingen doen de kapelaan te accapareren en zijn mythische symboolfunctie te exploiteren. Tot eind oktober 1936 maakte Hier Dinaso! reclame voor Laat ze niet rotten. Verschaeves geloof in het Verdinaso was toen echter al voorbij. Op 12 september 1936 schreef hij aan Maurits Geerardyn: "Ik ontving 't bezoek van Thiers niet, wel van de broer van Joris van Severen, die hoopte dat zijn broer het ging halen. Anderzijds hoorde ik cijfers nopens 't aantal der Dinaso's die allesbehalve zegevoorspellend zijn. De Militie, in twee jaar, van 700 tot 400 geslonken en het algeheel ledenaantal 2.099, ook met de helft verminderd in de twee laatste jaren! Dit zei me vertrouwelijk de gouwleider van... doch 't is best niet te bepalen, daar ik beloofde te zwijgen. Ik bevestig niets; weet gij 't beter en zeker, dat zou me een veel meer verkwikkend nieuws zijn. Deze namiddag kwam Spruytte die beweerde dat de Vlaamse Nationalisten zeer veel en zeer stevig werken op dit ogenblik. En alzo leeft men te midden van tegensprakelijke beweringen." [75]

Op 19 december 1936 vermeldde Van Severen in Hier Dinaso! nog éénmaal de kapelaan onder de Dietse groten, waaronder hij ook Rodenbach en Ruusbroec rekende. Verschaeve kon wel nog enigszins op begrip en sympathie rekenen bij de Nederlandse Dinaso's waarvan sommigen onder invloed stonden van zijn goede kennis pater Van Sante. Ook een zekere Karel van Roosendaal, volgens R. Vanlandschoot een pseudoniem van een ambtenaar uit Kisantu, droeg de kapelaan nog steeds in zijn hart en weidde in een lange brief uit over de onvervangbare betekenis van Verschaeve voor het Verdinaso en Joris van Severen. Deze brief verscheen op 15 mei 1937 in de rubriek Geest en daad van Hier Dinaso! en kreeg in het weekblad de titel: Dietse mannen van betekenis: I. Verschaeve. R. Vanlandschoot vatte deze brief als volgt samen: "In Verschaeve wordt zijn 'soldateske' nationale houding geprezen. Meer nog, de grijze priester-dichter is de levende prefiguratie van de Verdinaso-beweging. Het machtig werken van Verschaeve 'heeft zulk een geweldige doorslag gegeven in de schepping van de Dinaso-gedachte'. 'Wat Goethe en Schiller waren voor Hitler en het nationaal-socialisme, dat is, en nog op meer directe wijze, Verschaeve voor het Dietse nationaal-solidarisme.' Van Severens levenswerk is de 'bekroning van zijn (CVs) stoutste dromen.' De koloniale ambtenaar besteekt de kapelaan met vonkende eretitels als 'de reïncarnatie van de prinselijke Rodenbach, erfgenaam van den aristocratische Verriest, trotse eenzame kamper die voor ons allen (is) het voorbeeld van weidse visie over de Dietse toekomst.' Meer nog, Verschaeve en het Verdinaso zijn als het ware met elkaar versmolten. 'Waarlijk een stuwkracht met iets buitenmenselijks in zich, gaat uit van Verschaeve over de revolutie, die wij stellen tegen de wanorde van de huidigen dag'." [76]

Maar aan de vooravond van de IJzerbedevaart van 1937 ging Hier Dinaso! heftig in tegen een rondschrijven van de inmiddels ook al uit de beweging verdwenen Nederlander Ernest Michel die geschreven had dat de priester-dichter in eigen persoon had meegewerkt aan de opstelling van het Verdinaso-programma. De Verdinaso-leiding wilde formeel zijn en logenstrafte deze bewering onmiddellijk: "Nooit werkte de priester Cyriel Verschaeve mede aan de opstelling noch werd door hem welk programmapunt dan ook opgesteld, gelijk Michel in zijn rondschrijven beweert." [77]

De redactie van Hier Dinaso! wist dat Verschaeve definitief afstand genomen had van de beweging. Zelfs Thiers en Geerardyn stonden nu voor een voldongen feit. De Tieltse advocaat en rechterhand van Van Severen probeerde nog een laatste maal de kapelaan te overtuigen van de geopolitieke concepties van de leider. Tevergeefs... : "Heden morgen was Thiers hier. Gisterenavond sprak hij hier en was over de opkomst tevreden. Hij sprak ook over allerhoogste sympathieën die het Dinaso te beurt vallen! Allerhoogsten hebben geen sympathieën maar doeleinden, steeds. 'Noli confidere in principibus' zingen de psalmen." [78] Dat het Benelux-concept van het Verdinaso stilaan een zekere steun kreeg in "Belgicistische" kringen werkte op Verschaeve als een rode lap op een stier.

Was het Leuvense eredoctoraat van 7 november 1937 een bezegeling van de breuk met het Verdinaso? In ieder geval geeft R. Vanlandschoot een aantal indicaties in die richting. Het eredoctoraat moet volgens hem bekeken worden tegen de achtergrond van de verwarde concentratiepogingen tussen de Vlaamse vleugel van de Katholieke Partij (KVV) en het VNV. De academische overheid en een aantal hoge verantwoordelijken zagen in de onderhandelingen een uitstekende kans om de Vlaamse studentenbeweging aan de universiteit nader tot de Katholieke Partij te brengen. Daarvoor moest de nasleep van de in 1924 begonnen conflicten weggewerkt worden. Iedereen wist dat Verschaeve een belangrijke rol had gespeeld in de Vlaams-nationalistische oriëntering van het Katholiek Vlaams Hoogstudentenverbond (KVHV) in 1925. Kon men er nu, twaalf jaar later, in slagen allen samen te brengen in één grote, Vlaamse en katholieke formatie, dan was een flinke stap vooruitgezet. Verschaeve kon via zijn richtinggevend prestige de overkoepelende vlag zijn.[79]

De Leuvense autoriteiten hadden hun moment goed uitgekozen, de cultuurpolitieke betekenis van Verschaeve in het Vlaanderen van 1937 kan immers nauwelijks onderschat worden. Zijn Elijah zou hem enkele weken na zijn eredoctoraat een officiële Belgische onderscheiding opleveren: de driejaarlijkse staatsprijs voor toneelliteratuur. Op 12 maart 1937 schreef Verschaeve aan Jozef Lootens dat hij begonnen was met een nieuw en groot werk, dat zijn opus magnum zou worden, namelijk zijn monumentale Jezus-biografie. De kapelaan zou zich nu meer dan ooit in de eenzaamheid van Alveringem vermeien. In het politieke Vlaanderen zag hij nog slechts verscheurdheid en verwarring en het bekrompen vasthouden aan het eigen gelijk via allerlei programma's en stelsels. Bovendien bleef zijn verhouding met het IJzerbedevaartcomité, ondanks de huldiging van 1935, vrij moeilijk. Zo vermeldde de officiële brochure van de achttiende bedevaart (1937) in de traditionele boodschap uit West-Vlaanderen wel Gezelle, Streuvels en René De Clercq, maar geen Verschaeve. Terzelfdertijd nam Joris van Severen tijdens de zesde landdag van het Verdinaso in Antwerpen definitief afscheid van het flamingantisme.

