Die vervloekte oorlog
Joris
van Severen, soldaat van de klasse '14
Daniël Vanacker, Gent
Aan de vooravond van de
Eerste Wereldoorlog riep de Belgische regering vijftien soldatenklassen binnen.
De elf oudste dateerden uit de tijd van de loting, de drie volgende uit de
jaren van de persoonlijke dienstplicht en die van 1913 was samengesteld op
basis van de nieuwe wet op de algemene dienstplicht. Bovendien meldden zich
20.000 vrijwilligers.
Joris van Severen, net
twintig geworden, behoorde tot de lichting van '14. Deze werd niet binnengeroepen
omdat de Belgische legeroverheid niets kon aanvangen met ongeoefende jongeren.
Joris wachtte thuis gewoon af wat komen zou. Die werkloze weken gaven de
student volop de gelegenheid na te denken over enkele fundamentele vragen. Wat
was de zin van deze wereldoorlog? Wat was zijn plicht tegenover het vaderland?
Wat betekenden leven en dood?
Naarmate de gevechtslinie
langzaam maar zeker de streek van Wakken naderde, verloren deze vragen hun
academisch belang. Medio september werd de lichting '14 toch opgeroepen, omdat
de oorlog langer zou duren dan men aanvankelijk gedacht had. Toen Joris zich
bij de 3e divisie in Lier meldde, werden ze pijnlijk concreet. Zijn notities
evolueerden snel van hoogverheven proza naar een diepmenselijke kreet van
ellende. Vervolgens werd hij met de andere rekruten naar een opleidingskamp in
Frankrijk gebracht, waar hij - verstokt antimilitarist - op een half jaar tijd
promoveerde tot sergeant.
Stormige paarden
De eerste dagen van de oorlog
probeerde Joris van Severen een rationele verklaring te vinden voor "de
losgedonderde waanzin".[1] De oorlog wilde hij niet toeschrijven aan
beslissingen van politici, want in deze aangelegenheid moest God zeker aan het
werk zijn. De opeenvolgende gebeurtenissen die tot het uitbreken van de oorlog
geleid hadden, maakten dit duidelijk: "Een bovenmacht had de keten nauw en
straf gesmeed en de ene schakel liet de andere niet los."
Zaaide de oorlog veel dood
en vernieling, dan bracht hij terzelfdertijd een veel intenser leven tot stand.
Dat was nodig: "sinds lang immers was alle ware leven aan 't kwijnen en
uitsterven." Ook de kunst "verduisterde in weke, vage dromerijen van
slaperige op maffe divans uitgestrekte profeten en dichters." De mensen
zochten nieuw leven in nieuw genot, maar realiseerden zich niet dat leven in
hevige smart geboren wordt. Deze nihilistische gedachte vond Joris perfect
verwoord bij Léon Bloy, zijn lievelingsauteur: "Vive le chaos et la
destruction. Vive la mort. Place à l'avenir." Lijden en dood verdiepten
het levensinzicht van de mensen en brachten hen dichter bij God. Zo leerden ze
dat het " schamel kleine der mensenbelangen" in het niets verzonk
naast het "eeuwig rustige bestaan van die onmetelijkheid boven mij".
Ik geloof dat niemand de
ware zin van het leven beet heeft als zijn leven niet beheerst wordt door de
gedachte van de dood, als de geest des doods de stormige paarden niet zijn aan
zijn levenswagen door de eeuwigheid, want er moet overtuiging-en-daad door de
mensen groeien, dat onze gang over de aarde maar nietig en schamel is bij 't
ondroombaar oneindige dat heet: het bestaan buiten tijd en ruimte.
Van Severen droomde ervan
een brede waaier van levenservaringen op te doen. Hij wilde "alle vormen
van leven doordrijvend doorleven". Dat zou hem toelaten een stevige
levensvisie uit te bouwen, zichzelf te vervolmaken en in zichzelf "het
rechtbreed menselijke kasteel" op te bouwen "waar God moet komen
leven." Deze drang naar intens leven gold slechts de ziel. Daarom
verlangde Joris niet naar het slagveld. Daar was ongetwijfeld ook veel te
"beleven", maar dergelijke ervaringen leken hem slechts banaal,
kinderlijk kwajongensspel. Zijn voorbeeld was de Duitse dichter Goethe, wiens
beeld op zijn bureau stond. Die rustig-peinzende figuur riep een heel andere
wereld op:
Geen geweld van
uiterlijke doening, geen jongensenthousiasme om met geweren te gaan schieten en
een stuk grond, waar ge schielijk door zuiver toeval wellicht op geboren zijt,
met uw leven te willen gaan verdedigen tegen de domzotte macht van een
wild-materialistische koninggek!
Maar in de afschuwelijke
barbaarsheid van de oorlog scholen ook "schoonheid en
mensengrootheid", stelde Van Severen vast: een heel volk dat
verontwaardigd over de brute Duitse inval naar de grenzen ijlde om het land te
verdedigen, de helden die hun leven gaven om vrouwen, kinderen en grijsaards te
verdedigen. Toch voelde hij zich niet geneigd als vrijwilliger op te trekken.
Hij weet dit niet alleen aan het nuchtere milieu waarin hij was opgegroeid en
dat niet gemakkelijk in wild enthousiasme ontvlamde, maar vooral aan zijn
antimilitaristische afkeer voor elk patriottisme. Elk vaderland-idee wees hij
af als verouderd en slecht omdat het steeds op militarisme gebouwd was.
Hier werd Van Severen sterk
geïnspireerd door de ideeën die August Vermeylen in zijn Kritiek der Vlaamse
Beweging geformuleerd had. Daarin stond te lezen dat we wel kunnen opkomen
voor een natie, de streek waar we geboren en opgegroeid zijn, de mensen met wie
we samenleven, maar niets mogen voelen voor patriottisme, dit is "de
verkleefdheid aan één stuk grond dat een meester bezit en door staatslieden op
een kaart streng afgegrensd werd." Slechts met behulp van hun legers
konden die kunstmatige staten zich handhaven. Het leven van een natie mocht
nochtans niet afhangen van veldslagen of diplomatie. volgens Joris kon alleen
een volkerenbond, die steunde op absoluut antimilitarisme en geleid werd door
een geestelijke hiërarchie, vrede brengen. De uitgebroken wereldoorlog bood
wellicht een prachtige kans om dergelijk wereldverbond te realiseren.
Maar wat zou Van Severen
doen als zijn oproepingsbrief in de bus viel? Dan zou hij gewoon vertrekken,
"met kalme fierheid, zonder geween, omdat ten slotte, in mij, ik de
woorden van God heb geschreven die oneindige rust laten stromen: nietigheid der
nietigheden, alles is nietigheid."[2] Met een psalm van koning David stelde hij al zijn
vertrouwen op God.
Vanaf 20 augustus werd de
oorlog zichtbaar in Wakken. Joris van Severen zag de eerste vliegtuigen boven
het dorp verschijnen en hoorde in de verte het gedonder van de kanonnen. Hij
zag de burgerwacht uitrukken om in een naburig dorp een trio (vermeende?)
verraders aan te houden. Hij kwam sterk onder de indruk van de houding van een
jonge, eenvoudige meid die in een nachtmerrie haar broer zag sneuvelen en toch
bleef voortwerken.
De reacties van de
bevolking op de oorlog lokten bij Van Severen tegenstrijdige bedenkingen uit.
