· datum: zaterdag 25 oktober 2014.
· plaats: Provinciedomein Baliekouter, Goed ‘Ter Mote’, Ommegangstraat 11, 8720 Wakken.
· ontvangst: 9.00 uur, koffie of thee bij aankomst in de cafetaria van de Baliekouter.
· aanvang colloquium: 9.30 uur in het bezoekerscentrum (vlak naast de hoeve).
· einde: voorzien omstreeks 17.30 uur.
Dagindeling:
· welkomstwoord door de heer Koen Degroote, burgemeester.
· inleiding door de heer Vik Eggermont, voorzitter van het Studiecentrum.
· referaat door drs. Tom Cobbaert: Diets en Europees besef: de Europese gedachte bij Joris van Severen en het Verdinaso.
· referaat door drs. Luc Pauwels: Joris van Severen in het brede Europese perspectief.
· Conclusies en slotwoord door de moderator Guy van Gorp.
Na elk referaat zal er gelegenheid zijn tot het stellen van vragen, waarbij de heer Guy van Gorp optreedt als moderator. Gezien het colloquium het karakter van een besloten bijeenkomst draagt, is voorafgaande aanmelding noodzakelijk).
· Gezamenlijk middagmaal (zie verder):
· Voor of na het middagmaal – in twee groepen - is er ruim gelegenheid kennis te maken met het binnen de Baliekouter door ‘Wakken Herdenkt’ heringerichte museum ‘Van Hugo Verriest tot Joris van Severen’ en/of een korte verkenning van het Baliekouterdomein.
· Om 15.00 uur: voorstelling door Pieter Jan Verstraete van de grote Fotobiografie Joris van Severen.
· Slotwoord en aanbieding van een heildronk door de heer Koen Degroote, burgemeester.
· Aansluitend uitreiking van het boek aan de voorintekenaars en signeercessie.
Voor het middagmaal (aperitief, Brueghelmaaltijd onder vorm van warm en koud buffet) is inschrijving vooraf noodzakelijk. We middagmalen in twee groepen, waarbij de ene groep vooreerst het museum ‘Wakken Herdenkt’ bezoekt en/of het natuurdomein kan verkennen.
De deelnameprijs voor de ganse dag bedraagt 8 € zonder middagmaal en 30 € inclusief middagmaal (dranken – op het aperitief na - exclusief en dus persoonlijk af te rekenen).
Zesde Colloquium Joris van Severen
Baliekouter Wakken, 25 oktober 2014
Ten geleide
Vik Eggermont, voorzitter
Beste oude en hopelijk ook nieuwe vrienden,
Waarde Heer Burgemeester,
Dames en Heren,
Het kan toch geen toeval zijn dat ons colloquium plaats vindt in hetzelfde jaar dat in gans Europa met zoveel interesse en intensiteit terug gedacht wordt aan het uitbreken, nu juist honderd jaar terug, van een wereldramp, die het aanschijn van onze aarde definitief en grondig zou veranderen. Nooit zouden wereld en samenleving nog worden zoals zij voorheen waren. Een tragedie waarover wij ons de dag van vandaag nog altijd de vraag stellen “waarom?”. Waarom deze absurde oorlog, die Europa wel zijn vooraanstaande plaats op aarde kostte?
Een gebeurtenis die ook het toen nog prille leven van Joris van Severen voor altijd diepgaand zou tekenen. Het is inderdaad niet te ontkennen dat zijn denken en handelen, zijn geestelijke ontwikkeling blijvend de littekens dragen van wat hij als jonge man in de “bloedgrachten”, en het woord is niet overdreven, van de IJzer vier jaar lang zou ondergaan. Midden het gore slijk, de ontberingen, de ratten, de stank van rottende kadavers en van zedenverwildering van zovele lotgenoten. Zonder dit alles, het staat vast, zouden wij een andere Joris van Severen gekend hebben. Ik zeg niet een betere, ik zeg: een andere.