Hoewel Verschaeve tijdens zijn rede naar aanleiding van de overhandiging van het eredoctoraat niet naliet dit "herfsttij van Vlaanderen in honderd ondergangsbeelden" te schetsen had hij nog steeds hoop. Er was immers wat hij noemde de "oergrond van het volk" die hij elke dag in Alveringem, in het "oude veie Veurne-Ambacht", aan het werk zag. Verschaeve doelde immers op de "trots-schone" lichamen van de Alveringemse boerezonen, de "jonge reuzen" die zwaar en hijgend door de wijde velden stapten. Ze deden hem denken aan de gemeentenaren en aan de gigantische Rubens: "Ik zie het volk van Rubens en kan aan de toekomst niet twijfelen." [80]

In zijn toespraak Blijf jong naar aanleiding van het gouden jubileum van Ons Leven van 12 februari 1938 sprak hij t.o.v. het KVHV opnieuw zijn spijt uit over het gebrek aan eenheid tussen de Vlamingen, wegens hun trouwloosheid tegenover hun "jeugdliefde", die wezenlijk "natuurliefde" was. Mocht men die middelpuntzoekende liefde voor het land en het volk volgen zou al het Vlaamse bloed één gloed worden. Verschaeve verwees dan naar het Duitse voorbeeld waar het nationaal-socialisme er wel in slaagde om een éénheidsgevoel te bewerkstelligen: "Moeten wij, Vlamingen, de zo verdeelden, dat niet benijden? Als ons gevoel niets anders kan dan uitsluiten, verwerpen, schiften en ziften, dan zal 't nooit éénmaken wat de natuur tot éénworden schiep. Is 'verraad' de naam voor elk verschil, wordt uitgebannen, alwie een stap buiten de gelederen stelt, dan, Vlamingen, 'lasciate ogni speranza!' Laat varen alle hoop voor uw liefdedroom. Excommunicatie is geen bouwstof, ternauwernood een verdedigingswapen." [81]

Gebeurde dit binnen het Vlaams-nationalisme niet reeds twintig jaar? Ondanks deze versplintering was er volgens de kapelaan ook nog hoop, er was immers het visioen van de Vlaamse natuurkracht met zijn Alveringemse boeren die hem deden denken aan de gemeentenaren en de gigantische Rubens! Verschaeve vluchtte dus, na zichzelf moed te hebben ingesproken, weg in zijn eigen literaire droomwereld. Hij wist ongetwijfeld dat ook hij, de "rugwaarts gekeerde profeet", de versplintering niet zou ongedaan maken.

Geerardyn bleef in tegenstelling tot Verschaeve, die in 1938 en 1939 volop aan zijn Jezus werkte, de evolutie van het Verdinaso op de voet volgen en betuigde voluit zijn akkoord met Van Severens verder evoluerende geopolitieke concepten: "1938 en 1939 zijn voor Verschaeve de zware jaren van voorstudie en het schrijven van 'Jezus', waaraan hij al zijn krachten en ... rust besteedt. (...) Ook voor mij zijn die jaren, zware, maar heerlijke jaren. Al mijn beschikbare uren besteed ik aan het doorzetten van mijn voorgenomen studies: koppig, tentamen na tentamen, zonder onderbreking. Onder de vakanties houd ik levend kontakt met het zich stevig ontwikkelende en vooruitgaande Verdinaso, spijts de felle bekamping van alle partijen. Van Severens 'Feiten en Beschouwingen' zijn de graag gelezen politieke lectuur. Ook de Dinaso-Jeugdorganisatie trekt de volksjeugd aan: Rodenbachs droom! Elk jaar is de stijlvolle, macht- en ideaaluitstralende Landdag een gebeurtenis en Van Severens grondig voorbereide redevoeringen zijn er het kernstuk van. Alles is er gebundelde kracht en uiting van een zinvol levensideaal voor morgen en voor de toekomst. Tegenover het Belgisch federalisme van alle mogelijke Vlaamse Concentraties, die de Zuidelijke Nederlanden militair aan Frankrijk helpen verbinden voor de steeds naderende oorlog van de Europese grootmachten, bezweert Van Severen in zijn Landdagredevoeringen de drie staten: België, Rijksnederland en Luxemburg de scheiding en verscheurdheid der Nederlanden te beëindigen. Die verscheurdheid is door niets te verrechtvaardigen. Hij pleit dringender en dringender voor de zo spoedig mogelijke éénwording van de Nederlanden, vooral voor de éénwording van de weermachten der Nederlanden tot gemeenschappelijke verdediging van de Zuid- én Oostgrens." [82]

Verschaeve ontweek in de briefwisseling met zijn jarenlange vriend Geerardyn de evolutie van het Verdinaso en ook tijdens de regelmatige bezoeken werd het onderwerp nog nauwelijks aangesneden. Toen Geerardyn dan toch nog eens poogde Verschaeve te overtuigen van Van Severens waarde beperkte de kapelaan zich tot scepticisme en cynisme. Dat hij omwille van zijn vriendschap met Geerardyn in de onmiddellijke vooroorlogse periode nog terughoudend was geweest, zou na 10 mei 1940 in alle scherpte naar voor komen.