Zo stond hij vol bewondering voor de hysterische volkswoede die zich ontlaadde
toen de burgerwacht de drie aangehouden verraders door het dorp voerde:
"De machtige oplaai van al die schreeuwige passie in de ene knarsende
gloed van wraak tegen zonde was schoon! Episch schoon." Maar toen op
maandag 24 augustus - beter bekend als Vliegende Maandag, omdat
duizenden mensen die dag op de vlucht sloegen - een lange rij vluchtelingen in
paniek door het dorp trok, "met angstvlammende ogen in de diepe
kasten", kreeg hij een heel andere kijk op de massa.
Domme papgezichten van
lamme boerenlummels die rood laaiden, anderen met kromgebekte neus: fanatiek
aan hun eerste gedacht houdend van te vluchten. Dwaze rondebollen of
kortgestuikte lijven die gedwee meerolden met de stroom. Arme slungels die geen
rijwiel bezaten en met de lange poten voortbeenden, afgesuld, zonder een silbe
te lossen, de mond alleen openhangend om breder er adem in te pompen. In de
figuur van anderen nog lag een droeve ernst gegrift door al de plooien, om het
fatale dat ze voorzien hadden en nu onwederroepelijk aan 't gebeuren was. Hier
en daar een aangezicht waar diepe smart uit sprak en waar de blikken vaag naar
de grond dwalend, 't geliefde en tedere bekeken die zij achtergelaten hadden
alleen.
Met zijn vader en twee
andere heren probeerde de student de vluchtelingen ervan te overtuigen dat hun
reactie onzinnig was en dat ze beter naar huis terugkeerden. Tevergeefs. Het
Vlaamse volk, waarin volgens de flaminganten zoveel "eigenzinnige
rijkdom" en "schone gezonde menselijkheid" school, bleek maar
"een arme kudde lafaards" te zijn, "een lamlendige hoop
laaghartigen voor wie 't genoeg is een geladen revolver te menen gericht te
zien om slechts meer over dat goddelijke, welk een mensenziel is, dat bijzonder
dierachtige te laten meester zijn: vluchten."
Het ergerde Joris van
Severen vooral dat een groot deel van de vluchtelingen uit gehuwde mannen
bestond, die hun vrouwen en kinderen achtergelaten hadden en hen als machteloze
slachtoffers overleverden aan de barbaren voor wie ze zelf op de loop gegaan
waren. Welke waarde had het huwelijk voor deze mannen, welke waarde had hun
gegeven woord? "De maatschappij die moet gebouwd zijn op liefde, zal
noodzakelijk uiteenbrokkelen wanneer de grondstof waar het fundament uit
bestaat, verpulvert in de wettige prostitutie. En iets anders is het gewone
huwelijk niet meer."
Ook het katholieke geloof
had die vluchtelingen niet kunnen tegenhouden. Daarvoor was het veel te
oppervlakkig. Het beperkte zich tot het verveeld bijwonen van de zondagsmis en
het ondernemen van een bedevaart voor de gezondheid van hun koeien en geiten.
Zelfs in oorlogstijd was hun gebed niet meer dan wat "sentimenteel zagend
zwammen voor het één of ander mismaakt heiligenstandbeeld." Het ontbrak
hen aan heilige ernst en sterk betrouwen op God, hun godsdienst was "niets
dan lege en lelijke vormelijkheid."
Het socialisme bleek
evenmin tegen de oorlogstest bestand. Zijn leiders en militanten hadden steeds
gefulmineerd tegen het Pruisische keizerdom en het verfoeide tsarisme, maar
bleken bereid om bij de eerste oproep "de lammerige lijfeigenen van gelijk
welke verderfelijke legerofficier" te worden en mee te doen aan de
internationale moordpartij.
Maar als duidelijk zou
worden dat de oorlog "het toppunt der onderdrukking der volkeren door een
handvol dwazeriken" was, zou er na de oorlog spontaan een revolutie
uitbreken, geloofde Van Severen. Deze overtuiging haalde hij uit Vermeylens
opstel over De kunst der vrije gemeenschap:
Onze beschaving heeft de
natuur zodanig onderdrukt en vernepen dat de natuur zal moeten uitbreken met
een geducht samengeperste macht. Het werktuig zal het volk zijn, de gemeenschap
van al wie door haar onbewuste wil, door eenzelfde instinct noodwendig worden
voortgestuwd. Het volk zal alleen vernielen wat de schone en vrije opgroei
belet en laten wij aan de natuur zelf over wat daarna komen moet. Zij zal zich
weer uitspreiden in volle kracht, organisch de vormen der samenleving bepalen;
en waar het leven niet meer gebonden en gedwongen is, zal het kunstwerk
vanzelf, spontaan opbloeien en herrijzen uit het hart zelf des volks.
Ook op maatschappelijk vlak
zou de dood dus nieuw leven brengen. "Deze oorlog is de strijd van
democratie tegen dwingelandij, van socialisme tegen imperialisme, van revolutie
tegen beschavingswanorde", poneerde Van Severen, "de oude moeder Europa
is weer in barensnood van een nieuwe wereld." De onrust was al lang aan
het smeulen, de oorlog was een stormwind die het vuur tot een
"wratzuiverende reusachtige laaiing" zou opzwepen. De eerste
voortekenen van de nieuwe tijd waren de benoeming van de Belgische socialist
Emile Vandervelde tot minister van staat, de opname van twee socialisten in de
Franse regering, de deelname van Ierland aan de oorlog en de toegevingen van de
Russische tsaar aan de Polen.
Van Severen stond overigens
vol bewondering voor de Russische revolutionairen die het tegen de tsaar
durfden opnemen en hun eigen vrijheid opofferden voor de bevrijding van hun
volk.
Groot voorwaar zijn die
mensen die niet omkijken naar de algemene haat en het algemeen misprijzen van
het volk rond hen, dat nooit verstaat (..), maar zwijgend en dweepziek
voortwerken en hardnekkig blijven voortgaan alleen maar te geloven in hun eigen
diepteziel die een woord is van God.
In die periode las Van
Severen Opstanding van Leo Tolstoj. De boodschap van deze roman sprak
hem sterk aan. Het boek brengt het verhaal van een Russische prins die zijn
losbandig leven opgeeft en alles wil opofferen om een prostituee te bevrijden
die onschuldig tot vier jaar dwangarbeid in Siberië veroordeeld is. Maar ook
die vrouw komt tot inkeer en wil zich uit liefde opofferen voor een gevangen
revolutionair. Zo slagen de twee hoofdpersonages erin zichzelf te zuiveren en
tot "zielengrootheid" op te voeren.
Maar Joris las bij Tolstoj
ook dat de mens ernaar moet streven zijn daden door zijn eigen denkbeelden - en
niet die van anderen - te richten. Was dat ook niet de boodschap van Albrecht
Rodenbach? Ook hij riep de jeugd op tot daden, maar gaf hen ter zelfdertijd de
raad: "steeds beheerse waarheid (...) drift en daad."