En alsof dit nog niet volstond, zouden wij aan die waanzin, amper een goede twintig jaar later nog eens een vervolg breien, zo mogelijk nog barbaarser en gruwelijker. Het hoeft ons dan ook niet te verbazen dat Van Severen zich in de jaren en maanden die daaraan vooraf gingen, een overtuigd aanhanger toonde van de neutraliteitspolitiek van koning Leopold III. Hij tenminste wist waarover hij sprak en hij wilde zijn volk, het volk dat hij naar eigen zeggen had terug gevonden “in de bloedgrachten van de IJzer”, het volk dat hij uitzinnig lief had, hij wilde het een tweede gruwel besparen. Jammer is hij daarin niet geslaagd en heeft hij de politiek die hij met zijn beweging voerde met zijn eigen leven moeten betalen. Toen hij uit de duistere kiosk naar buiten stapte, het zonlicht van een stralende lentedag tegemoet, heeft hij met zijn bloed deze vredeswil ondertekend.
Laten wij hopen dat de verdragen die wij in 1957, nu al meer dan een halve eeuw terug, te Rome hebben ondertekend een definitief keerpunt zijn geweest in de lange, maar o zo tragische geschiedenis van het Avondland. Waarbij – mag ik het onderstrepen – het toch bijzonder opvallend is dat veel van de pioniers die dit tot stand hebben gebracht herkomstig waren uit het oude Middenrijk, ons Lotharingen: de Rijnlander Konrad Adenauer, de Elzasser Robert Schuman, de Luxemburger Joseph Bech en de Franssprekende Brabander, Paul-Henri Spaak, om slechts de voornaamsten te noemen. Personen die zich, al ware het misschien maar voor korte tijd, hebben kunnen onttrekken aan de alledaagse partijpolitiek, de politique politicienne, die de geest van de mens vertroebelt en verwart. Ook nu nog, nu sommigen nog steeds de droom van verdelen verkiezen boven het ideaal van verbinden.
Wij zijn ervan overtuigd dat het herstel, in de mate van het mogelijke, van de verbroken eenheid van Europa – een werk van lange adem, met veel vallen en opstaan en vol verleidingen – (men her-maakt geen 1200 jaar Europese geschiedenis in een handomdraai), zeker niet in het huidige klimaat waar economie en productiviteit blijkbaar de opperste waarden zijn geworden, de goedkeuring en de steun van Joris van Severen zou meedragen. En in eerste instantie het doel dat hem voor ogen stond: te weten het herstel van de rol die in dit moeizaam proces dient weggelegd te zijn voor onze Nederlanden. Want slechts in dit perspectief had de eenheid van de Nederlanden voor hem zin: bouwsteen te zijn van wat hij noemde “een stuk klassiek Europa”. Daarom was gans zijn actie bezield door de wil te beletten dat na de dwaasheid van de breuk in de 17e eeuw, na de misdaad van 1830 er nog een derde en ditmaal fatale breuk zou komen met de dood van onze Europese roeping als definitief gevolg.
Zouden Van Severens leven en dood dan tevergeefs geweest zijn? Zou de opdracht die hij de na hem komende generaties gegeven heeft onmogelijk zijn? Ik weiger dit te geloven. De rol van de Lage Landen bij de zee in Europa staat zó overduidelijk in de natuur gebeiteld, dat Van Severen niet kán verdwijnen. Op een voorwaarde evenwel, dat wij elke dag doen wat moet gedaan worden.
Het verheugt mij hier voor mij zo veel jonge gezichten te zien. Zij dragen onze toekomst. Tezelfdertijd maakt het mij telkens weer bang voor jonge mensen te spreken. Bang om aan hun verwachtingen, hun hoop en hun geloof niet te voldaan te hebben. Moge deze angst ditmaal niet op ware gronden berusten.
Dan verklaar ik hiermede dit colloquium voor geopend.