 

4. Verschaeve en het Verdinaso na 10 mei 1940 : "Heb de moed al uw vaandels op te rollen !"

 

Na de Duitse inval in België verwachtte Verschaeve dat ook hij door de "sûreté" zou worden aangehouden en als politiek gevangene naar Frankrijk zou worden gevoerd. Dit gebeurde echter niet en de kapelaan kon rustig enkele vluchtelingen uit Brussel en Tienen gastvrijheid verschaffen. De Duitse troepenmacht stootte verder door naar Frankrijk en bereikte Abbeville. Hoe reageerde Verschaeve op het drama dat zich daar afspeelde? Zijn Oorlogsgedenkschriften hebben er alleszins nauwelijks aandacht voor: "Intussen boort de Duitse wig immer verder door Frankrijk en bereikt Abbeville, vanwaar bericht kwam, dat daar moorden op Vlamingen zouden gepleegd zijn; men noemde Van Severen - 't bleek later maar al te waar." [83] De juichende stem in de Duitse zender, die trots aankondigde dat het oude, door Frankrijk geroofde Vlaanderen, nu van de roofstaat gescheiden was en dat daarmee een ongerechtigheid van eeuwen hersteld werd, leek hem, samen met een mogelijke hereniging van de gescheurde volksdelen Vlaanderen en Nederland, zelfs heel wat belangrijker. Had Verschaeve het nieuws van Van Severens dood vernomen na de terugkeer van Martha van de Walle uit Frankrijk, begin juni? Het nieuws werd in Brugge slechts op 14 juni 1940 bevestigd; het eerste persbericht verscheen in 't Getrouwe Maldegem van 23 juni 1940.

Volgens Verschaeve brak nu voor Vlaanderen een belangrijk moment aan. De "natuurlijke" samenwerking met het Duitse volk mocht niet langer door partijpolitieke spelletjes en opbod worden gestremd: "Vlamingen van de bestaande partijen, VNV, Dinaso enz. komen. Ik zeg hun maar één woord: Hou op te bestaan. Een partij is één weg. Waartoe één weg volgen nu Duitsland alle wegen voor Vlaanderen openbeukte?

Nu is het de tijd van de Vlamingen zonder meer. Wees Vlamingen, verkondig Vlaanderens bestaan en zijn wil om te bestaan. Wat de anderen ook zeggen, gij hebt maar één woord: Vlaanderen en daarmee uit. Heb de moed al uw vaandels op te rollen en uw partijen te laten vallen en gij hebt gewonnen." [84]

Een ontgoochelde Verschaeve schreef op 5 juli 1940 naar Antoon van der Plaetse dat zijn oud-leerling Emiel Thiers, die Van Severen had opgevolgd, het Belgische feit bleef aanvaarden: "Ik kan niet akkoord gaan met de aanvaarding van België door het Verdinaso."  In diezelfde brief vroeg hij zich af hoe zoveel blindheid in godsnaam mogelijk was want op 10 mei was toch duidelijk gebleken hoe de "Belgische" haat was losgebarsten. De kapelaan verwees hierbij naar de naar Frankrijk weggevoerde "politieke gevangenen": "... de haat van de twee volkeren die men in die staat gestopt had, is weer instinctmatig losgesprongen. De Walen en de ontaarde Vlamingen, die rotheid van ons volk, hebben de Vlamingen meer gehaat dan de Duitsers." [85]

Op 14 juli 1940 ontmoette Verschaeve in Diksmuide een aantal VNV-leden (F. Daels, M. Bulckaert, J. Leuridan) op de plechtigheid ter ere van de Vlaamse politieke gevangenen, die uit Frankrijk teruggekeerd waren. In zijn toespraak hekelde Frans Daels het optreden van de Belgische overheid, vooral van de regering, en pleitte voor "een nieuwe orde van integrale volksverbondenheid, die afzetting eist van onwaardigen en bestraffing van schuldigen". Het VNV bleef, ondanks Verschaeves instemming met de plechtigheid, bekommerd om zijn vroegere sympathieën voor het Verdinaso en zijn contacten met Geerardyn. Daels, die in september 1940 tot de raad van leiding van het VNV zou toetreden, vreesde dat de kapelaan opnieuw de zijde van het Verdinaso zou kiezen.

Ongetwijfeld rekende het VNV er op Verschaeve te kunnen uitspelen als één van de hoofdpionnen om een breed Vlaams front onder VNV-leiding uit te bouwen. Verschaeve bleek echter moeilijker te strikken dan Borms, wiens handel en wandel in de zomer van 1940 nauwgezet door Volk en Staat en de Brüsseler Zeitung werd gevolgd: van zijn terugkeer uit Frankrijk en zijn thuiskomst te Antwerpen, over de meetings waarop hij zijn verhaal kwam vertellen, tot zijn optreden op de IJzerbedevaart van 18 augustus 1940. Met zijn pogingen Verschaeve te exploiteren was het VNV was voorzichtiger. Volk en Staat beperkte zich tot het hier en daar citeren van verzen en fragmenten uit zijn werk, maar noemde hem wel "één van Dietslands grootste denkers en dichters van zijn volk".

Daels probeerde langs zijn goede vriend Dom Modest van Assche om, te bekomen Verschaeve er toe te bewegen nu eens en voorgoed stelling te nemen. De voorzitter van het IJzerbedevaartcomité schreef op 7 augustus 1940 naar Van Assche: "Ik meen te weten dat de allereerste, zeer goede brochuren van Dinaso werden geschreven door onze vriend van Alveringem. Dinaso heeft na zijn verandering van marsrichting nog verder het gezag hem geschonken door deze eerste brochure, gebruikt en misbruikt.

In dit ogenblik wordt Dinaso een gevaar voor Vlaanderen, daardoor dat al de misnoegden, al de zelfvoldanen, van de Légion Nationale tot de meest conservatieve KVV-ers, bij Dinaso aansluiten benevens de franskiljonse industriemagnaten.

Zou er toch niet kunnen worden verkregen dat onze vriend van Alveringem een woord van afkeuring zou schrijven dat kan worden bekend gemaakt. Hij heeft zelfs vroeger een brochure geschreven tegen de bedevaart, brochure welke door Dinaso dan langsheen de steenwegen werd verkocht om de mensen aan te zetten niet naar Diksmuide te gaan.

Nu dat alles in het werk wordt gesteld om op gezonde basis te concentreren, zou het voor alle twijfelaars moeten klaar gemaakt worden dat onze vriend van Alveringem met Vlaanderen is, en niet met Dinaso. Dinaso heeft vroeger niet nagelaten zijn naam steeds te koppelen aan Dinaso.

Over twee of drie jaar, ter gelegenheid van een tentoonstelling van de werken van Verschaeve te Utrecht, stond de brochure tegen de bedevaart te prijken te midden van de andere werken, enz.enz. Onze vriend heeft zelf gezegd dat het uur der volkeren maar éénmaal slaat in hun bestaan. Hij kan er dus maar met akkoord gaan dat nu volstrekt alles wordt gedaan wat enigszins mogelijk is. Dinaso staat in de weg, want Dinaso beschikt in dit ogenblik over zeer veel geld. Wij moeten niet zoeken vanwaar het vandaan komt.