Met het naderen van de
frontlijn kreeg Van Severen het steeds moeilijker om zijn comfortabel
gefilosofeer over "zielengrootheid" als een volwaardig streven naar
volmaakt leven te blijven beschouwen, terwijl overal in Europa de jongeren,
vaak arme drommels, in lastige omstandigheden hun leven riskeerden. Joris zette
nog eens al zijn bezwaren op een rijtje. Hij was nu eenmaal opgegroeid in een
omgeving die meer inspireerde tot "levensbangheid" dan tot
"echte overtuiging en vruchtbare daadvaardigheid". De drang naar het
front was misschien alleen maar een verlangen naar levensschoonheid of
zuiverende smart, een zucht naar avontuur, weg uit de burgerlijke
alledaagsheid? De dood zoeken leek hem nog steeds een gekke daad. En hij bleef
een verstokt antimilitarist die niet geloofde dat men geweld met geweld kon
bestrijden. En misschien had hij een belangrijke rol te spelen in de naoorlogse
periode? Ieder mens moest tenslotte zijn eigen weg volgen en Gods wegen waren
ondoorgrondelijk.
Na een vluchtige ontmoeting
met een oude man die zijn jongste zoon op het slagveld verloren had,
realiseerde Van Severen zich plots dat hij "tot niets had gediend in die
afgrijselijk schone daad van die geweldige vrijheidsoorlog", nog niet echt
ervaren had wat deze oorlog was en dat dit hem zijn leven lang zou spijten. Een
mens leerde meer door smart dan door vreugde. Als het leed van de oorlog hem
gespaard bleef, zou hij een unieke kans missen zijn menselijkheid te verdiepen.
"Hoe bitterder de smart tot eigen volmaking doorwrocht, hoe nader Gods
oneindige, onuitbeeldbare heerlijkheid." Een eenvoudig woord was nu
voldoende om een apocalyptisch visioen op te roepen van onbekende soldaten die
met honderden opeengestapeld, in stukken geschoten op een verlaten plek
begraven lagen onder een schamel kruisje. Boven dat graf gierde de
overweldigende herfstwind en dat was "schrikwekkend schoon".
Het menselijk beest
Op 20 augustus 1914
bezetten de Duitse troepen Brussel. De Belgische regering was net op tijd naar
Antwerpen uitgeweken. Het Belgische leger trok zich terug rond de Antwerpse
vestinggordel. De Duitsers lieten deze forten voorlopig ongemoeid om verder
Frankrijk binnen te rukken. Medio september riep België de klas van '14 binnen.
Omdat de Duitsers al het grootste deel van Wallonië bezet hadden, bestond de
nieuwe lichting vooral uit Vlamingen.
Joris van Severen moest
zich melden in het depot van de 3e legerdivisie in Lier.[3] Hij vertrok op woensdagmorgen 23 september in zijn
nieuw grijs-zwart kostuum, rijkelijk voorzien van zakgeld, ham en kaas. Hij
beloofde zijn ouders dat hij zo snel mogelijk iets van zich zou laten horen,
liefst per telegram.
In Lier werd de nieuwe
lichting in de meest primitieve omstandigheden opgevangen. Van Severen werd
gelogeerd op een nauwelijks verlichte zolder van een drukkerij, waar hij met
vijftig andere soldaten de nacht moest doorbrengen. Er was niet voldoende stro
voor iedereen, zodat er midden in de nacht gevechten voor het stro uitbraken.
Het was er steenkoud, want wegens de aanhoudende beschietingen liet men de
ramen openstaan. Joris gebruikte zijn valies en hoed als hoofdkussen, maar van
slapen kwam weinig in huis. Om halfvijf moesten de nieuwe rekruten opstaan en
zich buiten aan de pomp wassen. Om zes uur kregen ze vieze koffie en een half
brood. Tegen de middag raakten Van Severen en enkele andere jongeren uit Wakken
ingedeeld bij het 9e linieregiment. Dit regiment had in de eerste weken van de
oorlog al behoorlijk gepresteerd, zodat de nieuwkomers hoopten dat ze
vooralsnog gespaard zouden blijven. Ze kregen die dag voldoende eten, al vond
Joris de legerkeuken weinig smakelijk. Ze hadden niets te doen. De meeste
soldaten probeerden de tijd te verdrijven met kaarten en het vertellen van
boertigheden.
Deze situatie contrasteerde
fel met het veilige, warme, beschaafde nest waaruit Joris vertrokken was. Maar
over zijn materiële situatie wilde hij niet klagen, schreef hij in zijn eerste
brief naar huis. Veel zwaarder woog de eenzaamheid die hij probeerde te dragen
"comme un bien de grandeur humaine":
Je suis triste parce que
si énormément seul. Personne à qui parler d'autre chose que des plus banales
banalités de tous les jours. L'esseulement moral est de loin le plus terrible,
le plus rongeant.
De volgende dagen kregen de
nieuwe rekruten hun eerste instructie, in hun eigen kleren, want het leger kon
hen geen uniform bezorgen. Omdat Joris de elementaire oefeningen al kende,
mocht hij de wacht optrekken bij de gamellen. Hij voelde zich nog steeds
verloren. Hij plooide helemaal op zichzelf terug, dacht vol heimwee aan thuis
en zocht steun in zijn geloof:
Je me renfrogne en
moi-même comme une grenouille en hiver. Je m'endors en moi-même profondément.
Seul l'être physique en moi remue et végète. Je vis vraiment seulement quand je
pense à vous autres là-bas, loin d'ici, à mes livres, à tant de choses. Mais
j'ai du courage tout de même. Je veux en avoir beaucoup. Il faut apprendre à
vivre pauvrement. Nous avons le devoir primordial de nous dépouiller de
nous-mêmes, de renoncer à nous-mêmes et cela seul: l'apprentissage divin du
Christ me fortifie grandement.
Op zaterdagavond kon Van
Severen, op een rustiger plekje, terugblikken op zijn eerste drie dagen bij het
leger. Zijn verslag klonk weinig opgewekt. In zijn verlatenheid probeerde hij
zich overeind te houden met zijn geloof en de herinnering aan zijn boeken. Maar
of de eenzaamheid in de hoogst banale omgeving van het leger hem kon helpen
groeien, leek hem twijfelachtig:
Ces trois jours me
semblent si longs, si vides et plats, si gris d'un gris qui ne peut être
considéré comme couleur mais comme la non-couleur. Oh l'esseulement où je me
trouve, cela seul est ma grande tristesse, mais je la dompterai, je la
vaincrai, car n'est-il pas du devoir de notre propre grandeur de vaincre toutes
nos affections et d'être assis en maître sur nous-mêmes?
Il faut admirer tout
pour s'exalter soi-même et se dresser plus haut que ceux qui ont vécu de
coupables souffrances et de désirs vaincus.
Quand du matin au soir
je suis assis à mon regretté bureau, ce n'est pas pour rien, comme vous pouviez
quelquefois le croire. Pas de dilettantisme, j'en suis grand ennemi: il détruit
la vie et moi, je veux bâtir la mienne tout droit à travers le monde.
Ma culture littéraire et
idéale - je veux dire d'idées - est aujourd'hui ma seule grande force avec ma
conception religieuse de l'Evangile. On a souvent dit: il faut la solitude pour
grandir. Je verrai si la parole est vraie ici. Je crois que ma solitude est
trop faite d'un surcroît de sottes banalités, de formalismes creux et que je
nomme délibrement pernicieux. Dès lors, ce n'est pas la solitude qui fait
replier l'âme de l'homme sur elle-même, hélas.
Hoewel Van Severen nog
steeds niet wilde klagen over zijn materiële toestand - hij had zelfs een warm deken
gekregen -, vervulde het gezelschap waarmee hij zijn dagen en nachten moest
doorbrengen, hem met afgrijzen.