Diets besef en Europees besef
Een onderzoek
naar de Europese gedachte
bij het Verdinaso
Tom Cobbaert
[samenvatting]
Rondom de Europese verkiezingen van 25 mei 2014, die uitdraaiden op een overwinning voor de overwegend radicaal-rechtse eurosceptische partijen, verschenen in de (internationale) pers een aantal artikels waarin het euroscepticisme van deze partijen verklaard werd door hun populistische en/of nationalistische opvattingen. Het politieke veld, denk maar aan de waarschuwing van Herman van Rompuy, hanteerde een gelijkaardige argumentatie. Dat daarbij al te makkelijk generalisaties worden gemaakt, laten we voor wat het waard is. Al zou het zonder twijfel interessant zijn om het Europees discours van een partij als het Vlaams Belang grondig en inhoudelijk te analyseren.
Uit historisch oogpunt is het echter vooral jammer dat de artikels over het euro-scepticisme van radicaal-rechts niet reflecteren over een eventuele historische evolutie op dat vlak. Dat de relatie tussen de Europese gedachte en radicaal-rechts ook anders kan ingevuld worden is echter een aspect dat ook in de historiografie lange tijd genegeerd werd.
Pas vanaf de jaren 1990 gaat het onderzoek verder dan karikaturale theses en worden de radicaal-rechtse opvattingen over Europese samenwerking ernstig bestudeerd. In Walter Lipgens Documents on the history of the European Integration wordt er al enige aandacht gegeven aan de plannen die tijdens de Tweede Wereldoorlog ontstonden in nazi-Duitsland en fascistisch Italië. Ook Peter Stirk en Michael Smith focussen in hun publicatie Making the New Europe eveneens op het discours in de periode 1939-1945, maar hebben de verdienste voorbij te gaan aan de Europese idee als louter propagandamiddel.
In 1993 neemt de eminente Britse historicus Roger Griffin het onderzoek naar een nieuw niveau met zijn nog steeds relevante paper Europe for the Europeans: fascist myths of the New Order. Hij breidt het onderzoeksveld uit naar enerzijds de voor- en naoorlogse periode en anderzijds de andere rechts-radicale bewegingen in Europa, zij het summier. Zo verwijst Griffin naar de rol van de VMO en Were Di als spil in een Europees netwerk van radicaal-rechtse bewegingen. De opleving van dit onderzoeksveld inspireert verder ook geëngageerde academici zoals John Laughland tot euro-kritische publicaties als The Tainted Source.
Sinds de paper van Griffin verscheen er een resem aan studies over de diverse aspecten van Europese gedachte en radicaal-rechts, maar zowel de Vlaamse casus als het aspect van evolutie bleven daarbij onderbelicht. Het dichtst in de buurt van de Vlaamse casus komt Robert Grunert met zijn doctoraat Der Europagedanke west-europäischer faschistischer Bewegungen 1940–1945. Daarbij onderzoekt hij een Nederlandse, Belgische en Franse casus. Voor België wordt geopteerd voor Rex. Het VNV komt echter zijdelings aan bod via de casussen NSB en Rex, terwijl het Verdinaso, nochtans één van de eerste fascistische organisaties in België, amper vernoemd wordt. Deels niet verrassend gezien de tijdsvork van het onderzoek, maar wel een verlies voor een breder comparatief onderzoek.
Onderzoek van het tijdschrift Hier Dinaso! levert namelijk een aantal vaststellingen op. Op basis hiervan kunnen we het Europese discours van het Verdinaso groeperen in een viertal thema’s: oorlog en vrede, cultuur, economie en (inter)nationalisme.
Oorlog en vrede in Europa was, gezien de Spaanse Burgeroorlog, een evident wederkerend onderwerp. Voor het Verdinaso was de vorming van Dietsland noodzakelijk voor de toekomst van Europa. Een verenigd Dietsland kon, als neutrale vijfde macht, de sleutel zijn voor de Europese vrede en nieuwe conflicten tussen de Europese staten voorkomen.
Daarnaast speelde, gezien de crisis van de jaren 1930, ook de Europese economie een grote rol. Europese economische samenwerking werd al snel noodzakelijk geacht. Zonder een duidelijk en eenvormig beleid zou de Europese economie onder de druk van de Amerikaanse en Aziatische economieën snel verschrompelen. Daarenboven was een economische onafhankelijkheid wenselijk, vooral met de eventuele blokkade die met de groeiende oorlogsdreiging gepaard ging. Op het einde van de jaren 1930 kwamen medewerkers van Hier Dinaso!, geïnspireerd door buitenlandse publicaties, met het voorstel van een economische grootruimte voor de dag. De Europese economische samenwerking zou in dat geval steunen op een sterk leiderschap, solidaire overeenkomsten en multilaterale handel.