Indien onze vriend niet wenst persoonlijk op te treden, dan kunnen wij wel zijn gedachten bewerken in een opstel door iemand anders ondertekend, maar waarin duidelijk zou te verstaan gegeven worden dat onze vriend niet langer met dinaso is." [86]

Van Assche maakte tijdens een bezoek aan Alveringem de vraag over en maakte van de gelegenheid gebruik om Verschaeve uit te nodigen als spreker op de plechtigheid ter afsluiting van het eeuwfeest van Sint-Arnoldus in de abdij van Steenbrugge. Verschaeve ging echter niet op de uitnodiging in, waardoor Dom Modest van Assche de feestrede dan maar zelf hield. Deze eeuwfeestviering werd op zondag 18 augustus 1940, enkele uren na de "stille" IJzerbedevaart, aan het vredesmonument in de tuin van de abdij gehouden. Frans Daels was met een paar leden van het IJzerbedevaartcomité aanwezig.

Hoewel Verschaeve uitdrukkelijk afstand nam van het Verdinaso wilde hij zich geenszins laten gebruiken door het VNV en de "Nieuwe Volksbeweging", de VNV-verruimingsbeweging, die Daels sterk propageerde en waarvan in Volk en Staat op 11 augustus een eerste ledenlijst was verschenen. Verschaeves reactie na het bijwonen van de bedevaart sprak boekdelen: "Die imposante soldaten kunnen zeer imposant groeten en de hakken aaneenslaan. Het is het enige dat indruk op me gemaakt heeft. Al het overige was een onuitstaanbaar gezever gedragen op de tremelo-perpetuo van Juliaan Platteau. Borms heeft een warm accent dat met zijn banaliteiten verzoent, Vercnocke was nevel waartegen een onmachtige zon als met stoothoren gestadig beukte, en Daels was de gewone dodengraver! " [87]

Waarom ging Verschaeve niet in op de toenaderingspogingen van het VNV? De priester wist ongetwijfeld dat de gematigde, federalistische vleugel van het VNV haar positie bij de aanvang van de bezetting zou kunnen handhaven, zolang de hypothese van een "nieuwe regering" (met VNV-deelname) en met een behoud van het Belgische kader, opgeld bleef maken. Ook in zijn antwoord aan de bekommerde Daels benadrukte Verschaeve zijn volstrekt onafhankelijke positie: "In antwoord op 't schrijven van Prof. Daels: ik heb geen één van de brochures van Dinaso geschreven, en ben door Dinaso steeds vermeden geweest. Wat ze met mijn naam als etiquette doen kan ik niet beletten, zoals ik 't zelfde voor 't VNV ook niet kan. Ik ben noch Dinaso noch VNV-man, alleenlijk Vlaming. Dit is alles en me dunkt dat het genoeg is. Ik ben vriend van al wie Vlaming is en hoe meer hij 't bloot en simpel is, hoe meer ook. 't Uur van twisten is toch dit uur niet, en 't is overigens altijd onvruchtbaar. Dat men uit liefde spreke en van liefde!" [88]

Verschaeve zou nog geen twee jaar later in een brief gericht aan Antoon van der Plaetse nogmaals zijn auteurschap van het spreekkoor ontkennen: "Dat stuk 'Laat ze niet rotten' ken ik niet, en van toeschrijvingen wil ik niet weten. L.C. is de auteur tenzij het zou Laudetur Christus, Loué soit Jésus Christ! betekenen. Dat te ontcijferen gaat mij niet aan." [89]

Het feit dat het VNV en het Verdinaso zeker de toekomst van Vlaanderen nog binnen het Belgische kader zagen, deed Verschaeve samen met Militärverwaltungschef Reeder besluiten dat de meeste Vlamingen hun "volkspolitische Ziele" slechts vanuit een binnenbelgisch perspectief bekeken en geenszins als een "gesamtgermanischen Problems".

Hoe zag de kapelaan de geopolitieke toekomst van Vlaanderen? Op voorstel van Leo de Roover, een radicale Dietser waarmee Verschaeve en Martha van de Walle reeds enkele jaren contacten hadden, begon hij op 14 augustus 1940 te schrijven aan zijn manifest Het uur van Vlaanderen, dat Geerardyn aan Robert Oszwald moest bezorgen in Den Haag.

Belangrijk in dit manifest voor ons onderzoek was Verschaeves verwijt, dat het vooral de Walen waren die de ontvoogdingsstrijd van Vlaanderen belemmerden. Hij beschouwde hen als een vreemd volk waarmee de Vlamingen geen uitstaans hadden: "Steeds ons noodlottig in onze nood, werden de Walen in onze voorspoed onze uitzuigers, de beletters van onze ontwikkeling, onze verachters en bloedsvijanden. Wij waren immers de bereikbare en trefbare dragers van 't Germaanse bloed." [90] Verschaeve verdedigde in Het uur van Vlaanderen de creatie van een "Dietse" ruimte die tot aan de Somme zou reiken en waarin er voor de Walen niet langer plaats was. Deze dienden naar Frankrijk gedeporteerd! [91] De kapelaan bleef m.a.w. halsstarrig weigeren de Walen als "geromaniseerde Germanen" te beschouwen. Verschaeve zou tijdens de Tweede Wereldoorlog trouwens ook Degrelles denkpistes i.v.m."la Germanité des Wallons" ridiculiseren. Enkel die Walen die afstamden van de vooral tijdens de 19e eeuw geëmigreerde Vlaamse voorouders konden zich volgens de priester op hun Germaans-zijn beroepen.

Nog vooraleer Geerardyn Het uur van Vlaanderen in handen kreeg, probeerde hij Verschaeve te overtuigen van het belang van wat hij noemde het "Diets nationaal-solidarisme gesitueerd in de gans nieuwe omstandigheden". Maakte Geerardyn hier allusie op het memorandum dat Thiers rond dezelfde tijd aan de Militärverwaltung had overhandigd en waarin hij deze poogde te overtuigen het Verdinaso te erkennen en te ondersteunen. De Tieltse advocaat bleef in dit Memorandum über Entstehen und Entwicklung der Dietsch-Nationalsolidaristische Bewegung (Dinaso) vasthouden aan Van Severens Beneluxconcept maar was toch, ongetwijfeld wegens de veranderde omstandigheden, opvallend Duitsvriendelijk: "Der jahrhundertelange Zustand des labilen europaïschen Gleichgewichtes unter englischer Vorherrschaft, der sich durch regelmässig wiederkehrende Katastrophen auszeichnete, macht nun einer Neuordung Europas, die die Stabilität für unabsehbare Zeiten sicherstellt, Platz.