Mon Dieu, mon Dieu,
qu'il y en a ici des brutes! Cette nuit nous étions, faute de place, couchés au
milieu ainsi avec des deux côtés des pieds nus près de notre visage. Zweters en
compagnie. Les coupoles naturelles dirigées vers nous et de temps en temps une
fameuse détonation ou de longs grondements avec ce qui suit. Puis des
gueulades, des vechtpartietjes, des enlèvements de culotte, etc.
Nous sommes logés avec
des Rouleriens (entre autre un très bon coureur qui a encore gagné une course
chez Cuyper devant nous) et il faut entendre ces expressions, mon Dieu, mon
Dieu!! Je vous assure, la vie extérieure qu'on apprend à connaître ici, vous
donne un dégoût de la bête humaine, profond dégoût.
Il y a des gens qui
sortent la nuit pour... alors dans l'obscurité ils ont marché résolument sur ma
figure, car j'étais au milieu et ainsi de suite. Le comble des combles, j'ai
reçu un crachat ainsi, en plein dans mon oeil tandis que je m'endormais. Jugez
du coup d'oeil! Mère, tu cries d'indignation sans doute, n'est-ce pas, moi
j'essaie un juron furieux, une épithète méprisante, puis j'ai pitié de ces
êtres au fond malheureux et je finis par rire.
Intussen naderde het
oorlogsgeweld de streek van Lier. Dagelijks vlogen Duitse en Belgische
vliegtuigen over de stad, geregeld hoorde men de kanonnen van de forten rond
Antwerpen donderen. Van Severen vertrouwde gelaten op de goddelijke
voorzienigheid:
Tandis que je ne fais
rien tout de même de ma tête, je prie alors Dieu, qui vit partout autour de moi
et dont je sens quelquefois la fulgurante présence, qu'Il préserve ceux qui
vivent et prenne chez Lui ceux qu'Il juge bon de nous enlever, car personne ne
s'en va, personne ne tombe, croyez-le fort, sans que la sagesse qui est la loi
même de la vie, Dieu en son essence, ne l'ait décidé et qui plus est trouvé
admirable et suprêmement bon.
Eind september nam de zware
Duitse artillerie de eerste forten rond Antwerpen onder vuur. Het fort van Lier
werd in de nacht van 1 op 2 oktober in puin geschoten.[4] Aan de vooravond, woensdag 30 september, besliste de
militaire overheid de stad te ontruimen. De lichting van '14 werd om 10 uur 's
avonds uit haar bed gelicht en mocht voort slapen op een open ruimte buiten de
stad - voor zover de vochtige vrieskou en het gedonder van de kanonnen dit
toelieten.
De volgende morgen vertrok
de colonne, met een ledige maag, in de richting van Antwerpen en kwam er in het
chaotische gewoel rond de bedreigde vestingstad terecht. De jonge rekruten, nog
steeds in burgerkleren, kregen een spade in hun handen gestopt en mochten
loopgraven delven. Van Severen hoopte dat ze tot in Antwerpen mochten spitten:
daar zouden ze veiliger zijn. Hij kreeg immers stilaan genoeg van het militaire
gedoe:
Je me demande ce que
tout cela va devenir. Que va-t-on faire de nous, troupeau errant et ne sachant
faire autre chose que courir dans le chemin? On dit que nous allons continuer à
faire des tranchées vers Anvers. Si c'était vrai, mais on ne sait qu'à la
dernière minute ce qu'on fera. Tel est le grand désordre ici à l'armée, cela je
vous l'assure. Le caporalisme et le sergentisme, je le haïs, je l'exècre, je
méprise tout ce qui touche de près ou de loin n'importe quel militarisme. Il me
casse, me broie et ces termes ne sont pas trop forts. Ils sont la stricte
représentation de mes sentiments.
Je suis tourmenté de
tous côtés et je désire tant de choses qui me sont impossibles maintenant.
Et tandis que j'écris
ici, les forts tonnent continuellement des salves formidables et je me
représente les ravages de vie humaine que cela fait. Tout cela par pur
esclavage, esclavage de tous à quelques-uns d'esprit et de tenure générale fort
inférieurs.
Je me console en pensant
que tout cela passera. (...)
Je n'ai encore eu
l'occasion de changer en rien de linge. Tjolle overal avec mon costume noir.
Nous serons habillés à Pâques ou à la Trinité. Ce matin je n'ai pu me laver
ainsi de suite.
Esclavage et saleté,
soyez maudits.
Je me vengerai, si Dieu
m'aide, un jour de tout cela.
De bittere appels van
Normandië
Op vrijdag 2 oktober had in
Antwerpen de eerste vergadering plaats van de net opgerichte Conseil
Supérieur de Guerre. Deze besliste onder meer dat luitenant-generaal de
Selliers de Moranville het bevel kreeg over de 18.000 miliciens van de lichting
'14 plus een aantal vrijwilligers. Hij moest deze soldaten naar Normandië
brengen, waar ze een opleiding zouden krijgen in de kampen die de Franse
regering ter beschikking zou stellen.[5]
De tocht ging eerst naar
Veurne, wellicht te voet. Daar mochten de troepen drie dagen rusten. Vervolgens
laadde men de jongens in beestenwagons. Van Severen probeerde eerst weg te
dromen en viel vervolgens in slaap "tandis que, autour de moi, on crie, on
chante, on gueule, on fait de la crapule, d'où je tâche de partir loin, très
loin en esprit." De trein bracht de troepen naar Duinkerke. Daar sloot men
ze twee uur op en bracht ze vervolgens aan boord van een schip dat hen naar
Cherbourg bracht. De Belgische piotten werden er door de bevolking warm
toegejuicht, maar moesten er meer dan vijf uur in de koude mist recht blijven
staan. Ze kregen alleen wat brood, kaas en bittere cider. "Oh la bonne
bière de ma Flandre, 't seizoenbier", zuchtte Van Severen. Vervolgens
duwde men hen weer in beestenwagons - 60 man waar plaats was voor 40. In het
holst van de nacht bereikten ze op 7 oktober hun eindbestemming: St-Lô,
hoofdplaats van het departement Manche. Ze vonden er onderdak in een Franse
kazerne, op een kleine hoogte buiten het stadje. Toen Van Severen er de
volgende morgen uit een diepe slaap ontwaakte, had hij veel zin om te huilen.
Oh le spleen, avoir du
coeur, sentir tout autour de soi la vraie signification des choses, manque
d'amour quand toujours on fut aimé et on (craint) ne plus savoir aimer, quand
toujours on aime chaudement.
De twee eerste weken die
Van Severen doorgebracht had "à cette maudite armée, à cet apprentissage
funeste et pourrissant d'esclavage noir", leken hem wel een jaar. Hij kon van
niets meer genieten omdat hij zich elke dag meer en meer voelde verlagen
"jusqu'à la pure bête, jusqu'à ce fruit fatal de toute armée: le soldat
prussien." In Normandië zag hij vooral de dingen die hem aan zijn thuis en
zijn familie herinnerden. Dat verergerde nog de "cafard". Alleen zijn
christelijk geloof hield hem recht:
Moi, j'ai le spleen du
pays, terriblement. Je trouve que ce pays-ci est tout le même que le mien, tant
les pays se ressemblent en somme. La seule chose essentielle est de vivre une grande
vie, quelque chose de beau, de simple, d'intimement heureux. Tous les hommes
sont de même, banals, d'une banalité effrayante, peu intelligente, cela me
frappe partout, sans aucune culture. L'humanité est réellement désespérante et
rien, rien, entendez-vous, dites-le hautement à ceux qui sont autour de nous,
rien ne vaut la maison, l'amour de la famille et d'un ami.
