Joris van Severen en Karl Liebknecht

Maurits Cailliau, Ieper

 

Destijds noteerde Arthur de Bruyne in zijn Van Severen-biografie: "Als in Duitsland de rode leider Liebknecht vermoord wordt, schrijft hij (Van Severen): 'Liebknecht, ik groet u, met heel mijn menszijn, mijn revolutionair zijn.'"[1]

 

De Bruyne verwijst in voetnoot naar het in 1945 verschenen boek van Luc Delafortrie Joris van Severen, waar we op p. 9 lezen: "Hij (Van Severen) roept uit, bij het vernemen van de moord op Liebknecht: 'sterven voor mijn idee, wat ze ook zij, en de mensheid redden door zijn grootheid. Liebknecht, ik groet u, met heel mijn menszijn, mijn revolutionair zijn.'"[2]

 

Beide auteurs, de ene verwijzend naar de andere, laten Van Severens uitroep (volgens Delafortrie) of geschrift (volgens De Bruyne) omtrent Liebknecht samenvallen met zijn gewelddadige dood in januari 1919. Dit stemt niet overeen met de werkelijkheid, zoals we zullen zien.

 

Wie was Karl Liebknecht (1871-1919)? Als sociaal-democratisch verkozene stemde hij in 1914 in de Rijksdag als enige tegen de oorlogskredieten en organiseerde hij betogingen tegen de oorlog. In 1916 werd hij wegens zijn niet aflatende agitatie opgepakt en tot vier jaar tuchthuis veroordeeld. In 1917 stichtte hij de Spartakusbond (kiemcel van de latere KPD). In 1918 werd hij naar aanleiding van de revolutie bevrijd. Aanvang 1919 wagen de Spartakisten een opstand - de zogenaamde Spartakusopstand - teneinde een radenrepubliek naar sovjetmodel op te richten. In januari 1919 wordt Liebknecht, samen met z'n lotgenote Rosa Luxemburg (1870-1919) door rechts-radicale officieren aangehouden en vermoord ("op de vlucht neergeschoten").

 

De naam van Karl Liebknecht komt in Joris van Severens notities tweemaal voor. Niet in 1919 naar aanleiding van diens dood, maar wel in 1914, naar aanleiding van het uitbreken van de oorlog!

Op zondag 16 augustus 1914 noteerde Joris van Severen in zijn agenda:

 

"De dagbladen leren ons dat de keizer van Duitsland de grote socialist Liebknecht om zijn niet willen ingelegerd worden, doen doodschieten heeft.

Schande en wee aan de keizer. Ik meen dat die Liebknecht de zoon moet zijn van de beroemde Wilhelm Liebknecht, een der eerste persoonlijkheden van 't Duitse socialisme.

De kracht van de vader is in de zoon als een geest, een spook aan 't voortleven.

Martelaarsgrootheid.

Daarop zal ik van zo ik tijd heb en de vrucht rijp hangt een geweldig anti-militaristisch drama scheppen.

We vinden toch nog wezenlijke, dadelijke mensen op de wereld. Dat maakt me gelukkig en sterkt me bovenmate. Sterven voor zijn idee, wat ze ook zij, en de mensheid daardoor redden door zijn grootheid.

Liebknecht, ik groet u met heel mijn menszijn. Mijn revolutionair zijn."

 

De daaropvolgende dag, 17 augustus 1914, noteert Joris van Severen:

 

"Men loochent absoluut het feit van Liebknecht(s dood) en beweert dat hij in 't leger zou zijn.

Mijn gedachte aan een drama blijft toch.

De held: een jood. Echt nationalisme = rasliefde. Internationalisme."

 

De aanleiding tot Van Severens notities waren dus krantenberichten volgens dewelke Liebknecht wegens dienstweigering ter dood veroordeeld zou geworden zijn. Berichten die even later werden herroepen en waarbij bevestigd werd dat hij gemobiliseerd zou zijn. De pers had dus klaarblijkelijk geen gewag gemaakt van Liebknechts weigering om  de oorlogskredieten in de Rijksdag goed te keuren. Zijn agitatie tegen het oorlogsgebeuren bestond er, volgens Van Severens bronnen, in om niet in het leger ingelijfd te willen worden, met alle gevolgen vandien.