Für diese Länder hat das notwendigerweise zur Folge: die Einschaltung in diese Neuordnung und somit die Unterordnung bestimmter Eigeninteressen unter die höheren Interessen des gesamten und des führenden und somit die Verantwortung tragenden Gross-deutschen Reiches. (...) Die korrekte Haltung des Besatzungsheeres hat die seit langem gezüchteten Vorurteile gegen das neue Deutschland aufs tiefste erschüttert und die Möglichkeit geschaffen, dass die kommende europaïsche Neuordnung unter deutscher Führung eine Zustimmung, die bis in das tiefste Wichtigkeit, dieser günstigen Entwicklung nicht zu schaden." [92]

 

Hoewel er geen enkele aanduiding bestaat dat Verschaeve de tekst ooit in handen kreeg, zal Geerardyn in zijn schrijven vooral volgende passage hebben benadrukt, die de kapelaan ongetwijfeld als muziek in de oren zal geklonken hebben: "Hierbei führt uns ein grosses Vertrauen: von allen germanischen Völkern ist das dietsche Volk am nächsten mit dem deutschen verwandt; darin liegt dann auch die natürliche Garantie dafür, dass das dietsche Volk am leichtesten das deutsche Volk begreifen wird und auch das deutsche Volk das dietsche verstehten wird." [93]

Verschaeve liet schijnbaar de deur op een kier maar bleef uiterst wantrouwig: "Die Marsrichting kan dus goed zijn en voor deze tijden bewegingsruimte bieden. 't Verwondert mij echter dat ik er slechts van U iets over verneem en dat geen enkele Dinaso, die nochtans naar alle vergaderingen ging, er een 'Sterbenswort' over weet; ter contrarie, met immer dezelfde lul voor de dag komt. Ik hoop dus dat die Marsrichting zal kenbaar gemaakt worden aan de mannen die marscheren moeten en wel in naakte klaarheid, zonder politieke verpakking. Op die voorwaarde wil ik wel 't goed woord te gepaster tijd spreken dat gij van mij verlangt. Anders zal 't bij mij aan klaarheid niet ontbreken. Ik bekamp niemand en steun niemand tenzij mijn volk, en wie zijn stroming in dezen tijd meeleeft." [94] De kapelaan verwees dan naar een "veel langere en dan ook veel betere brief" [95] die hij van Geerardyn had ontvangen: "Het gaat daar niet over die Marsrichting, die ik niet kende en ook niet uw aandeel daarvan, maar over heel onze tijd en over onze hoofdbekommering." [96]

Ondertussen ergerde Verschaeve zich steeds meer over de onderhandelingswoede van de Verdinaso-leiding. Waarschijnlijk in september trok Verschaeve naar Tielt om Thiers te bezweren afstand te nemen van zijn "koningsgezinde" politiek en ook een eind te maken aan zijn onderhandelingen met Rex, het Légion Nationale, het VNV, de Algemene SS Vlaanderen, het Hof en... het episcopaat! Deze ontmoeting, waarvan geen precieze datum bekend is, was het laatste contact tussen de kapelaan en Thiers en sorteerde weinig effect: "'t Lukt als ik er bij ben doch nadien hoor ik dat zijn partijmannen weer samen komen en partijplannen smeden en 't ergste van al vernam ik dat de Duitsers eenheid eisen. Vlaamse eenheid op Duits bevel, wat moet daarop volgen?" [97]

Verschaeve had dus ook weet van de voor hem ergerlijke contacten tussen kanunnik Dubois en Thiers. Op 5 september 1940 had inderdaad een officieus contact plaats tussen het Dinaso-kaderlid Albert Deckmyn (Roeselare) en Dubois waarbij de kannunik na verschillende waarborgen te hebben gekregen m.b.t. de houding van het Verdinaso t.o.v. de Kerk en het voortbestaan van een gezonde, niet partijpolitieke Katholieke Studentenactie (KSA) zich bereid verklaarde officiële onderhandelingen te starten met het Verdinaso. Dubois hoopte o.a. de katholieke jeugdbeweging in het Jong-Dinaso onder te brengen. Beiden spraken af om respectievelijk bisschop Lamiroy en Emiel Thiers in te lichten, waarna een ontmoeting tussen Thiers en Dubois volgde.

Op 24 november 1940 verwoordde Verschaeve in een brief aan Geerardyn tevens zijn ongerustheid over de onderhandelingen van Thiers met het Hof: "'t Schijnt immers wel zeker dat de bisschoppen overtreden tot het Dinaso goedkeuren en zegenen... 't Is klaar waarom: om België te redden in dezelfde vorm, wat ook hun enig doel is in 't spelen met de pion Leopold, en daarna weer de Vlamingen en Dinaso's er in te draaien...

Anderzijds zijn er geruchten in omloop dat de Koning, die uitermate sympathiek is bij de bevolking, - althans in het Vlaams gedeelte van het land, - eerlang opnieuw zal regeren en dat hij een lijfwacht van Dinaso's krijgt. Dit schijnt eerder op een bestendiging van België te wijzen." [98]

In Het uur van Vlaanderen had Verschaeve zich duidelijk tegen de volksvreemde dynastie èn tegen Leopold III uitgesproken, voor zover deze de incarnatie was van de slechtst mogelijke staat, nl. België. Hij was dan ook bijzonder bevreesd voor de contacten van het Verdinaso met het Hof die in zijn perceptie samen met Leopolds bezoek aan Hitler in Berchtesgaden binnen de "Nieuwe Orde" tot een bestendiging van de oude toestanden zou leiden!

Ondanks zijn afkeer voor het Beneluxconcept zou hij merkwaardig genoeg tijdens de bezetting de hand boven het hoofd van het Diets Eedverbond houden. Deze lobbygroep rond Maurits Geerardyn telde in haar rangen vooral oud-Dinaso's die actief waren in en rond de VNV-Eenheidsbeweging. Belangrijke leden waren Albert Deckmyn en Albert Derbecourt, hoofdredacteur en redactiesecretaris van De Nationaal-Socialist die binnen de Eenheidsbeweging een eigen Dietse koers volgden, dit tot grote ergernis van Elias en de Duitsers. Het Diets Eedverbond was de enige groep "Dietse dissidenten" die op de steun van de kapelaan mocht rekenen. Zij benadrukten met hun "Dietse nationaal-socialisme" immers ook het Germaans karakter van het Dietse volk dat een eigen plaats had in het Germaanse Rijk. Verschaeve hoopte dat zij het VNV zouden noyauteren.