Je ne sais, mais jamais
je n'ai compris si bien la colossale parole de l'ecclésiaste, et tout ceci est
très loin d'être de la littérature, entendez bien, mes très chers parents:
vanité des vanités, tout est vanité, hors aimer Dieu. Aimer Dieu, c'est la
seule occupation qui maintenant me hausse à la grandeur d'homme et en Dieu je
vous tous aime, vous tous là-bas qui, j'en suis sûr, pensez souvent à moi.
Toute ma personnalité intérieure est tournée uniquement, croît uniquement vers
Dieu et vous comme une fleur dans une des chambres de notre maison qui se
tourne en courbes jour par jour plus vers la fenêtre, d'où jaillit la lumière,
le soleil, la chaleur, la vie, oh la vie qui est l'unique chose.
Van Severen probeerde
kennis aan te knopen met de Franse soldaten die terugkeerden van de Marneslag.
Deze stonden vol bewondering voor zijn Frans ("ils ne peuvent croire que
je suis Belge"), maar hadden hem uiteindelijk weinig te vertellen. Wat hij
zocht, was een vriend met wie hij kon discuteren over de grote vragen. Bij
gebrek aan gesprekspartner zocht hij troost in zijn herinneringen aan zijn
geliefde auteurs:
Il me faut un ami, un
amour, quelqu'un à qui je puisse parler le coeur ouvert, qui me comprenne, qui
sente comme moi, voie comme moi. Tous les autres sont heureux parce qu'ils ne
sont pas du tout seuls, mais je suis si seul, je me sens loin au-dessus de tous
ceux qui m'entourent et c'est la pire douleur, cette-là, la pire des douleurs
qui puisse tourmenter un homme.
Je me console à la vue
en moi-même de mes amis vrais et uniques: Dostojewski, Vermeylen, le Christ,
Suarès. Avec ceux-là je converse quand je puis physiquement être seul, car
voilà tout juste la douleur même: je suis tout à fait seul et je ne suis jamais
laissé seul.
Joris nam zich nog steeds
voor dat hij versterkt uit deze harde beproeving moest komen:
Je tâcherai d'aimer la
douleur pour grandir, élargir ma vie et cela, c'est essentiel de ma volonté. Je
sortirai de cette épreuve fortifié, grandi, sanctifié. J'offre tout à Dieu et
cela m'enrichit beaucoup intérieurement. Il faut que je devienne comme l'est
devenu Vermeylen: gezond in alles, rijp in alles.
In het weekend van 10 en 11
oktober stortte Van Severen zijn hart uit in een lange brief aan zijn ouders.
Een paar dagen later schreef hij een tweede, even lange klacht. Op materieel
gebied viel het leven in St-Lô erg tegen, psychisch had hij het nog moeilijker.
Joris vond het Franse
stadje weinig aantrekkelijk, de bevolking toonde zich weinig gastvrij tegenover
de Belgen.
La ville est pauvre,
seule, misérable par endroits, froide partout. L'on n'y sent nulle part le
mouvement vital de nos bonnes villes belges. Les gens n'y sont pas francs. Ils
crient bien à pleins poumons: "Vive la Belgique, vivent les Belges",
mais ils vous servent mal et de mauvais gré. Ils vous donnent un tout petit
beefsteak pour 0,70 centimes, ne vous donnent jamais de café sans eau de vie et
toujours l'éternel cidre qui a de très fortes ressemblances avec du mauvais
vinaigre. (...)
L'on ne voit ici que des
pommes, des pommes et toujours des pommes très petites, mauvaises, fades, que
l'on cultive en grandes masses pour la fabrication du cidre qu'on vend 4 sous l'hectolitre
et pour lesquelles les paysans vous crient des insultes si vous avez l'audace
d'en prendre deux ou trois. Voilà, les "vive la Belgique."
Het soldatenleven was hard.
Al om halfzes werden de rekruten uit hun bed gehaald. Om halfnegen 's avonds kropen
ze weer onder hun deken, doodmoe. Ze sliepen op strozakken in vuile barakken
die ze 's avonds zelden mochten verlaten. De jonge soldaten hadden nog altijd
geen uniform gekregen, zodat ze steeds in dezelfde burgerkleren moesten
rondlopen die in veel gevallen reeds als vodden aan hun lijf hingen. Eten was
er doorgaans onvoldoende. 's Morgens was er vaak geen koffie, 's avonds
dikwijls geen aardappelen. Nochtans moesten ze hele dagen oefenen en marcheren
alsof ze perfect gevoed waren. Veel soldaten werden ziek, maar de dokter - of
was het een veearts? - liet hen nagenoeg aan hun lot over. Soldij werd er niet
uitbetaald. Slechts wie zelf over geld beschikte, kon zijn rantsoen aanvullen,
met mondjesmaat, want de kantine van de kazerne had weinig te bieden en de
Franse winkeliers probeerden de dappere Belgen te pluimen. Van Severen vroeg
zijn ouders dan ook nadrukkelijk geld te sturen plus tabak, sigaretten,
lucifers, zeep, kaas, noten en appels.
In deze omstandigheden lag
het voor de hand dat de moraal bij de rekruten erg laag lag, signaleerde Van
Severen: "On ne ferait pas grand chose d'eux". Hij nam zich voor de
overheid later rekenschap te vragen voor deze wantoestanden. "Plus tard,
si Dieu me donne de survivre à tout ce méli-mélo, je me mettrai à la tâche de
toute mon âme et j'écrirai un réquisitoire terrible."
Ook in St-Lô vond Van
Severen niemand met wie hij een behoorlijk gesprek kon aanknopen. Het lage peil
van de gemiddelde Vlaming tartte zijn verbeelding:
Souvent à l'université
même je trouvais la plupart des étudiants vulgaires. Je serais maintenant bien
heureux, mon Dieu, si j'en avais de ces spécimens-là, car il est incontestable
que vous ne pouvez en aucune façon vous faire une idée du milieu dans lequel je
suis obligé de vivre. C'est l'équivalent des tristes tableaux que Dostojewski
nous trace du peuple pauvre des Russes et de la population des retenus de la
Sibérie. Quelle végétation luxuriante de basse vulgarité et de misérable
méchanceté est ce peuple jeune de nos Flandres. (...)
J'avais au commencement
pitié d'eux par esprit chrétien. Désormais cela est devenu impossible en moi et
je ne puis plus que les mépriser profondément.
Meer dan onder de
verwijdering van thuis - toen hij in Gent op kot zat, was hij immers ook niet thuis
- leed de student onder het vulgaire kazernemilieu en het afstompende
soldatenleven.
Du matin au soir être
entouré sans répit de gens basses, vulgaires et tout franchement méprisables;
du matin au soir devoir extraordinairement, banalement exercer comme une
stupide machine de tout petit calibre, mes bras et jambes, rien de plus. Du
soir au matin dormir d'un sommeil de plomb, très lourd, embourbant, sur un
paillasson rugueux, couvert d'une seule couverture, sans pouvoir jamais enlever
son pantalon, attrapant des puces de tout côté et s'épuisant de nervosité à les
prendre alors que je suis tout habillé. Porter quinze jours la même chemise et
camisole nuit et jour; ne jamais avoir la jouissance nécessaire de se sentir
tout à l'aise, frais, sain, propre et je vais dire le mot flamand:
"veerdig". Devoir manger dans des petites boîtes en fer blanc et y
boire tous les jours tout ce que l'on reçoit, devoir manger, brosser, parler,
fumer, écrire, faire tout, tout sur son lit, cela me répugne tellement que je
m'abrutis de jour en jour.