De tegenstelling tussen Europa en de natie vormde een vierde rode draad doorheen dit deel. Bij het Verdinaso waren er hierover echter tegengestelde meningen te horen. Volgens één medewerker verschilde een Europees denken fundamenteel van internationalisme en veronderstelde Europa vooral een gezond nationaal bewustzijn. Zodoende konden alleen sterke nationale staten een belangrijke rol spelen in de Europese politiek. Daartegenover stond een artikel dat internationalisme en nationalisme net niet als tegengestelden zag. Internationalisme zoals het Europees federalisme kon naties samenbrengen in een groter Europees geheel met behoud van hun eigenheid. Een Europese samenwerking kon wel pas tot stand komen na een verzoening tussen de nationale en de Europese belangen. Volgens een derde bijdrage was die samenwerking dan weer altijd gedoemd te mislukken. De grote nationale staten zouden nooit gemeenschappelijke belangen kunnen delen met kleine staten. In een groter samenwerkingsverband zouden deze laatste steeds het slachtoffer zijn. Eens het land bezet was verschoven de opvattingen nog verder. Waar het Verdinaso eerst een sterk Dietsland in een Europese gemeenschap voorstond, werd het in het najaar van 1940 pleitbezorger van een hiërarchisch Europa onder leiding van het Germaanse volk, waar het Dietse volk logischerwijs deel van uitmaakte. Met deze omslag naar een Germaanse retoriek voegde een deel van het Verdinaso zich bij het Groot-Duitse discours dat zich vanaf de zomer van 1940 manifesteerde bij het VNV.
Het onderzoek gevoerd op basis van Hier Dinaso! is echter maar een eerste luik van een mogelijk breder onderzoek. Zo biedt het aan de KULeuven ontsloten archiefmateriaal mogelijkheden voor een diepgaandere discoursstudie en netwerkanalyse. Belangrijker vormt het Verdinaso ook een unieke casus voor een studie naar de evolutie en continuïteit van het Europese discours en netwerk. Het is namelijk één van de weinige rechts-radicale bewegingen in Europa dat zich na 1945 ideologisch relatief eenvoudig aanpaste en zich duidelijk identificeerbaar, zij het in verschillende gedaanten, (her)organiseerde. Het is, zelfs zonder diepgravend onderzoek, duidelijk dat er hoe dan ook duidelijke sporen van een Europese gedachte zijn terug te vinden bij de naoorlogse Dinaso’s. De vraag stelt zich echter in welke mate dit discours zich verhoudt tot vooroorlogse opvatting en onderhevig is aan de tijdsgeest, maar dat vergt dus nog enig onderzoek.
Joris van
Severen in het brede Europese perspectief
Luc Pauwels
[samenvatting]
Hebben vergelijkingen zin?
De vergelijking van Joris van Severen met tijdgenoten uit andere landen wordt door zijn bewonderaars niet altijd enthousiast onthaald. Ik heb hierover destijds heel wat discussie gevoerd met o.m. André Belmans (1915 - 2008) en Rudy Pauwels (1932 - 2008), een neef van Joris van Severen, mensen voor wie ik overigens alle achting heb. Ze stonden echter beiden op het standpunt dat Van Severen absoluut uniek was en niet vergelijkbaar met wie dan ook. Uiteraard is iedere mens “uniek”, maar dat belet niet dat we mensen kunnen vergelijken en daardoor meer inzicht verwerven in hun motieven en hun wezen. Ik ben van oordeel dat we deze poging moeten wagen en voel me gesteund door die andere eminente Van Severen-kenner, Jef Werkers (1911 - 2004), die er voorzichtig maar duidelijk positief tegenover stond.