In een tot nog toe nauwelijks bekende, maar zeer belangrijke brief aan de SS-Hauptsturmführer Willem Rehmann, blikte Verschaeve midden februari 1943 nog eens terug op het Verdinaso en zijn leider. Deze SS-officier was verbonden aan de Dienststelle Jungclaus en zocht Verschaeve reeds tijdens de zomer van 1942 op om hem over zijn geopolitieke inzichten inzake de "Germaanse Rijksgedachte" te polsen.

De hierna geciteerde passage komt uit de inleiding van zijn schrijven waarin, naast een aantal merkwaardige beschouwingen over het Verdinaso, de ban werd uitgesproken over het "geïmproviseerde" nationaal-socialisme van het VNV en zijn onbetrouwbare leider, Elias.

"In Vlandern hat nur das Dinaso, der Todfeind des VNV, national-socialistische Lebensauffassung gehegt und gepredigt. Etwa zwanzig Jahre her habe ich selbst Van Severen den Rat gegeben sich nach Italien zu richten, sogar zu reisen, um daselbst sich gesundere Gedanken über Volksordnung zu holen als diejenige welche er aus einem Pariser sociologen holte. Immer ist das gedankliche Gebaude des Dinaso ein Gemisch geblieben. Sein Stifter hatte nicht den Kopf eines Genies aber er hatte die Hand welch hart sein kann und Soldaten formt; leider wollte er sich, angesichts der Schwierigkeiten, den Belgischen Kräften anbequemen; seine Eigenheit sondern nach Belgien zurück, also dem faulen Tod hingegen. Seine Theorie hat offensichtlich Italienische Wurzeln.

Van Severen war, wie gesagt, der Erzfeind für die VNV-männer. Jetzt ist er aufgenommen und als Propagandamittel benutzt, und seine Männer eingegliedert, ein wenig zwangsmässig unter Deutscher Druck, in einer Partei welche noch immer mehr an die Nutznieszung der Macht als an die Macht des Volkes selber denkt, mehr staatlich als völkisch bleibt." [99]

 

Verschaeve bevond zich met dit schrijven volledig op de lijn van Jef François en Pol le Roy en bekritiseerde scherp het misbruik van Van Severens naam door de Eenheidsbeweging-VNV. Hij vond het echter veel minder erg dat talloze Dinaso's de rangen van de Algemene SS Vlaanderen en de DeVlag vervoegden en hun vooroorlogse nationaal-solidarisme probleemloos lieten overvloeien in nationaal-socialisme. Van Severens verdienste lag volgens Verschaeve hierin dat hij met vaste en harde hand "soldaten" had gevormd, een Dietse Militanten Orde die nu in de Algemene SS Vlaanderen een gepaste biotoop zou vinden. Ook voor Verschaeve was dus een rol toebedeeld in de, ons inziens, zeer verregaande ontaarding van het ideeëngoed van Joris van Severen tijdens de bezetting!

Deze brief verschaft ons overigens een uitstekend inzicht in Verschaeves geopolitieke concepten waarin de gedachte van het "Germaanse Rijk" na 1941 steeds sterker naar voren kwam. Toch bleven voor Verschaeve zijn geloof in de eenheid van het Nederlandse volk en het "Groot-Germaanse" denken volstrekt complementair, waardoor hij binnen de collaboratie een zeer eigenzinnige denkpiste volgde.

Verschaeve bleef trouw aan zijn "völkisch" denken en probeerde Rehmann te overtuigen van het belang van een hereniging met Nederland, Frans-Vlaanderen en... de "Romanisirten" in een deel van Wallonië! Hadden de oud-Dinaso's van het Diets Eedverbond hem dan toch weten te beïnvloeden? Verschaeve bleef echter Verschaeve en liet naar aanleiding van Degrelles proclameren van "la Germanité" van de Walen nog eens duidelijk zijn afkeer blijken voor gelijk welk geopolitiek samenlevingsverband met de Walen: "Belgien ist kein Volk das ist Evidenz, allen jetztigen Versuchen zum Trotz vieler Wallonen sich Germanen zu nennen, und ihrer Willigkeit sich eindeutschen zu lassen. Wenn sie wirklich Germanen sind, so sind sie Vlamen und sollen sich zu Vlandern und seiner Sprache wieder bekennen!" [100]

Verschaeve zou dus, na zijn door Van Severen bewerkte korte aarzeling in de zomer en herfst van 1934, nooit meer "de historische lotsverbondenheid" van Vlaanderen en Wallonië onderschrijven. De "Belgische ruimte" bleef immers de kerker van Vlaanderen.

 

Besluit

 

In de zomer van 1935 kwam een onvermijdelijk einde aan een bijna twintigjarige vriendschap tussen twee bijzonder eigenzinnige denkers die ongetwijfeld een belangrijke stempel drukten op de evolutie van het Vlaams-nationalisme tijdens het interbellum. In deze bijdrage hebben wij gezocht naar de motivaties en verklaringsgronden van de bijzonder grillige verhouding van Cyriel Verschaeve met het Verdinaso en zijn leider. Het resultaat is verrassend... Het beeld van Verschaeve als de volstrekt irrationele visionair klopt, zo blijkt uit onze tekst, niet helemaal met de werkelijkheid. Ook de kapelaan van Alveringem was niet wars van opportunisme en bochtenwerk. Zo was zijn afstandname van Van Severen en het Verdinaso méér dan alleen maar een loyale houding ten aanzien van zijn eigen "völkisch" denken. De perikelen rond het spreekkoor toonden ons het verbluffend beeld van een door en door menselijke "profeet" wiens handelen nog maar weinig beantwoordde aan zijn zo geroemde "Waar men geen kleinheid kan ontwaren...".

Merkwaardig genoeg zou ook de redactieploeg van de tweede uitgave van Verschaeves Verzameld Werk (1954-1960) aansluiten bij Verschaeves "geheugenverlies" en elke uiting van Verschaeves Dinaso-gezindheid proberen te verbloemen. Zo werd de titel Dietse gestalten in het Verzameld Werk veranderd in Vlaamse gestalten. Erger was dat ook in de teksten werd ingegrepen, zo verminkte de redactie één van Verschaeves bijdragen in Dietbrand, nl. Reinaert De Vos door op het einde zijn geloofsbelijdenis in het Verdinaso te verwijderen. Ook het spreekkoor werd niet opgenomen in het Verzameld Werk. Volgens de onuitgegeven Memoires van Maurits Geerardyn wilde Martha van de Walle, die nooit veel sympathie voor het Verdinaso had betoond, de tekst niet opnemen met het argument dat Verschaeve altijd beweerde dat hij niets erkende buiten datgene wat hij met zijn naam had ondertekend. Uiteraard snijdt dit geen hout. Waarom werden dan wel de meeste artikelen opgenomen die hij in tijdschriften als Jong Dietschland, Vlaanderen en Gudrun met alle mogelijke initialen had ondertekend? Trouwens, ook de wetenschappelijke uitgave van Verschaeves Oorlogsgedenkschriften toonde aan dat de redactie van het Verzameld Werk aan de lezer een relatief "smetvrij" beeld van Verschaeve heeft willen geven.