Van Severen vond wel enige
afleiding in zijn gesprekken met Franse soldaten die van het front
terugkeerden, en vooral met zijn Waalse korporaal, wiens cultuur hij probeerde
bij te schaven. De andere soldaten konden voor dit intellectuele
"gedoe" weinig sympathie opbrengen:
Tous ceux qui sont avec
moi sous son commandement, trouvent ce que je ne voudrais jamais être de ma
vie: een mouwvager, gatlekker et autres épithètes de goût voyoucrate. Ils ne
supportent pas le chapeau que je porte, car je suis le seul à en porter un dans
ma compagnie, ni la barbe que je laisse pousser et ils me crient la colossale
insulte que voici: baârd!...
Voor de rest bleef Joris
troost zoeken in de herinneringen aan zijn lectuur en zocht hij steun in zijn
Godsgeloof:
Le seul travail de mon
esprit, c'est de penser de temps en temps, quand on m'en laisse le loisir, à
tous mes livres, mes oeuvres, mon ouvrage de chez moi, de lire et relire
quelques pensées, de prier des prières spirituelles que je tâche d'inventer
moi-même, de rendre originales, spontanées pour que Dieu les écoute plus
aisément. Voilà tout.
Van Severen dacht
voortdurend aan vroeger, aan de gelukkige dagen thuis, de jaren op het
Sint-Barbaracollege en vooral zijn studententijd aan de Gentse universiteit.
Maar het steeds opnieuw ophalen van herinneringen, de hele dag door, kon zijn
heimwee alleen maar vergroten.
Savez-vous quelle est
l'une des terribles sources du malheur de certaines vies? C'est la faculté de
se souvenir. Le souvenir de tout me poursuit partout comme un mauvais ange que
j'aime malgré la souffrance. Le souvenir m'obsède.
Le matin en me levant se
lève la vision de ma chambre, le lavabo, mes frères, les causeries, la
fraîcheur, la messe, les déjeuners, les journaux, le jardin, les noix, pommes,
les chiens, les servants, tout jusqu'au plus ridicules choses et tout
tourbillonne, confusément comme une grouillerie de méchants diables qui me
torturent silencieusement mais d'une manière affreuse.
A la théorie se lèvent
en masse des souvenirs de collège, il y en a un tas qui se lèvent du fond
obscur de la mémoire d'où ils sortent pour la toute première fois: récitation
de leçon, punitions, les professeurs, les notes, les récréations, les études du
soir, les lectures, oh tant de magnifiques instants maintenant.
Les souvenirs de mon
appartement, ceux-là sont poignants quelquefois parce qu'ils forment le plus
violent contraste entre une vie de toute belle liberté et une sale vie de
dégradant, d'avilissant, de bestifiant esclavage.
Quand vient le soir, je
rêve longuement et je suis très triste alors: aux causeries avec père, aux doux
moments graves où nous fûmes ensemble derrière le petit bureau des bonnes pipes
- maintenant le tabac est trop cher et mauvais -, à l'étude sous la lampe
électrique, les livres qui étaient mes meilleurs amis, ma bibliothèque aux
longs rideaux verts que mère m'a fait, le samedi les bains de pieds en famille
à la cuisine chaude et fumeuse. (...)
Ah cette maudite guerre,
cette maudite organisation sociale qu'est toute armée vers de tueurs d'hommes
qui sont esclaves. Je maudis toute la terre excepté l'admirable petit coin où
ensemble nous vivons là-bas.
De jonge rekruut snakte
naar nieuws van thuis, vooral omdat hij vernomen had dat er zwaar gevochten
werd ten zuiden van Gent en hij begon te vrezen dat ook Wakken door de oorlog
getroffen zou worden.
Ce que je désire avant
tout, c'est vos nouvelles, la partie de vous-même qui est renfermée en les
lettres que je garderai sur moi comme une icone sainte est gardée dans les chaudes
maisons russes. Je les relirai tous les jours et plus, mais il m'en faut des
longues. Que tous s.v.p. vous y écriviez une page ou deux, oh quelles délices,
car je me sens avec d'autres si déplorablement isolé dans ce coin froid humide
et pauvre de cette Normandie où je ne sympathise avec rien ni personne.
Medio november was Van
Severen de wanhoop nabij. Hij zette zijn noodkreet op papier, maar de brief
ging verloren. Eind november kwam hij erop terug in zijn volgende brief naar
huis:
Je ne savais pas quoi
vous écrire alors. La tête me brûlait à éclater et aucun mot, aucune parole ne
venait, aucune parole de tendresse même, rien et je pleurais de rage et de
douleur; enfin fatigué j'ai écrit quelques pauvres paroles qui ne disaient
presque rien du tout, non rien de toutes les choses énormes qui
tourbillonnaient en mon âme et que je voulais que je devais dire.
C'était la lettre
assurément la plus bizarre, la plus uniquement tragique que j'ai de ma vie écrite.
Je ne savais si elle allait parvenir, on allait la lire, des étrangères d'un
bureau allaient la lire, je doutais de tout pour vous autres, o mes amis, et je
me demandais en coups de folie si vous viviez encore après tout ce que je
croyais être arrivé dans mon cher village. Ce jour-là j'ai écrit une seule page
et pour l'écrire j'ai été occupé quatre heures, quatre heures où j'ai appris à
goûter l'amère saveur de la douleur, d'une douleur féroce, mordante et brutale
et j'ai depuis lors appris aussi à aimer la douleur comme du bonheur parce que
c'est vous, vous, o mes tout chers père, mère, frères, soeur aimés qui me
faisiez souffrir et que nos douleurs communes nous enveloppaient en une
intimité d'âme qui est unique dans la vie.
Eind november zag de situatie
er plots veel rooskleuriger uit. Omdat de kandidaat rechten uit Wakken de
grootste intellectueel van zijn compagnie was, benoemde de sergeant-majoor hem
tot zijn secretaris. Zo werd Joris ontslagen van die vervelende oefeningen en
marsen en kon hij zijn dagen voortaan op een bureautje slijten. Hij had er soms
wat vrije tijd om te lezen of notities neer te schrijven. Een benoeming tot
korporaal lag in het verschiet. Hij bleef wel een vijand van het
militaristische systeem, maar wou van de mogelijkheden van dit systeem gebruik
maken, legde hij uit aan zijn ouders.
Que dites-vous de cela,
moi, un antimilitariste comme je le suis encore toujours, voilà je mépris tout
cela tellement que je m'en sers comme moyen d'une vie plus propre et un peu
plus viable quoi!
Van Severen zag zijn
materiële toestand veel verbeterd. Zijn oom-dokter Georges van de Male, die uit
Oostende naar Engeland gevlucht was, stuurde hem geld, zodat hij het karige
legerrantsoen beter kon aanvullen. Hij mocht 's avonds de kazerne verlaten om
ergens in het stadje te gaan eten en een pintje te drinken.
En uit Wakken ontving Joris
de eerste brieven van zijn vader en broer, zodat hij nu met zekerheid wist dat
Wakken gespaard gebleven was en dat zijn familie het goed stelde.