Je kan Joris van Severen minstens op drie vlakken met een aantal van zijn tijdgenoten vergelijken. Vooreerst is er het perspectief van zijn gewelddadige dood. Ten tweede is er het wereldbeschouwelijke vlak: wat was zijn ideologische achtergrond, waar lagen zijn inspiratiebronnen? Ten derde: wat was de basis van zijn levensstijl, welke invloeden, welke voorbeelden hebben hier gespeeld? En zijn die vergelijkbaar met de levenshouding van anderen?
Zijn gewelddadige dood
We kunnen de omstandigheden waarin Joris van Severen om het leven werd gebracht in bepaalde mate vergelijken met de moord op Corneliu Zelea Codreanu (1899 – 1938), de stichter en leider van de Roemeense IJzeren Garde.
Ook denken we aan de veroordeling door een “volkstribunaal” en de wederrechtelijke executie van José Antonio Primo de Rivera (1903 - 1936), de oprichter van de Spaanse Falange. Beide terechtstellingen leren ons veel over het politieke klimaat in Europa op het einde van de jaren ’30, maar uit de parallellen inzake hun gewelddadige dood mag men geen identieke wereldbeschouwing of politieke ideologie afleiden.
Zijn ideologische bedding
We willen Joris van Severen graag spiegelen aan drie Europese tijdgenoten, respectievelijk de Duitser Artur Mahraun (1890 - 1950), stichter en “Hochmeister” van de Jungdeutsche Orden. Verder de Franse auteur en politieke vrijbuiter Pierre Drieu la Rochelle (1893 -1945) en tenslotte een Engelse tijdgenoot, nl. Anthony M. Ludovici (1882 - 1971), tijdens het interbellum een vooraanstaand filosoof, socioloog en politiek auteur. Alle drie hebben ze, zoals Joris van Severen, de verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog ondergaan aan het front.
Alle drie behoren ze tot de conservatieve revolutie, de grote ideologische tegenbeweging die zich vanaf het einde van de 19e eeuw tegen de gevolgen van de Franse Revolutie keerde. Wat de protagonisten van de conservatieve revolutie voorstonden was geen terugkeer naar een of ander Ancien régime, maar een wereldbeschouwelijke revolutie die marxisme en liberalisme evengoed bestreed als het burgerlijk-reactionaire kamp. De Franse Revolutie werd niet ervaren als de basis van de democratie, maar integendeel als verwekker van wat Van Severen noemde “de demo-liberale wanorde”. De échte, organische democratie was in hun ogen zeker niet egalitair en wortelde in de geleidelijke evolutie naar meer volksmedezeggenschap, zoals we die in onze steden en gouwen hebben gekend sinds de Middeleeuwen.
Dictatuur en caesarisme, voor-geëxerceerd door het fascisme en het nationaalsocialisme, wekten in hun aanvangsstadium soms enige sympathie, maar uiteindelijk scheidden de wegen zich vroeg. Terecht schrijft Filip Martens in zijn studie De verloren erfenis van het Verdinaso. Een overzichtsgeschiedenis van het naoorlogse Heel-Nederlandisme en solidarisme: ”Na 1934 plooide hij (Joris van Severen) stelselmatig terug op een Heel-Nederlands revolutionair conservatisme, waarbij de katholieke fundamenten het haalden op de nationaalsocialistische en fascistische modes. Zijn laatste ontwikkelingsstadium vertoont sterke gelijkenissen met de Franse en Duitse Jong-Conservatieven”, zijnde een van de geledingen van de conservatieve revolutie.
Zijn levenshouding
Een beroemd boek van Anthony M. Ludovici heet The Quest of Human Quality, op zoek naar menselijke kwaliteit. Dit is een van de permanente themata geweest in het leven van Joris van Severen. Alhoewel hij erg vaak werd bewonderd en gehuldigd om zijn aristocratische levensstijl, zijn moedig, consequent en integer gedrag, is er zelden of nooit enig onderzoek gebeurd naar de bronnen van deze levenshouding. Ze trachten te verklaren door louter aanleg en persoonlijkheid volstaat niet. Welk intellectueel stramien onderbouwde deze levensstijl? Welke krachtlijnen, welke voorbeelden waren bij hem aan de orde? We geven hier enkele denkpistes mee, meer niet. Het onderzoek moet nog beginnen.