Ook vanuit deze optiek heeft deze bijdrage dus één en ander pogen bij te stellen. Verschaeve is ons inziens zijn ganse leven overtuigd gebleven van de eenheid van het Nederlandse of Dietse volk. Moge deze tekst die hij op 17 november 1932 tijdens een treinrit tussen Veurne en Ardooie schreef hiervan een trefzekere getuigenis vormen :

 

"Wij heffen hart en handen

Voor het heil der Nederlanden

En zweren op onze eed:

Tot doodsbeproefde trouwe,

Wilhelmus van Nassouwe,

Met U te staan gereed

 

Wij stellen goed en bloed te pande

opdat het vol moog gloren

't Heil uit uw bloed geboren:

De alééne Nederlanden

 

Het leven volge het dromen: dat is trouwen

Zo schittert ge ideaal voor ons, Nassouwe.

Denzelfde droom in het hart, zo zweren wij

Ons bloed voor onze droom. Als gij!

 

Een en vrij de Nederlanden

Vrij en één.

 

Deze eed heffe onze handen

naar God heen." [101]

 

Maar "Dietsland" bleek een onvoldoende bindmiddel. Wat tijdens de Eerste Wereldoorlog aanvankelijk begon als een bijna ontroerende en diepgaande vrienschap en na de stichting van het "soldateske" en "heroïsche" Verdinaso plechtig werd geconsacreerd, bleek niet opgewassen tegen Joris van Severens intellectuele soepelheid. Verschaeve zou, ondanks de pogingen van zijn goede vriend Maurits Geerardyn, nooit meer op zijn stappen terugkeren. Hij identificeerde het Verdinaso na 1935 hoe langer hoe meer met het Belgische feit. De Vlaamse revolutionair op wiens snedigheid en "eenzijdigheid" hij eind jaren twintig zo had gehoopt om het Vlaams-nationalisme definitief in separatistisch vaarwater te sturen bleek uiteindelijk één van zijn grootste ontgoochelingen.

 

 

 



[1] Vanacker, D., Cyriel Verschaeve aan het IJzerfont in: Verschaeve, C., Oorlogsindrukken, Gent, 1996, pp. 7-149. Zie ook: Vanacker, D., De weg naar Alveringem. De relaties tussen Joris van Severen en Cyriel Verschaeve tijdens de Eerste Wereldoorlog, in Jaarboek Joris van Severen 1, 1997.

[2] Van Severen, A., Joris van Severen; Het verhaal van een leven, Brugge, 1995, pp. 173-198.

[3] Zie: Van Clemen, S., Joris van Severen en het weekblad 'Vlaanderen' in Jaarboek Joris van Severen 1, 1997.

[4] Idem voetnoot 2.

[5] Cyriel Verschaeve aan Jozef Lootens, 21 februari 1925. Verschaeve-Archief.

[6] Cyriel Verschaeve aan Jozef Lootens, 15 maart 1925. Verschaeve-Archief.

[7] Van Severen, A., a.w., p. 287.

[8] Cyriel Verschaeve aan Jozef Lootens, 2 april 1926. Verschaeve-Archief.

[9] Van Severen, A., a.w., pp. 334-335.

[10] Idem voetnoot 8.

[11] Van Severen, A., a.w., pp. 267-268.

[12] Archief K. Ravyts: Ms. R. Vanlandschoot m.b.t. het Verdinaso (NEVB).

[13] In Jong Dietschland, 5e jg., 22 mei 1931.

[14] Memoires Maurits Geerardyn. AMVC, Antwerpen, Archief Geerardyn.

[15] Vansina, D., Verschaeve getuigt, Brugge, 1955, pp. 610-611.

[16] Cyriel Verschaeve aan Maurits Geerardyn, 26 juni 1931. AMVC, Antwerpen, Archief Geerardyn.

[17] Cyriel Verschaeve aan Maurits Geerardyn, 21 oktober 1931. AMVC, Antwerpen, Archief Geerardyn.

[18] Jong Dietschland, 6e jg., 1 januari 1932.

[19] Idem voetnoot 17.

[20] Van Haver, G., Onmacht der verdeelden. Katholieken in Vlaanderen tussen democratie en fascisme - 1929-1940, Berchem, 1983.

[21] Cyriel Verschaeve aan Angela Dosfel-Tysmansn, 25 maart 1932. AMVC, Antwerpen, Archief Geerardyn.

[22] Jong Dietschland, 7e jg., 5 mei 1933.

[23] Cyriel Verschaeve aan Maurits Geerardyn, 27 februari 1933. Archief Geerardyn.

[24] Cyriel Verschaeve aan Jozef Lootens, februari 1933, niet nader gedateerd. Verschaeve-Archief.

[25] Archief R. Pauwels: Agenda's Joris van Severen, notities m.b.t. 1931-1934.

[26] H. Zwejer aan Cyriel Verschaeve, 28 april 1933. Archief K. Ravyts (Papieren R. vander Schelden).

[27] Cyriel Verschaeve aan H. Zwejer, 5 mei 1933. Archief K. Ravyts (Papieren R. vander Schelden).

[28] Idem voetnoot 26.

[29] Verschaeve, C., De Benediktijner Vrede, Abdij Steenbrugge/Dendermonde, 1933.

[30] Cyriel Verschaeve aan Maurits Geerardyn, 12 juli 1933. Archief Geerardyn.

[31] Memoires Maurits Geerardyn. AMVC, Antwerpen, Archief Geerardyn.

[32] Archief R. Pauwels: Agenda's Joris van Severen, notitie van 10 augustus 1933.

[33] Vanlandschoot, R., Dom Modest van Assche. Kersten en Vlaming, in Wetenschappelijke Tijdingen, XLIX, 2/1990, pp. 106-110.

[34] Hier Dinaso!, 12 augustus 1933.

[35] Hier Dinaso!, 19 augustus 1933.

[36] Dietbrand, 1e jg., nr. 1, oktober 1933, pp. 1-4.

[37] Idem voetnoot 35.

[38] Wies Moens aan Maurits Geeradyn, 26 oktober 1933. AMVC, Antwerpen, Archief Geerardyn.