Daar zal hij, als rijksdaglid, ook wel aan ontsnapt zijn. Temeer daar uit zijn oppositie en agitatie tot bij zijn aanhouding in 1916 blijkt dat hij uiterst bedrijvig bleef op het politieke thuisfront.

 

Joris van Severens bewondering voor Karl Liebknecht gold dus niet diens latere politieke revolutie met tragische afloop, maar wel zijn vermeende dienstweigering die met de dood gestraft werd. Ze bevestigt Van Severens felle antimilitaristische ingesteldheid, zoals deze ook tot uiting komt in Daniël Vanackers bijdrage elders in dit Jaarboek Joris van Severen, waarvoor Van Severens dagboek het basismateriaal leverde.[3] Joris van Severen misprees de Belgische militaire kaste die hij smalend de Junkers noemde. Zijn antimilitarisme zou aan het IJzerfront nog toenemen en ook in de naoorlogse jaren niet afzwakken.[4]

 

De in augustus 1914 net twintig jaar oud geworden Joris van Severen zag zichzelf als kunstenaar in spe, geroepen om door middel van de kunst zijn volk te verheffen. Liebknechts vermeende tragische lotgevallen boden hem de aanzet tot een geweldig antimilitaristisch drama dat hij zich voornam te zullen schrijven.[5]

 

Joris van Severen had overigens wel gelijk toen hij meende te weten dat Karl de zoon was van Wilhelm Liebknecht (1826-1900). Ook toen hij vaststelde dat de appel niet ver van de boom gevallen was. Liebknecht senior had in 1848 deel genomen aan de Badische opstand en als gevolg daarvan, samen met Karl Marx, als banneling in Londen geleefd. In 1869 had hij samen met August Bebel de Duitse Sociaal-democratische Arbeiderspartij gesticht en er het marxisme binnengeloodst. Hij was ook meermaals voor hoogverraad veroordeeld geworden. Zoon Liebknecht trad onmiskenbaar in de voetsporen van zijn vader.

 

Dat Joris van Severen de Russische Oktoberrevolutie van 1917 met veel instemming begroet heeft - en ook voor Vlaanderen van sovjets gedroomd heeft - vormt een ander aspect van zijn boeiende geestelijke ontwikkeling.

 

In januari 1919 - toen Karl Liebknecht om het leven kwam - was Joris van Severen in Gent op zoek naar een "kot", teneinde zijn studies te kunnen hervatten. In zijn dagboek noteerde hij geen commentaar bij de dood van Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg.[6] Wel - op 20 januari - zijn goede voornemens:

 

"Ik ga hevig werken. Mijn persoonlijkheid klaar en scherp opbouwen, mijn missie zoeken te volbrengen en geen comprommis maken met de buitenwereld. Studie, kunst, Vlaamse werking; zo weinig tijd mogelijk verliezen en streng mezelf zijn."

 

 



[1] Arthur de Bruyne, <I>Joris van Severen. Droom en daad<I>, Zulte, 1961, p. 37 en voetnoot (43).

[2] Het boek van Luc Delafortrie verscheen zonder auteursnaam; als verantwoordelijke uitgever tekende André Belmans, <I>Joris van Severen<I>, Brussel, 1945, p. 7.

[3] Daniël Vanacker, <I>Die vervloekte oorlog. Joris van Severen, soldaat van de klasse '14,<I> in dit <I>Jaarboek<I>, pp.    .

[4] Dat zal overduidelijk blijken uit de publicatie van Van Severens <I>Oorlogsdagboeken<I> die wij ons voornemen op termijn te realiseren.

[5] De betreffende dagboeknotities werden wel in hun juiste context geplaatst door Antoon van Severen, in <I>Joris van Severen. Het verhaal van een leven<I>, dl. 1, p. 67.

[6] Dit hoeft geen verwondering te wekken. De moord op beiden werd toen veeleer als een "fait divers" geregistreerd. Cfr. Hans Bernd Gisevius, die in zijn studie <I>Adolf Hitler. Versuch einer Deutung<I>, stelt (p. 55): <I>"Die Ermordung von Rosa Luxemburg und Karl Liebknecht entfacht keinen Volksaufstand; kaum wird registriert daß diese antikommunistische Bluttat erstmals einen blutigen Antisemitismus signalisiert."<I> De "link" naar Liebknechts joodse afkomst had Van Severen in 1914 wel reeds, zonder antisemitische ondertoon (integendeel!) gelegd.