Rien que de savoir que
dans la maison tout est encore en place, je n'aurais jamais osé espérer cela et
j'en fus saisi d'une joie comme j'en ressentis rarement. Rien que de savoir
cela, cela me rapproche tant de vous autres que je vous écris de tout près: je
regarde les photographies que j'ai de chez vous et je sens l'atmosphère de la
maison autour de moi. Oh quand je pense à tout cela, je sens la joie descendre
en moi en même temps que la tristesse et le coeur me serre à étouffer.
Kortom, de moraal was er
veel op verbeterd, al schreef Van Severen zelf deze evolutie vooral toe aan
zijn eigen filosofische studie:
L'éducation de la vie
que je me suis faite pendant mes deux années d'université, par l'étude de
toutes les idées, de toutes les théories et de toutes les philosophies, m'aide
maintenant admirablement. Je supporte facilement cette vie insupportable parce
que je veux, parce que je m'applique tous les jours à vouloir la supporter. Je
sais - parce que j'ai assouppli et eduqué mon caractère - m'adapter dorénavant
à toutes les vies et ne maugréerai pas.
Toch bleef de student met
problemen kampen. Begin december bv. liep hij schurft op. In de kazerne, met
zijn gebrekkige hygiënische voorzieningen, was deze huidziekte moeilijk te
vermijden en te bestrijden.
Op kerstdag 1914 werd Van
Severen tot korporaal benoemd. Op oudejaarsavond kreeg hij de leiding van de
wacht. Om de twee uur moest hij nieuwe wachtposten uitzetten. Hij dacht de hele
nacht aan thuis en om middernacht bad hij voor zijn familie. Diezelfde avond
schreef zijn moeder hem een kaart, die hij tien dagen later ontving. Ze meldde
dat ze in Wakken nog geen enkele brief ontvangen hadden - wat hem erg
teleurstelde - en smeekte hem toch een kaartje met wat nieuws te sturen. Ze
meldde niet dat ze op 8 december, feestdag van de Onbevlekte Ontvangenis,
plechtig beloofd had een beeld van het Heilig Hart aan de kapel van het
bejaardentehuis te schenken als ze haar Georges in goede gezondheid zou
terugzien. Bovendien wilde ze samen met haar zoon op bedevaart gaan naar Lourdes
en zou ze vijf jaar lang op het feest van Sint-Antonius een plechtige mis laten
opdragen met uitdeling van brood aan de armen.[6]
Plicht voor alles
Eind januari verhuisde Van
Severen, via Parijs, naar Gaillon (Eure), een plaatsje aan de Seine ten
noordwesten van de Franse hoofdstad.[7] Daar had het Belgische leger in een oude, koude
burcht een CISLA (Centre d'Instruction des Sous-Lieutenants Auxiliaires)
opgericht om het tekort aan kandidaat-officieren in het veldleger zo snel
mogelijk te verhelpen. Daarvoor volstond aanvankelijk een spoedcursus van zes
weken. Omdat er onder de kandidaten veel studenten en intellectuelen waren,
vond Van Severen er meer gezelschap dan in St-Lô. Hij maakte er o.m. kennis met
August Van Cauwelaert, dichter en broer van de Vlaamsgezinde
volksvertegenwoordiger Frans Van Cauwelaert. Bovendien kwam hij in schriftelijk
contact met Herman de Guchtenaere, zijn boezemvriend aan de Gentse
universiteit, die naar Edingburgh gevlucht was.
In Gaillon moesten de
soldaten om 6 uur opstaan. Om 7 uur kregen ze "du mauvais pain aigre"
als ontbijt. Een half uur later begonnen de vermoeiende oefeningen die tot
halftwaalf duurden. Om 12 uur volgde het middagmaal ("où l'on peut se
nourrir à peine"), dat ze konden doorspoelen met twee glazen bier. 's Namiddags
kregen ze weer oefeningen van halftwee tot halfvijf. Tenslotte volgden de
soldaten een uur theorie. Daarna waren ze vrij tot 21 uur.
Om zijn vrije tijd op een
aangename manier door te brengen huurde Van Severen met twee kameraden een
kamer op de tweede verdieping van een plaatselijke herberg voor 15 frank per
maand. In die herberg aten ze 's avonds eerst biefstuk-frites en gingen dan
naar hun kamer. Daar konden ze aan het houtvuur rustig studeren, hun huiswerk
maken, roken en koffie drinken. Het soldatenleven bleef lastig, maar Van
Severen zag het als een offer dat zou bijdragen tot het geluk van zijn ouders.
Nous avons énormément
d'ouvrage et on ne nous laisse pas le temps de le faire. Je me fatigue bien,
mais la vie me durcit grandement. J'ai très, très rarement froid et mon Dieu à
la faim et à la soif on s'y fait et puis vous savez que je souffre tout avec
amour puisque j'offre toute ma vie pour votre bonheur. Ah je suis bien heureux
quand le soir, récapitulant le bilan des gains et des pertes morales, je puis
enregistrer des sacrifices, car je sais qu'ainsi j'ai bâti une pierre en plus à
la maison de votre bonheur. O mes très aimés parents, voilà ce qui seul
rehausse et fortifie ma vie, banale et morne autrement, le sacrifice volontaire
par amour pour vous et la patrie.
Van Severen geloofde immers
dat er een balans bestond tussen het lijden van de ene en het geluk van de
andere mens - wellicht zoals God de ene mensen liet boeten voor de zonden van
anderen.
Il faut qu'on souffre volontairement
pour être heureux. Il y a une loi d'harmonie supérieure et suprême qui veut que
tout bonheur soit le fruit de douleur équivalente. Il faut que malheur et
bonheur s'équilibrent en une justice supérieure que nous avons difficulté à
comprendre, mais qui existe réellement. Cette guerre immense en est une preuve
sanglante et heureux (pour) ceux qui tâchent de la comprendre du point de vue
divin.
Van Severen bekeek zijn
militaire "carrière" nu op een andere manier dan bij zijn benoeming
tot korporaal. Hoewel hij helemaal niet van plan was na de oorlog bij het leger
te blijven, achtte hij het tijdens de oorlog zijn plicht zijn
verantwoordelijkheid als intellectueel op te nemen. Hadden zijn ouders hem niet
steeds voorgehouden dat de plicht boven alles ging? Hij schreef
hen:
Vous vous étonnerez
sûrement que je me lance, ou plutôt - car ceci n'est pas le mot - que je me
laisserai grader, moi un antimilitariste féroce. C'est que je me laisse
conduire en grande partie par les circonstances qui plus que jamais sont de
Dieu et que j'estime que c'est sans aucun doute mon devoir comme homme
supérieurement instruit et éduqué. J'ai toujours appris par l'exemple continu
de père que le devoir était un impératif catégorique à qui, malgré tout, il
fallait obéir et vous, mère, vos paroles et vos actes ne disent-ils pas sans
cesse la même chose? Je crois que jusqu'ici vous n'avez pas encore eu à rougir
de moi, eh bien je veux que plus que jamais vous soyez fiers de moi et je suis
intimement convaincu que par-dessus toute considération humaine Dieu me bénira
et vous bénira par moi et c'est là désormais le seul but de ma vie.