[39] Cyriel Verschaeve aan Maurits Geerardyn, 22 januari 1934. AMVC, Antwerpen, Archief Geerardyn.

[40] Idem voetnoot 38.

[41] Memoires Maurits Geerardyn. AMVC, Antwerpen, Archief Geerardyn.

[42] Dietbrand, 1e jg., nr. 7, pp. 193-198.

[43] Idem voetnoot 41.

[44] Vanlandschoot, R., a.w., p. 111.

[45] Hier Dinaso!, 28 april 1934.

[46] Archief R. Pauwels, Agenda Joris van Severen, notitie van 2 augustus 1934.

[47] Joris van Severen aan Wies Moens, 19 oktober 1934. NDSC Joris van Severen, Aartselaar.

[48] Archief R. Pauwels, Agenda Joris van Severen, notitie van 1 september 1934.

[49] Hier Dinaso!, 11 augustus 1934.

[50] Vanlandschoot, R., Het Leuvense eredoctoraat van 1937. Verschaeve en de katholieke universiteit van Leuven in de late jaren dertig, in Verschaeviana, 1993, p. 31.

[51] Verschaeve, C., Laat ze niet rotten, O Vlaanderland, Antwerpen, z.j.

[52] Memoires Maurits Geerardyn. AMVC, Antwerpen, Archief Geerardyn.

[53] Adriaansens, G., Dietbrand (1933-1939). Volkse dichtkunst en literatuurkritiek in de jaren dertig, onuitgegeven doctoraatscriptie, KU Nijmegen, 1985, pp. 34-44.

[54] Idem voetnoot 52.

[55] Cyriel Verschaeve aan Wies Moens, 21 november 1934.

[56] Cyriel Verschaeve aan Jozef Lootens, 30 november 1934. Verschaeve-Archief.

[57] Nieuw Vlaanderen, prospectusnummer, december 1934. Verschaeve-Archief.

[58] Vanlandschoot, R., Dom Modest van Assche. Kersten en Vlaming, a.a..

[59] Idem voetnoot 57, p. 112.

[60] Cyriel Verschaeve aan Frans Daels, 18 juli 1935. Verschaeve-Archief.

[61] Cyriel Verschaeve vaan Robert vander Schelden, niet gedateerd. Archief K. Ravyts (papieren R. vander Schelden).

[62] Idem voetnoot 60.

[63] Cyriel Verschaeve aan Robert vander Schelden, 23 juli 1934. Verschaeve-Archief.

[64] Vanlandschoot, R., Het Leuvense eredoctoraat ..., p. 31.

[65] Toen hij op het einde van WO II met de DeVlag sympathiseerde maakte hij die afweging blijkbaar niet.

[66] Persknipsels m.b.t. Cyriel Verschaeve, augustus 1937. Verschaeve-Archief.

[67] Idem voetnoot 64.

[68] Het Nieuwsblad, 15 augustus 1935.

[69] Bal, J., IJzerbedevaarten als reflector van 20 jaar Vlaamse Beweging (1920-1939), KU Leuven, 1984.

[70] Hier Dinaso!, 24 augustus 1935.

[71] Hier Dinaso!, 21 september 1935.

[72] Hier Dinaso!, 21 september 1935.

[73] Idem vorige voetnoot.

[74] Beknopt verslag van de schending van de C. Verschaeve-plakette 22.9.1935. Verschaeve-Archief.

[75] Cyriel Verschaeve aan Maurits Geerardyn, 12 september 1936. AMVC, Antwerpen, Archief Geerardyn.

[76] Vanlandschoot, R., Het Leuvense eredoctoraat ..., pp. 29-35

[77] Vanlandschoot, R., Het Leuvense eredoctoraat ..., pp. 35-41.

[78] Cyriel Verschaeve aan Maurits Geerardyn, 15 juli 1937. AMVC, Antwerpen, Archief Geerardyn.

[79] Vanlandschoot, R., Het Leuvense eredoctoraat ..., pp. 35-41.

[80] Vanlandschoot, R., Het Leuvense eredoctoraat ..., pp. 81-88.

[81] Idem voetnoot 79.

[82] Memoires Maurits Geerardyn. AMVC, Antwerpen, Archief Geerardyn.

[83] Vanlandschoot, R., Meyers, W., De Deygere, R., C. Verschaeve, 'Oorlogsgedenkschriften', Volledige en wetenschappelijke uitgave, Verschaeviana, 1988-1989.

[84] Vanlandschoot, R., Meyers, W., De Deygere, R., a.w., p. 152.

[85] Cyriel Verschaeve aan Antoon van der Plaetse, 5 juli 1940. AMVC, Antwerpen.

[86] Frans Daels aan Dom Modest van Assche, 7 augustus 1940. Zie, Aubert-Tillo van Biervliet, OSB, Briefwisseling tussen Cyriel Verschaeve en Dom Modest van Assche, in Verschaeviana, 1e dl., afl. 2, pp. 245-256.

[87] Cyriel Verschaeve aan Martha van de Walle, 18 augustus 1940. Verschaeve-Archief.

[88] Cyriel Verschaeve aan Dom Modest van Assche, 23 augustus 1940. Zie, Aubert-Tillo van Biervliet, OSB, a.w., pp. 245-256.

[89] Cyriel Verschaeve aan Antoon van der Plaetse, 30 april 1942. Verschaeve-Archief.

[90] Archief K. Ravyts: kopie van het ms. Het uur van Vlaanderen, niet gedateerd.

[91] Een stelling die o.m. ook door Jan Brans verdedigd werd in zijn Bevolking en levensruimte der Nederlanden, Antwerpen, 1941.

[92] Archief K. Ravyts: kopie van het onuitgegeven ms. van Emiel Thiers, Memorandum über Entstehen und Entwicklung der Dietsch-Nationalsolidaristische Bewegung, niet gedateerd.

[93] Idem voetnoot 91.

[94] Cyriel Verschaeve aan Maurits Geerardyn, 7 september 1940. AMVC, Antwerpen, Archief Geerardyn.

[95] Deze brief hebben we niet kunnen terugvinden.

[96] Idem voetnoot 93.

[97] Vanlandschoot, R., Meyers, W., De Deygere, R., a.w., p. 156.

[98] Cyriel Verschaeve aan Maurits Geerardyn, 24 november 1940. Verschaeve-Archief.

[99] Cyriel Verschaeve aan W. Rehmann, 12 februari 1943. AMVC, Antwerpen, Archief Geerardyn.

[100] Idem voetnoot 98.

[101] Archief K. Ravyts: kopie ms. Verschaeve-Archief in de Briefwisseling Cyriel Verschaeve aan Jozef Lootens.