Eerst en vooral waren er de jezuïeten op het Sint-Barbaracollege in Gent: een opvoeding gebaseerd op het Vince teipsum, “overwin uzelf” van Ignatius de Loyola.
Op de Gentse universiteit begon hij aan zijn kandidaturen Wijsbegeerte en Letteren (1912-1913) waar hij kennis maakte met de stoa, Zenon, Seneca, Epiktetos, en vooral de keizer-filosoof Marcus Aurelius. Verder werd hij onderwezen in de deugdenethiek van Aristoteles (Ethica Nicomachea) die zich richt op het karakter als de drager van wat moreel goed of slecht is.
Vanaf 1914 was zijn harde leerschool natuurlijk het leger en “die vervloekte oorlog”. Na de frontervaring kwam de moeilijke terugkeer naar het burgerleven: de vijand nam een andere gedaante aan. Zoals Hendrik de Man in zijn “Herinneringen” schreef: “Wie dit boek gelezen heeft zal geen moeite hebben om deze tegenstanders te herkennen. Het zijn de Gepantoffelde Huichelaars van Rabelais, de Gewichtigen van Alain, de Burgers-die-laag-bij-de-grond-denken van Flaubert, de Medelijdenden-zonder schaamte en de Veel-te-talrijken van Nietzsche.”
Joris van Severen las Nietzsche in de loopgraven. We zien hem en zijn levensstijl beeldrijk weerspiegeld in dit citaat van Nietzsche uit Morgenrood (556):
“De goede vier. – Eerlijk tegenover onszelf en tegenover alles wat verder gevoelens van vriendschap bij ons oproept; dapper tegenover de vijand; grootmoedig tegenover de overwonnenen; hoffelijk – altijd: zo willen de vier kardinale deugden ons hebben.”
En tenslotte was er, misschien verrassend, Franz Kafka, waarvan deze éne uitspraak moge volstaan:
Niet iedereen kan de waarheid kennen,
maar iedereen kan waarheid zijn.
Opzet en aard van een Fotobiografie
Pieter Jan Verstraete
“Foto’s spreken ons sterk aan en hebben een enorme overtuigingskracht, directer en groter dan die van het gesproken en geschreven woord, die meer afgeleide en abstracte vormen van communicatie. Als keurig uitgesneden en in de tijd bevroren stukjes realiteit zijn ze ook heel wat bevattelijker, toegankelijker en hanteerbaarder dan de altijd complexe en veranderende werkelijkheid. Mensen willen iets met eigen ogen zien of als dat niet kan dan toch via het oog van een getuige of het objectief van een fotograaf, die ooggetuige bij uitstek. Beelden bevestigen, bekrachtigen en bestaan, ze lijken het ultieme bewijs dat iets werkelijk heeft bestaan of is gebeurd.” Tot zover dit korte citaat uit de inleiding van het boek van Gie van den Berghe, Kijken zonder zien: omgaan met historische foto’s (2011).
Tegenwoordig heeft het fotoboek een volledig veranderd statuut gekregen. Van het stiefkind van de boekhandel, vaak voor een krats eindigend in de uitverkoop, zijn bijzondere fotoboeken veranderd in antiquarisch zeer gezochte publicaties. Enigszins zou je kunnen stellen dat het fotoboek niet langer een noodzakelijk bijproduct is, maar eerder een makkelijk toegankelijke en draagbare tentoonstelling, misschien wel de beste manier om fotografie aanschouwelijk voor te stellen. Het is inderdaad zo dat een foto vaak meer zegt dan een gepubliceerde tekstpagina. Een foto spreekt immers voor zichzelf en schept een sfeer, een bepaalde expressie.
De fotobiografie die u thans in handen houdt, beste lezer, is tevens een primeur binnen de historiografie van de Vlaamse Beweging. Immers nooit eerder werd een biografie aan een figuur uit de toch al zo rijke Vlaamse portrettengalerij gepubliceerd, waarin louter en alleen de afbeelding primeert. De onderschriften en begeleidende teksten zijn eerder van secundair belang. Joris van Severen behoort dan ook, naast Cyriel Verschaeve, Hugo Verriest en August Borms, tot de meest gefotografeerde Vlaamse voormannen.