Vous vous êtes sacrifiés
pendant toute une existence pour moi; je veux, et c'est bien peu de chose, me
sacrifier pour vous. Vous me connaissez assez, mes très chers et tant aimés
parents, pour savoir que toute vie me serait bien misérable et nulle plus tard,
si j'avais lâchement fui devant le devoir, ne fût-ce qu'une fois. Mes paroles
furent toujours hautaines à ce sujet. Je veux que mes actes en soient les forts
garants. Que signifie toute vie humaine sans l'idéal du devoir intégral?
Rappelez-vous ma 1e petite poésie, je sais bien qu'en ce domaine je suis tout
désemparé et que je dois me faire violence à tout instant, mais l'essence même
de notre existence est le sacrifice et puisque je fais cela par amour pour
vous, quelle valeur n'y attacherez-vous pas et comme les difficultés
s'aplaniront devant moi, lisez le chapitre "de l'amour" de
L'Imitation et pensez à moi.[8]
Zijn ouders bleven voor hem
nog steeds zijn grote lichtende voorbeelden. Bij moeilijke beslissingen vroeg
hij zich eerst af wat zijn ouders ervan zouden denken, schreef hij met een
ontroerende kinderlijke bewondering naar huis:
Vous rappelez-vous qu'un
jour je vous ai dit que, lorsque venait la tentation tandis que j'étais à Gand,
je regardais longuement et fixais profondément les figures de vos portraits qui
se trouvaient sur ma cheminée et que d'eux descendait alors en mon âme
l'apaisement de la victoire sur moi-même. Vous étiez les lumières claires qui
donnaient le sérieux fondamental à ma vie en me montrant toujours la même route
à suivre.
Vous l'êtes encore
maintenant et avant de prendre des décisions je consulte vos photographies dans
mon portefeuille et je vous interroge d'âme à âme et Dieu me parle par votre
expression de visage et par votre voix que j'entends par-dessus les distances.
C'est l'immense force de votre amour pour moi qui me donne l'énergie de me
surmonter et d'accomplir ce qu'il faut. Car je le sens réellement, votre amour
et sa voix somme en moi toutes les voix des tentations humaines vers la vie
facile.
Joris' verering voor zijn
ouders werd aangewakkerd door het feit dat hij begin februari een stapel post
uit Wakken ontving. Op 4 februari kreeg hij een eerste pakje, op 6 februari een
tweede en op 10 februari volgde nog een derde zending. Hij las de brieven in
tranen.
Oh ces nouvelles
heureuses comme des jours clairs de printemps avec de la douleur et des larmes
qui sont belles. Et maintenant, je les parcours encore, vos lettres que j'ai
lues et relues cinquante fois, je les parcours tandis que sur le mur devant moi
vient jouer un rayon de jeune soleil pâle qui me rappelle la maison et le
jardin qui sans doute reverdit déjà et je sens un peu de bonheur.
Vader en moeder Van Severen
deelden helemaal niet Joris' mening dat het zijn plicht was naar het front te
trekken. Zij vonden dat hij de oorlog beter achter een veilig bureau kon
doorbrengen. Of hij moest zich laten afkeuren en naar Engeland uitwijken.
Daarom spoorden ze hem aan zijn relatief zwakke gezondheid in te roepen. Vader
stuurde hem alvast een doktersattest en schreef naar minister Aloïs van de
Vyvere, afkomstig uit Tielt, om voor zijn zoon tussenbeide te komen. Oom
Georges bezorgde Joris, op vraag van Wakken, een tweede medisch attest.[9]
Maar omdat Joris zijn inzet
in de oorlog als een plicht ervoer, wilde hij geen pogingen doen om op basis
van zijn gezondheid aan het front te ontsnappen. De doktersattesten zou hij
slechts in uiterste nood gebruiken.
Je me sens en très bonne
santé et (...) je considère comme un péché de mentir à ce sujet-là. Aucune
faiblesse n'est plus permise en ces jours d'universelle souffrance et toute
victoire sur soi-même nous grandit et nous apaise tellement que la victoire
vaut vraiment la lutte.
Aan het front waren de
kansen om te sterven uiteraard veel groter, maar ook daar bleven leven en dood
de beslissing van God:
Il y en a tant qui ont
fait toute la campagne et sont encore maintenant sans une égratignure et puis
voici en somme la situation, vue philosophiquement: les chances de mort sont
multipliées par 10, voilà tout. Et après tout, chacun vit inévitablement sa
vie, suit nécessairement presque sa voie: heureux quand c'est celle du devoir.
Soyez sûrs et certains que je ne mourrai pas une seconde avant le moment fixé
depuis toujours par Dieu.
Met de Amerikaanse
schrijver William James geloofde Van Severen dat het leven een tragedie was en
dat de bitterste ervaringen de zoetste momenten waren.
Sur la scène du monde c'est
l'héroïsme et l'héroïsme seul qui tient les grands rôles. C'est dans
l'héroïsme, nous le sentons bien, que se trouve caché le mystère de la vie. Un
homme ne compte pas quand il est incapable de faire aucun sacrifice. Quand même
un homme nous serait inférieur à bien d'autres égards, si nous nous cramponnons
à la vie tandis qu'il s'en défait comme on jette une fleur, nous sentons qu'il
a sur nous une incontestable supériorité. Chacun de nous dans sa foi intérieure
est intimement persuadé qu'il rachèterait aisément toutes les fautes s'il
pouvait traiter sa propre vie avec cette magnanime indifférence.
Op 7 maart kreeg Van
Severen het geschiktheidsdiploma van "officier auxiliaire". Over zijn
verblijf in Gaillon noteerde hij: "Ma personnalité cassée se refait peu à
peu." Op 23 maart 1915 kwam hij toe op het IJzerfront. Hij beleefde zijn
vuurdoop bij Vicogne.[10]
[1] Deze paragrafen steunen op de dagboeknotities van
Joris van Severen van 8 augustus tot 17 september 1914. Archief Joris van
Severen (AJVS), verzameling Rudy Pauwels, Deinze. In de citaten
moderniseerden we de spelling en de interpunctie.
[2] Joris van Severen citeert af en toe deze woorden van Prediker,
1, 2.
[3] De volgende paragrafen zijn gebaseerd op de brieven
die Joris van Severen in het najaar van 1914 aan zijn ouders schreef (AJVS).
[4] E. Galet, S.M. Le Roi Albert, commandant en chef
devant l'invasion allemande, Paris, 1931, pp. 247-258.
[5] A. de Selliers de Moranville, Contribution à
l'histoire de la guerre mondiale 1914-1918, Bruxelles-Paris, 1933, p. 607.
[6] Kaart moeder aan Joris van Severen 31.12.1914, belofte
8.12.1914 (AJVS).
[7] Brief Joris van Severen aan zijn ouders 14, 16, 21 en
28.2.1915 (AJVS).
[8] J. van Severen verwijst hier naar zijn bekend
jeugdgedicht Ideaal van juli 1911 (gedateerd afschrift in AJVS;
afgedrukt in A. de Bruyne, Joris van Severen, droom en daad, Zulte,
1961, p. 12). L'Imitation is het boek Navolging van Christus van
de ascetische auteur Thomas a Kempis, dat in die jaren nog veel gelezen werd en
de favoriete lectuur van zijn moeder was (brief moeder aan J. van Severen
9/10.1.1915, AJVS).
[9] Diverse brieven ouders aan Joris van Severen (AJVS).
[10] Notities Joris van Severen over februari en april
1915, Diplôme d'apitude 7.3.1915, Vuurkaart 1914-1918, (AJVS).