De oerversie van de voorliggende fotobiografie komt van medesamensteller Maurits Cailliau. Al in de jaren 1990 plande hij in zijn lopende boekenreeks Joris van Severen: zijn persoon, zijn gedachten, zijn invloed, zijn werk een afzonderlijk fotoboek over Joris van Severen en het Verdinaso. Samen kwamen we tot de conclusie om een grootser en prestigieuzer buiten reeks boek te publiceren. Als basis gebruikten we een selectie uit het fotomateriaal dat Maurits verzameld had. Dat beeldmateriaal vulden we aan met foto’s en documenten die we vonden in het universiteitsarchief van Leuven. Daar immers worden de archieven van wijlen Jef Werkers, Rudy Pauwels, Noël Dobbelaere, Luc Delafortrie, Carlos van Louwe, … bewaard. Hiervoor gaat onze dank uit naar de steeds gastvrije archivaris Mark Derez, die niet moe werd om albums, dozen en allerhande vondsten uit te halen. In eenzelfde ademstoot danken we ook universiteitsfotograaf Bruno Vandermeulen, die de geselecteerde stukken in een mum van tijd fotografeerde. Daarnaast werden ons een aantal afbeeldingen ter beschikking gesteld door Luc de Bast en Luc Seynaeve van de Stichting Joris van Severen. Hun medewerking stellen we dan ook zeer op prijs.
Zo kregen we de beschikking over ruim drieduizend foto’s en documenten. Uit deze collectie selecteerden we ruim zeshonderd stukken die we in het boek opnamen. We opteerden om zoveel mogelijk onbekende en niet eerder gepubliceerde afbeeldingen in ons boek op te nemen. Het was echter onvermijdelijk dat al eerder her en der gepubliceerde foto’s en documenten in deze fotobiografie opgenomen werden. Tevens zijn er foto’s van personen met wie Van Severen omging, die niet opgenomen werden. Het betreft afbeeldingen die buiten de selectie vielen of die we op het laatste moment dienden weg te laten omdat de vormgever vond dat deze of gene pagina al vol genoeg zat. Zo sneuvelde bijvoorbeeld een foto van Maria Belpaire. Opvallend zijn de vaak heel gedetailleerde foto’s. Veel van deze foto’s zijn afkomstig van Willy Kessels. Zo zijn schier alle foto’s van de landdagen in Male afkomstig uit een van zijn fototoestellen.
Aan de hand van de geselecteerde foto’s en documenten willen we een beeld geven van Van Severens leven en werk. Gekozen is voor een chronologisch opzet van het boek, al betekent dit wel dat verschillende lijnen soms parallel of door elkaar heen lopen. Om de lezer enigszins een houvast te bieden, wordt elk hoofdstuk voorafgegaan door een kort overzicht van de voornaamste ontwikkelingen en gebeurtenissen. Deze beknopte teksten zijn van de hand van Maurits Cailliau. Zo krijgt de lezer al bladerend en kijkend een goed beeld van de levensgeschiedenis van Joris van Severen en van zijn door hem in het leven geroepen organisatie. Achteraan in het boek worden de twee nog actieve groepen die blijvend aandacht vragen voor de nagedachtenis van de stichter van het Verdinaso voorgesteld: enerzijds het Studiecentrum Joris van Severen met zetel in Ieper en anderzijds de Stichting Joris van Severen met zetel in Izegem.
Buiten de hierboven al vermelde personen danken we verder en dat in willekeurige volgorde: burgemeester Koenraad Degroote van Wakken, Jan Creve, Karl Drabbe, Ann Augustyn, Gui van Gorp, Frank Judo, Gerd Vantyghem, de mensen van drukkerij Lowyck van Oostende en alle intekenaars. Tot slot dank ik vriend Maurits Cailliau voor de vlotte en nauwe samenwerking.